Abah!

Een nieuwe column van Bert Kobus!

Eindelijk weer een nieuwe column van onze columnist Bert Kobus. Geinsprireerd door het nieuws dat de band bekend maakte nooit meer het podium te zullen bestijgen schreef hij al zijn Abba-emoties voorgoed van zich af. Lees en geniet...

Een nieuwe column van Bert Kobus!

Natuurlijk heb ik een bloedhekel aan ABBA. Als een uit de rockklei getrokken Powerchord-liefhebber, spuug ik op muzikale hobbits Björn, Benny en die twee Zweedse zangdozen, (waarvan Frida ook nog eens het product is van het Nazi Lebensborn-experiment, dat hierdoor volkomen mislukt mag worden genoemd) ABBA is muziek voor latente homo’s. Voor mannen die het uitgaansleven betreden in strakke roze broeken. Stiekeme leernichten die elke zondag hun verzameling porseleinen poppen inspecteren terwijl ze zwijmelen op dat harmonisch en hersenloze gejengel. Muzikale fastfood voor melodieverslaafden . En op deze manier zou ik zonder blikken of blozen tig verhandelingen kunnen schrijven over de totale zinloosheid van ABBA. In het venijnige `ABBArbies` zou ik de grond gelijk maken met de haardracht en de outfits van de volledige band inclusief roadies. En in ‘AB²: het langzame gif van muzikale partnerruil’ zou ik beweren dat het suikerzoete gedoe van die twee musicerende stelletjes een culturele ijstijd heeft ingeluid die zeker zes jaar heeft geduurd. Om maar niet te spreken over Bennie die bij elk optreden vanachter z’n piano broeierig de bilpartijen van Agnetha uit haar blauwe stretchpakje keek. Het had verboden moeten worden! Maar het zou bezijden de werkelijkheid zijn. Bijtend zoutzuur van een schreeuwlelijk in de ontkenningsfase. De waarheid is dat ik aan een ernstige neurologische afwijking in het auditieve centrum van mijn hersenen lijdt. Een aandoening waar een wereldwijd taboe op rust. Waarvan ik zeker weet dat ik er niet alleen eraan lijd, maar waarschijnlijk miljoenen mannen met mij, zonder het van elkaar te weten. Ik heb ze nooit bewust meegemaakt. ABBA. Ze maakten furore toen ik nog in een prefoetaal-stadium verkeerde. Toen ze in 1983 een definitieve sABBAtical namen, had ik nog genoeg aan Broodje Poep van Ome Willem. Desondanks zijn er in mijn diepere hersenlagen onbewust neurologische verbindingen gesleten die plotseling oplichten als ik Take a Chance on me, Waterloo of The winner takes it all hoor. Ik kan er niets aan doen. Het is een gril van de natuur, een reflex waarbij mijn dopaminegehalte op commando naar grote hoogten stijgt. In supermarkt, café of op tv; zodra ik ABBA hoor, neurie ik mee en beland ik een roes waarin ik mijn jeugd als in een vriendelijke psychose herbeleef. Ik zie dan dampige eethuisjes met roodgeblokte tafelkleedjes en oranje plastic stoelen. Roestbruine Ford Escorts, met kurkplakkaten bedekte muren en leren sandalen onder Corduroy-broeken. Pino die nog geel was, kapucijners met spek en zelfgebreide priktruien van oma. Het zal misschien komen omdat ik tot de generatie behoor die nog is groot gebracht met Arbeidsvitaminen. In elke sessie kwamen minstens twee ABBA-hits voorbij. Een generatie die door de beginnende CompactDisc-industrie is volgestopt met verzamel cd’s waarop altijd wel een griebeltje ABBA door heen glipte. Misschien ligt de oorzaak in de geslepen simpliciteit van ABBA. De melodieuze TeleTubbies deuntjes die binnen één keer moeiteloos worden vastgelegd door de hersenen. K3 voor volwassenen, muzikale heroïne. (Om over de strakke pakjes van Frida en Agnetha maar te zwijgen. Ook die beelden zijn onuitwisbaar als ze eenmaal in het puberbrein zijn opgeslagen) Het was daarom een hele opluchting dat ABBA 6 juli bekendmaakte, dat ze nooit, maar dan ook echt NOOIT meer in het openbaar zullen optreden. Ze willen dat het publiek hen herinnert zoals ze waren: jong, overdadig en vol ambitie. Godzijdank. Want de beide B’s zien er vandaag de dag uit als uitgezakte ambtenaren en beide A’s doen het alleen nog aardig op high-tea’s voor zestig plussers. Dat zou ik niet voor ogen willen krijgen als ik boven de groenteafdeling in de Super opeens Money, Money, Money of Dancing Queen hoor. Maar dat is natuurlijk niet het enigste. Ik hoef nu nooit in de verleiding te komen om een kaartje te kopen voor een mogelijke ABBA-reanimatie tour. Die allerlaatste kans om mijn jeugdsentiment in levende lijve te aanschouwen, is mij ontnomen. En hiermee de onvermijdelijke kans op ontdekking van mijn ware ABBA-aard. Ik ben er blij om. Ik berust in mijn lot. Vanaf nu zal ik altijd kunnen zeggen: Ik heb echt een godsgruwelijke bloedhekel aan ABBA. En ik meen het! BERT KOBUS