Dit feestje wordt gebouwd met behulp van alle denkbare instrumenten. Deze lopen uiteen van een banjo en viool tot en met doedelzak en fluit. Het zijn echter vooral de dronken zeemansliederen die het goed doen in het Verenigd Koninkrijk. Met de vorig jaar uitgebrachte plaat Hedonism kreeg de groep eindelijk het sterke album die het verdiende. Met deze plaat op zak moet, zo op het eerste gezicht, de rest van Europa nu ook wel overstag gaan.
Nederland lijkt in ieder geval al wel langzaam warm te lopen voor de Engelse zeemansliederen. De Kleine zaal van de Oosterpoort is weken van tevoren al uitverkocht. Helaas gooit het weer roet in het eten en is bij aanvang de dansvloer nog angstvallig leeg. Terwijl de mannen rond Jon Boden gemakkelijk het podium op lopen zien ze niks anders voor zich dan enkele gevulde banken met mensen die erop wachten vermaakt te worden. Na een langzamere opener wordt er al snel overgestapt op een, naar eigen zeggen, dikke dancetune. Het mag niet baten. De aanwezigen blijven onderuitgezakt zitten kijken.
Aangezien Jon Boden vaak vergeleken wordt met John Cleese zou je zeggen dat deze de situatie makkelijk aan moet kunnen. Dat blijkt helaas niet het geval. Duidelijk op de automatische piloot speelt het gezelschap plichtmatig haar repertoire. De grappen van Boden zijn ingestudeerd voor een avondje Nederlands publiek en met name de enige vrouw in het gezelschap ziet er alles behalve vrolijk uit.
Daarentegen proberen de mannen van de blazerssectie er wel degelijk wat van te maken. Gemaakt vrolijk dansen ze er in de snellere nummers op los. Ze weten de dansvloer ook wat voller te krijgen door tegen het einde dan zelf maar de leegte op te zoeken en enkele tellen heen en weer te hossen.
Hierdoor is het niet de welbekende feestmachine Bellowhead die imponeert maar meer de rustigere nummers uit het repertoire. De eigen versie van Amsterdam mag in Nederland natuurlijk niet ontbreken en wordt ook fantastische gespeeld. Vanaf de eerste seconde dat de strijkerssectie enkele tonen de zaal ingooit is alle aandacht er weer bij. Ook de cover van het ruim 300 jaar oude Cold Blows The Wind krijgt een eervolle ode. Met name een trommeltje dat windgeluid voortbrengt is fascinerend.
Dat de bandleden van Bellowhead het niet voor elkaar krijgen om een uitverkochte, doch angstig lege, Kleine zaal in extase te krijgen valt ze waarschijnlijk ook niet te verwijten. De weergoden hadden simpelweg andere plannen. Wie nog niet getroffen was door de vooruitgesnelde verhalen kreeg een voortreffelijke Engelse folkshow voorgeschoteld. Aan de andere kant wist de groep niet haar reputatie waar te maken. Een band die vier jaar lang de BBC prijs voor beste folkact weet binnen te slepen moet toch ook in staat zijn om een relaxt, Gronings publiek voor zich te winnen?
Bellowhead krijgt er maar geen beweging in
Publiek lijkt verstijfd door ijzige kou
In het Verenigde Koninkrijk begint Bellowhead al bijna een legendarische status te krijgen. De elf man sterke bigband wist enkele jaren geleden de oud Engelse folk weer helemaal populair te maken. De band, die is opgebouwd rond John Spiers en Jon Boden, weet met een strijkers- en blazerssectie elke festivalweide plat te spelen. In eigen land worden ze al omschreven als de beste live band sinds The Who. Voor de tweede keer op rij volgt er een korte tour door Nederland.