De sympathieke drummer Jos van Tol heeft een tournee gedaan met onder meer met Jacco Gardner door de USA, maar tussendoor heeft Jos ook talloze Hoornse bands uit de brand geholpen met invalbeurten. Het is niet toevallig dat The Depression Club hem vraagt als support: Van Tol maakt een paar maanden deel uit van deze band – hij op de elektronische drums en Erik Kalma op de akoestische set. In die hoedanigheid is hij ook betrokken bij het schrijfproces van het nieuwe album. Toch loopt de samenwerking spaak (,,Wat zij doen, is veel te ingewikkeld voor mij”, grinnikt Van Tol na afloop), waarna hij zich stort op zijn eigen werk.
Soms duurt het even, maar dan heb je ook wat. Na een succesvolle crowdfund ruim twee jaar geleden is daar nu de fraai geproduceerde tweede plaat van The Depression Club, die dezelfde naam draagt als de band. Vandaag speelt het trio het hele album integraal. De verwachtingen bij het voornamelijk eigen publiek zijn hoog gespannen en de band maakt die meer dan waar.
Bijzondere support act
Oud-bandlid presenteert eigen werk
Akoestische drums en elektronica
Hogeschoolcoördinatie
Helaas is de zaal nog maar half gevuld als Van Tol aftrapt achter zijn akoestische drumkit en een enorm plateau met elektronica – een combi die een bijzondere sound oplevert. De mensen díe er zijn, weten de muziek en de prachtige visuals van kunstenaar Jawak Kwakman zichtbaar te waarderen. Een deel van de elektronica lijkt ingeprogrammeerd, maar tijdens het drummen draait Van Tol aan allerlei knopjes en start hij met klappen op pads steeds nieuwe geluiden in – dus er gebeurt ook zeker veel live. En dan ziet hij tussendoor nog kans te zingen, zijn afglijdende zonnebril recht te zetten en een teug van zijn biertje te nemen – typisch een gevalletje hogeschoolcoördinatie. Dat de visuals halverwege uitvallen, mag de pret niet drukken. Van Tol geeft met deze korte performance een geslaagd visitekaartje af dat smaakt naar meer.
Welkom in de club
Thema-album
De heren van The Depression Club kennen elkaar van de Herman Brood Academie. Ze gaan van start als viertal, met zanger Gijs Schouten. Als die zijn eigen weg gaat, concludeert de band dat ze de beste opvolger eigenlijk al in huis hebben. Gitarist Brent Emmerink neemt voortaan de zang voor zijn rekening en The Depression Club gaat verder als trio. Ruim twee jaar geleden vertrekken de mannen richting Trypoul Studio’s in Neerkant om hun nieuwe album op te nemen, waarbij Ernst van Dusseldorp tekent voor de productie. Het idee achter de plaat is dat je al luisterend een bezoek brengt aan een echte club (The Depression Club), met zijn bijzondere bezoekers, medewerkers en gebeurtenissen. Kunstenaar STHOM en fotograaf Thomas Franke krijgen de vrije hand om dit naar artwork te vertalen. Het resultaat hiervan ligt vanavond in de merch-stand te pronken.
Fascinerende ritmes
Nergens rechttoe-rechtaan
Hoewel het inmiddels aanzienlijk drukker is geworden, is de zaal nog zeker niet bommetjevol. ,,Geniet er nog maar even van. Volgend jaar staan we in de Ziggo!”, grapt Brent. Dan wordt er afgetikt en vindt het opzwepende What The Hell Did You Do zijn weg naar van het podium naar de zaal. Wie rechttoe-rechtaan rock verwacht, komt bij The Depression Club bedrogen uit: vanaf de allereerste klanken trakteert het trio je op fascinerende ritmes en verrassende wendingen. Dat kan bij andere bands soms ‘bedacht’ overkomen, maar dat gevoel heb je bij The Depression Club eigenlijk nergens. Dat is knap. Een ingeprogrammeerd zoemgeluid biedt Brent de kans om even van gitaar te wisselen voor het uptempo Help Myself (To You). Daarin leggen het fijne steady baswerk van Nino Kattenberg en de geniale drums van Erik Kalma de perfecte basis voor Bent om helemaal los te gaan in zijn solo. Genieten.
Ruimtelijke solo
Slim alternatief voor koor
Ook voor de overgang naar het derde nummer gebruikt The Depression Club wat geluiden van de albumtrack: rammelende ijsblokjes, geroezemoes en een akoestisch gitaartje. Dan tikt Kalma af en zet hij de stevige discodreun van Starstruck Shuffle in, dat hij ook zelf zingt. Met overtuiging! Voor het daarna volgende Inside My House zet Nino zijn bas weg en stapt hij achter de elektronica. Na een break in de muziek legt een kerkorgelachtig geluid de basis voor een bevlogen solo van Brent. Door de ruimtelijke sound onder de steady doorlopende beat krijgt dat geheel echt vleugels en grijpt het je bij de kladden: een slim alternatief voor het ijzingwekkend mooie koor dat Brents partner Jane Bordeaux heeft inzongen voor het album.
Spel van uitersten
Van gevoelig tot de longen uit je lijf
Na Don’t Let ‘Em Bite Ya volgt het catchy Talk waarin Brent bewijst dat zijn stem ook in de hoogte zuiver en krachtig blijft. Bij Alibi verruilt Nino de bas weer voor het paneel op de standaard, waarbij het soms lijkt alsof hij sound regelt die uit de dubbelhalsgitaar Ibanez van Brent komt. Het leidt in ieder geval weer tot een soort stadiongeluid waarmee Brent zich letterlijk vol in zijn solo gooit terwijl ook Erik laat zien wat hij in huis heeft. Het intro van het tien minuten durende Woosh is weer compleet een ander uiterste, met een mooie samenzang van Erik en Brent. Totdat de boel weer losbarst, waarbij Erik en Nino als backing vocalisten in het tussenstuk de longen uit hun lijf zingen. In de slotsong, het sombere, akoestische en ietwat katerige Woodchips, genieten de andere twee bandleden zichtbaar van de gevoelige zang en het spel van hun gitarist. Als dat wegsterft, komt een opgefokt geluid opzetten dat toeneemt in snelheid en volume, en uiteindelijk uitmondt in een crash. Wat dat mag betekenen, is aan het publiek om in te vullen. In ieder geval beloont dat de band met een daverend applaus. Zonde dat er geen releasetour volgt waarin meer mensen met dit drietal kunnen kennismaken. Maar hey, gelukkig hebben we het album…