Zo lief en fluisterend als ze praat, zo zingt ze ook. Opener Chayah van Diermen staat gewapend met slechts haar akoestische gitaar en een volle licht hese stem de half gevulde Paradijs zaal te betoveren. Tussen de nummers door zegt ze netjes hoe ze heten en soms ook waar het over gaat. De liedjes zijn kabbelend en onder begeleiding van haar mooi uitgesproken woorden, zoals singer/songwriters dat zo typisch kunnen doen, kost het weinig moeite om mee op reis te gaan door de wereld van Chayah. Dan kun je wel zeuren over een snaar die een draai aan de stemknop kan gebruiken en dat de liedjes soms net iets te eentonig zijn, maar niemand die dat in z’n hoofd haalt. Als je zestien bent en al zo kan overtuigen, ligt er nog heel wat in het verschiet voor deze getalenteerde muzikante. Dan blijft het niet bij een tweede prijs bij de Kunstbende.
Bescheiden en zonder applaus komen de Belgen één voor één op. We zien een aantal toetsenplanken liggen, een xylofoon, gitaar + pedalboard, een drumcomputer, er staat een elektronische contrabas en het drumstel staat (zoals je wel vaker ziet tegenwoordig) rechts aan de zijkant. Amatorski heeft een instrumentarium dat op interessante wijze het analoge met het digitale vermengt. Dat resulteert in erg knappe liedjes zoals de dijk van een opener ‘Soldier’. Het geluid is een stuk minder groots gebracht dan op het album, maar de minimalere aanpak op het podium werkt eigenlijk best goed. Wel jammer dat een aantal mensen aan het solliciteren zijn naar een plens bier in de nek (hoe loopt het eigenlijk met die actie?). Overtuigen doet Amatorski het meest met de nummers van het tweede album ‘ABC’. Niet zo heel bijzonder gezien deze het debuut duidelijk overtreft. Hengelo laat zich het gehoor graag masseren met heerlijke nummers als ‘Never Told’ en ‘Peaceful’ (met dat lekkere riffje en schitterend meeslepend refrein).
Erg spraakzaam zijn de dame en heren niet. Ze laten de muziek en vooral de ruimte daartussen voor zich spreken. Iets minder bescheiden mogen ze best zijn. De afsluiter van ‘8 november’ kent een prettig ontsporend einde dat langzaam weer op de rails komt. De noise die in de studio werd gemaakt, laten ze nu achterwege. Desalniettemin wordt het dankbare publiek op prettige vertalingen van de studioversies getrakteerd. De oprechtheid van de knap gestileerde liedjes blijft fier overeind bij deze Gentenaren.
Na enig aandringen van de zaal, is er ook nog een toegift. Het (schuifel)nummer ‘Come Home’ van het vorige album wordt vooral herkend als dat ene nummer van die reclame. Deze hadden ze beter achterwege kunnen laten. Soms doet een toegift alleen maar afbreuk aan het gene wat vooraf ging. En dat was erg mooi en indrukwekkend, ook met minder middelen en een bescheidener instelling.