De kleine zaal van Metropool is redelijk gevuld, hoewel de eerste meter voor het podium toch erg leeg blijft. Het voorprogramma wordt verzorgd door Velvet Monk. Deze band is de winnaar van popprijs Oost-Overijssel 2009 en heeft een lekker rock-geluid. Ze kregen vlak van te voren een telefoontje, omdat het originele voorprogramma had afgezegd. Deze band probeert met veel grappen het publiek mee te krijgen. Deze poging tot interactie wordt door de zaal vertaald naar wat flauw gelach, maar wat beweging wil nog niet lukken. De stem van de zanger schiet op sommige momenten wat te kort, maar dit lijkt hij zelf ook te weten en maakt hier dan nog ook wat grappen over. Waar de meeste mensen voor lijken te komen zijn echter de drie jongens van DeWolff. Strak in het pak gekleed zien ze er gelikt uit, maar ook weer niet al te serieus. De geliktheid komt terug in de instrumenten: gitaar met veel gouden details, zilver glitterend drumstel en een hammond orgel, als gelijken op een rijtje naast elkaar vooraan op het podium.
De kloof tussen de band en het publiek blijkt niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk. De band speelt erg in zichzelf gekeerd en is meer bezig met zichzelf dan met de rest van de zaal. DeWolff maakt weinig oogcontact met hun publiek, de zanger verstopt zijn ogen liever achter zijn lange haren. Van mondelinge interactie is ook weinig sprake; nummers volgen elkaar op zonder veel pauzes ertussen om een praatje te maken met de zaal. Ondanks deze afstandelijkheid krijgt de band het voor elkaar om het publiek toch mee te slepen in een soort abstracte droomwereld.
DeWolff’s psychedelische bluesrock wordt zo meeslepend gespeeld dat de hele zaal vanzelf wordt meegenomen in de muziek. Iedereen staat mee te deinen op de klanken en te genieten van de lange vooral instrumentale nummers. Op een enkeling na gaat niemand echt los. Ook het publiek lijkt, net als de band, in zichzelf gekeerd te genieten van het optreden.
Energieke krachtige nummers zoals ‘Gold and Seaweed’ en wat rustigere nummers wisselen elkaar goed af. Door deze afwisseling van snel, energiek en hard met rustige bluesachtige nummers worden de lange instrumentale stukken niet saai, maar blijven ze interessant en boeiend om naar te luisteren. De zang is bij DeWolff ondergeschikt aan de, met effecten overgooide, instrumentatie. Er wordt weinig gezongen en bij de stukken waar de gitarist toch zijn erg mooie stem gebruikt, vaagt deze weg met het geluid van de instrumenten en is het een klein onderdeel van het geheel geworden. Dit heeft wel iets aparts en doet de nummers geen onrecht aan. DeWolff heeft een heel eigen geluid en uitstraling, strak maar tevens nonchalant. Zo heeft de drummer geen schoenen aan. De band krijg het voor elkaar om mooie, spannende en eigenzinnige muziek te maken voor een heel divers publiek. De kleine zaal is gevuld met mensen van alle leeftijden. Oudere mannen bij wie de muziek hen waarschijnlijk terug voert naar de jaren ’60 ’70, maar ook publiek die deze periode nooit heeft meegemaakt en gewoon geniet van een goede mix tussen blues, rock ’n roll en psychedelische effecten die simpelweg erg lekker klinkt.