Niet zo heel lang geleden kon je op Le Guess Who? nog wel een sóórt indie-route pakken, van een vergeten folkzangeres door naar een outsider-artiest en, om maar iemand te noemen, Perfume Genius (stond deze week nog in Paradiso). Maar loop op deze donderdag door de gangen van het Utrechtse muziekpaleis TivoliVredenburg en de eerste indieband die je tegenkomt? Dat is pas Mclusky, de allerlaatste act van de nacht om 01.15, een noisy punktrio dat begin jaren nul drie vinnige albums uitbracht met anti-producer Steve Albini, toen de gitaar in de treurwilgen hing, maar dit jaar voor het eerst weer nieuwe muziek de wereld in zond en duidelijk de juiste attitude heeft. Vroeger was dit zo’n beetje het type band dat je op Le Guess Who? hoopte te ontdekken, nu is het de vreemde eend in de bijt tussen honderd smaakjes aan avontuurlijke, eigengereide en soms vervreemdende muziek.
Zelfs op de 3voor12-redactie is het blokkenschema van dit stadsfestival anno 2025 behoorlijk intimiderend, bomvol acts uit alle hoeken van de wereld (en dus niet alleen Europa en de VS) en namen die nauwelijks een belletje doen rinkelen. Wat niet meehelpt op deze ontdekkingstocht: juist voor de kleinere zalen staan vaak lange rijen (omdat de capaciteit toch lastig te balanceren is), en heb je echt zin om een kwartier te moeten wachten om binnen te komen, en alleen het staartje van een show nog te kunnen meepakken?
Ja, natúúrlijk heb je dat, want juist daar blijkt dat onbekend niet per se onbemind hoeft te zijn. Al vroeg op de avond trotseren we de eerste rij naar de Pandora, waar Omar Hayat optreedt. Een besnorde meester van de eeuwenoude gnawa-muziek die op zijn driesnarige bas-guembri staat te swingen, terwijl een rijtje mannen achter hem vol levensvreugde meedanst en kleppert met de qraqab, een soort grote, ijzeren castagnetten. Neem ook Los Wembler’s de Iquitos, een van de pioniers van de psychedelische cumbia. De band bestond eind jaren zestig uit de schoenmaker Sanchez en zijn vijf zonen, die traditionele Peruaanse ritmes combineerden met Amerikaanse surfrock en psychedelica. Van de vijf broers overleden er maar liefst drie tijdens de pandemie, maar frontman Jair Sánchez Casanova is springlevend en vastbesloten deze unieke muziek, diep uit het Amazonegebied, naar een volgende generatie te brengen. Hij zet zijn broekriem recht, geeft een high five aan een Boliviaanse fan op de eerste rij en ziet met een tevreden grijns hoe de zaal vol staat met vrolijke jonge twintigers. Ze dansen op de feestelijke combi van fuzzgitaar en Latijns-Amerikaanse percussie, met een hoofdrol voor het raspachtige percussie-instrument guacharaca.
Of Tumi Mogrosi, een Zuid-Afrikaanse slagwerker met ook een eigenaardige zangstem (die echt wat toevoegt). Zijn vierkoppige jazzband staat op een schuin rijtje naast hem, zodat hij iedereen in de ogen kan kijken en geen muur van ruggen voor zich heeft. Telkens zijn de themaatjes in de composities slechts een startpunt, waarna trompet en sax tegen elkaar in beginnen te tetteren en de basis wegvalt. Ook mooi: hoe de gitarist uit z’n plaat mag gaan (en met het effectpedaaltje bij z’n tenen zijn versterker laat stotteren en sputteren) terwijl Mogrosi hem ondersteunt, en toch ook voldoende tegengas geeft. Soms regelrecht onprettig om te beluisteren, wel heel indrukwekkend.