De Amsterdamse kunstenaar Boris Acket groeide de laatste paar jaren uit tot een graag geziene ontwerper van installaties waarin licht en geluid samenkomen. Dat was ook het team rond Fred again.. niet ontgaan. De Engelse producer vroeg hem een werk voor zijn wereldtour te ontwerpen. En dat werk, dat heeft nogal een eigen willetje.

Het moet een bizarre ervaring zijn. 12.000 mensen in een concertzaal, gericht op het podium maar toch ook bewust van het enorme ogenschijnlijk gewichtloze gevaarte boven ze. Ergens onder het golvende oppervlak staat Fred again.., zijn laptop, synths en drumcomputer als motor van een vijf uur durende dance nacht. Het kunstwerk dat boven hem hangt lijkt zijn eigen wetten te hebben. Het heet Einder, een zwevend doek van twintig bij zestig meter, bedacht door de Nederlandse kunstenaar Boris Acket. Het moet niet voelen als een decorstuk of lichtshow, maar echt als een levend organisme. ‘Het hele werk gaat eigenlijk over vallen,’ vertelt Acket. ‘Maar we konden het niet laten vallen, omdat de natuurkunde tegen ons was.’

 

Onder een oceaan

Boris Acket is geen vreemde in de muziekwereld. Hij maakt vaak installaties die maanden te zien zijn in musea, maar ook werken die een paar dagen op een festival bivakkeren. Vaak vind je ze op plekken tússen de podia. Heb je je ooit staan verbazen over die knetterende lichtpalen op DGTL? Die waren van hem. En in het staartje van de corona-tijd - toen luisteren wel mocht maar dansen nog niet - maakte hij een lichtinstallatie voor een concertreeks van Colin Benders, die helemaal óver en óm het publiek heen ging. 

Voor Fred again.. mocht hij iets maken dat boven het podium hing, maar ook boven het publiek. ‘Zij waren heel erg geïnteresseerd in het doek-aan-takelswerk dat we maken,’ vertelt hij. ‘We gebruiken stoffen van soms maar vijf gram per vierkante meter, met glasvezeldraden die licht breken als een wateroppervlak. Daardoor kun je een storm nabootsen, of het gevoel dat je onder een oceaan staat.’

Het team van Fred again.. benaderde hem anderhalf jaar geleden met een simpel bericht: we vinden je werk top, zullen we een keer bellen? Daaruit groeide een samenwerking die de grenzen van popproductie en kunstinstallatie deed vervagen. Fred’s USB-serie - tien shows in tien weken, van Glasgow tot Brussel - moest geen concertreeks worden, maar een reizende ervaring. Een ruimte in een ruimte.

‘We begonnen super ambitieus met 166 takelpunten,’ vertelt Acket. ‘Maar dat bleek niet te doen, omdat het werk in elke zaal moet kunnen hangen. Uiteindelijk kwamen we op 84 uit. En dan nog was het een hel om dat qua veiligheid in elke zaal goedgekeurd te krijgen. We hebben speciaal een takel laten bouwen in Denemarken die slechts 3,5 kilo weegt, maar wel 20 kilo moet kunnen trekken. Dat ding moest EN-gecertificeerd zijn om boven publiek te hangen. Het klinkt banaal, maar er zit zóveel engineering in een doek dat er ‘vanzelf’ uit moet zien.’

De vijand heet thermiek ​​​​​​​

Tijdens de eerste show in Glasgow ging alles goed… tot het publiek binnenkwam. ‘Ik was al bang voor de thermiek,’ zegt Acket. ‘We hadden het doek getest in een lege zaal, perfect. Maar toen er 12.000 lichamen onder stonden, zakte het niet meer. De lichaamswarmte van al die mensen, 37 graden, vormde samen een soort sauna van 45 graden. Die warme lucht bleef hangen onder het doek. We probeerden het naar beneden te trekken, maar het bleef drijven. De natuurkunde blies ons werk letterlijk op.’

Het doek dat bedoeld was om langzaam te vallen, zweefde plots als een ballon. Een groot deel kwam niet meer naar beneden. ‘We hebben het hele werk na de eerste week moeten aanpassen,’ zegt hij. ‘Het doek valt nu deels, en deels duwen we het met gewichten omlaag. We gebruiken gewichten van 750 gram, maar we gaan ze verzwaren naar een kilo. En nog steeds is het niet altijd voorspelbaar. Soms wordt het een tentvorm, soms een bol, afhankelijk van waar de warmte zich ophoopt.’

In Brussel bleek die onvoorspelbaarheid juist iets prachtigs op te leveren. ‘Normaal rust het doek op de gewichten, maar nu ontstond er door de thermiek een soort bol die leek te ademen. Het werd een nieuw soort vorm, een soort wolk van lucht. We dachten dat het een ramp was, maar het werd eigenlijk mooier.’

 

De walvis van Fred again​​​..

Acket vertelt lachend hoe Fred again.. zelf voor het eerst onder het doek stond tijdens de repetities. ‘We deden die vrije val voor het eerst - 1400 vierkante meter stof die tegelijk naar beneden komt, dat is echt veel. Overal dwarreling, overal beweging. Fred zakte bijna door zijn benen. Hij zei dat het hem deed denken aan een walvis die uit het water springt. Dat vond ik een geweldig compliment. Een walvis van stof en licht.’

Het beeld past perfect bij de muziek van Fred again..: vloeiend, melancholisch, altijd op het randje van ontlading. Acket: ‘Hij heeft zo’n spark met zijn publiek. Mensen willen letterlijk tegen hem aan staan. Daardoor ontstaat vooraan bij het podium de meeste warmte, de meeste luchtstroom. We hebben dus zelfs de gewichten aan de voorkant zwaarder moeten maken, omdat het doek daar het minst wilde zakken.’

In feite is het doek nu een soort meetinstrument: het reageert op het publiek. Waar de dans het heetst is, stijgt het het hoogst. Waar mensen even stilstaan, zakt het omlaag. ‘Wat ik mooi vind,’ zegt Acket, ‘is dat het werk normaal al over controle en overgave gaat. Je kunt honderd keer dezelfde beweging sturen, maar het materiaal doet honderd keer iets anders. Nu komt daar de menselijke factor bij. De mensen zijn letterlijk onderdeel geworden van de sculptuur.’