In 2018 schaalde de Japans-Amerikaanse indiepop muzikant Mitski op van indiedarling naar streamingkanon, met haar gevierde album Be The Cowboy. Nu is er een nieuwe plaat, Laurel Hell, vol opbeurende disco- en synthpop.

Misschien is het aan je voorbij gegaan, maar Mitski is indie-royalty. Ja, echt. De Japans-Amerikaanse indiepop muzikant pakt honderden miljoenen streams, meer dan bands als The National, Arcade Fire en LCD Soundsystem. Bij elkaar opgeteld! Haar show in Paradiso verkocht binnen tien minuten uit, zo snel dat je alleen maar kunt concluderen dat Mitski die zaal allang is ontstegen. En zoals het een popicoon betaamt heeft ze de bijbehorende fans, fanatiek zoals, zeg, Swifties dat zijn: hordes fans speculeren over privé-informatie zoals haar woonadres, online circuleren bizarre complottheorieën (volgens eentje zou haar vader een CIA-agent zijn).

Dus het was nogal wat, toen Mitski eind 2019 haar carrière aan de wilgen hing. Ze zeggen wel eens dat je moet stoppen op je hoogtepunt, maar dit was wel heel abrupt, een jaar nadat Be The Cowboy was uitgekomen. Er was een laatste show in New York. En een statement, waarin ze vertelde dat ze zich terugtrok uit de muziekindustrie. Daarin verwees ze naar de uitputtingsslag van vijf jaar lang toeren op haar lichaam (en de rol van haar fans daarin, daar kun je naar gissen). Ze was chronisch gestrest, had haaruitval, werd grijs. ‘Ik kan me amper nog iets herinneren van die tour, behalve dan de shows. Het ging in een waas aan me voorbij,’ vertelt ze er nu over. En na die laatste show: totale radiostilte. Geen nieuw materiaal, geen interviews, zelfs haar social media werden gedeactiveerd.

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Sinds vorige week is er Laurel Hell, haar zesde album, waarop ze een zijstap maakt naar vreugdevolle disco en synthpop, in een poging om de zwaarte van zich af te gooien. De referenties: Gorgio Moroder, maar ook Scott Walker, Arthur Russel en Ultravox. ‘Ik trok het niet meer om langzame, verdrietige liedjes te maken. Het album is een soort peptalk voor mezelf.' Neem bijvoorbeeld ‘Stay Soft’, de geweldige laatste single van het album. ‘Het begon als een rechtdoorzee rocknummer. Maar het was zo’n zwaar, melodramatisch liedje dat ik dacht: ik heb contrast nodig. Toen kwamen al die disco-invloeden erbij. Abba en Moroder, maar ook John Cale. Ik houd van een goeie climax aan het einde. Toen hebben ik en mijn producer Patrick er nog een overstuurde gitaar ingegooid, om het heel groot te maken, en er nog een klein vleugje drama aan te geven.’

In een interview vanuit haar huiskamer in Nashville vertelt ze over hoe dat album tot stand kwam: hoe ze begon met een country plaat, en toen een punkplaat, omdat ze in 2019 met haar hoofd zat bij simpeler tijden: de periode dat ze haar derde en vierde albums maakte, Bury Me At Makeout Creek en Puberty 2, een periode die ze nu liefkozend haar DIY-punk-periode noemt. Simpeler tijden, waarin ze haar muziek gewoon opnam in de woonkamers van vrienden, in de keuken van de ouders van haar producer Patrick. En ja, dat het in 2019 inderdáád de bedoeling was om met pensioen te gaan. ‘Begrijp me niet verkeerd: ik wilde nooit ophouden met muziek maken,’ vertelt ze. 'Wel met professioneel muzikant zijn. Ik droomde ervan om gewoon weer in mijn eentje muziek te maken, voor de lol, met een baan om me in mijn bestaan te voorzien. Het was ook een deprimerende periode. Ik besefte me dat het afgelopen decennium in het teken had gestaan van professionel muzikant worden. Oké, en nu, dacht ik. Ga ik weer in de bediening? Moet ik nu een kantoorbaan nemen? Het was een hele dubbele periode, omdat ik me besefte dat ik eigenlijk niets kan. Muzikant, dat is wie ik ben.’

En dus hoor je haar op Laurel Hell reflecteren op die tweeslachtige relatie met de muziekindustrie. Met name op ‘Working For The Knife’, de eerste single van de plaat. Nog steeds vindt ze het lastig om zich te verhouden tot die industrie. ‘Iedere dag moet je compromissen maken die je niet wilt maken. Vroeger speelde ik voor mezelf, maar in 2019 was ik verantwoordelijk voor een team van twintig man, wiens dagelijks brood van mij afhing. De zalen werden steeds groter, de productie steeds duurder, alles draaide om groei. Alsof het een bedrijf was. Ik zag mezelf verstrikt raken in de muziekindustrie.’ De angst? Muziek uitbrengen om het uitbrengen. ‘Het draait vaak om content, niet om de artistieke inhoud. Een heleboel artiesten trappen in die val, en ik neem het ze niet kwalijk, want dat is hoe die industrie werkt: je bent je label een album verschuldigd, er zijn allemaal financiële doelen die je moet halen. Je denkt dat een sell-out zijn van de ene op de andere dag gaat, maar de realiteit is dat het een geleidelijk process is: een deal die je wel moet doen omdat het zogenaamd goed is voor je carrière, of omdat je een relatie met een groot bedrijf of een streaming service niet in gevaar wil brengen. Op een dag draai je je om en denk je: wacht eens even, waar ben ik mee bezig? Toen wist ik dat ik even weg moest stappen.’

Terugblikkend is dat precies waar Be The Cowboy ook al over ging: ‘Ik ben al die nummers aan het repeteren voor de volgende tour. En nu weet ik zeker: ik wil nooit meer een album zoals Be The Cowboy maken. Dat hele album probeert de luisteraar weg te duwen. Ik voelde me een product. Er was geen scheiding meer tussen Mitski de artiest, en Mitski de persoon. Mijn reactie daarop was om allerlei maskers op te zetten. Ik wilde mijn kwetsbaarheden niet meer met wildvreemden delen, of nummers maken waarin ik mezelf bloot gaf. Dat was wat ik toen nodig had om mezelf te beschermen, maar het is niet waarom ik ooit muzikant ben geworden. Dat besefte ik tijdens die pauzeperiode. De muziek die míjn leven redde, durft wél kwetsbaar te zijn. Soms tegen beter weten in. Dat is de muziek die ik wil maken.’ 

‘Wat voor muziek mijn leven redde? Neem Daniel Johnston. Zijn muziek komt uit noodzaak. Hij moest door zijn depressie heen werken, en de liedjes zijn daarvan het resultaat. Niet: oh, ik heb nog een track nodig voor mijn volgende album, maar: ik kan letterlijk niets anders dan dit liedje schrijven. Hij wordt vaak weggezet als een ‘outsider’-muzikant, maar het ding met outsider-muzikanten is dat ze er niet eens over nadenken wat het betekent om on the inside te zijn. Het komt niet eens in ze op. Ze hebben een gave, en die moeten ze delen. Niet om zichzelf te verheerlijken, maar omdat ze hun gave niet willen verraden. Dat is waar het om gaat, geloof ik. Het delen van die gave.' Ze grinnikt zelfbewust. ‘Moet je mij nou horen. Een gave! Je denkt vast dat ik een messias-complex heb. Voordat ik ontdekte dat ik een natuurlijke aanleg had om liedjes te beschrijven, was ik… existentieel ongelukkig. Alsof ik geen doel had. Door muziek besefte ik: ik mag er zijn, ik ben hier omdat dít is wat ik kan geven. Volgens mij heeft iedereen zo'n gave. Je moet het wel vinden, en vervolgens je leven eraan wijden. Dat is jouw piepkleine rol in de grote som der delen.'