James Vincent McMorrow moet het hebben van mystieke sfeer

Degelijk optreden van Ierse singer-songwriter dreigt op den duur saai te worden

Job Boas ,

Aan de entourage zal het niet liggen. Gedurende het zomerseizoen vindt in openluchttheater Caprera bij Bloemendaal menig concert plaats en vanavond is dit het decor voor het optreden van James Vincent McMorrow. Op een duin en tussen de bomen. Een plek die een toegevoegde waarde kan hebben voor de ingetogen, breekbare liedjes van de Ierse folkadept.

McMorrow bracht na het bewierookte debuut Early in the Morning vorig jaar het tweede album Post Tropical uit. In tegenstelling tot zijn eerste plaat, die een overwegend ingetogen begeleiding kent, maakt hij op de opvolger gebruik van een nieuw instrumentaal palet. Met name de elektronische invloeden zorgen voor een uitgebreid klankentapijt. In Bloemendaal keert McMorrow echter terug naar de basis: hij begeleidt zichzelf vanavond uitsluitend met gitaar of piano.

Daaraan moet hij wennen, bekent de man, hoewel hij in het verleden bewees solo op het podium prima uit de verf te komen. Na een periode waarin hij vooral met band optrad, staat McMorrow nu moederziel alleen op het podium, dat door een vijver afgescheiden is van het publiek.

Een voorzichtig begin, met Hear the Noise That Moves So Soft and Low, terwijl de lijsters in de bomen onophoudelijk meezingen. McMorrow hoeft niet veel te doen om ervoor te zorgen dat het publiek onmiddellijk aan zijn lippen hangt. Hij moet het daarbij vooral hebben van zijn kenmerkende stem. De majestueuze falsetto is immer terugkerend in het repertoire van McMorrow. Zijn stemgebruik vinden sommigen prachtig, anderen werkt het op de zenuwen.

Toegegeven, McMorrow zou meer mogen doseren met zijn kopstem die op momenten geforceerd overkomt. In This Old Dark Machine bijvoorbeeld, besluit hij voor het grootste deel dit gebruik achterwege te laten, wat een verademing blijkt.

James Vincent McMorrow zet een degelijk optreden neer, maar is net wat te gemakzuchtig. Hij verontschuldigt zich voor het feit dat hij zijn gitaar meermaals moet stemmen en praatjes over het weer tussen de bedrijven door voegen weinig toe. Halverwege de set volgt een niet vlekkeloos uitgevoerde versie van Elliot Smith’s Angeles. Een gewaagde keuze. Helaas blijkt McMorrow’s interpretatie het niet te halen bij het origineel. Het is zo’n moment waarop zijn falsetto begint te irriteren. Bovendien voegt de begeleiding op gitaar weinig toe.

McMorrow is dan ook niet iemand die het moet hebben van virtuositeit op zijn instrument. Hij leunt vooral op zijn stem en concentreert zich op de sfeer rondom zijn liedjes. Dat hoeft geen probleem te zijn als de composities sterk genoeg zijn. En hoewel de man beschikt over een aantal bovengemiddelde nummers (And If My Heart Should Somehow Stop, Cavalier, Breaking Hearts), is het niveau van het songmateriaal niet altijd hoog genoeg en ligt saaiheid een groot deel van de set op de loer.