Twee dingen heeft Yannis Philippakis nodig: koffie en sigaretten. Veel koffie, nog meer sigaretten. Het is een winderige ochtend midden in de zomer. Voor de deur van het Volkshotel aan de Wibautstraat heeft zojuist een fikse kettingbotsing plaats gevonden, waarbij een stuk of zeven, acht auto’s half over de kop vlogen. Het is totaal aan Philippakis voorbij gegaan, want hij was bezig met de laatste keuring van de eerste video van het nieuwe album, titelnummer What Went Down. Het is Foals’ vierde album alweer, en er mag best iets van verwacht worden. Na jarenlang prima meegespeeld te hebben in de middenmoot, groeide Foals dankzij radiohit My Number drie jaar terug uit tot een echt serieuze band. Down The Rabbit Hole gaf ze vorig jaar zelfs een headline-spot. “Dat gebeurt steeds vaker”, stelt Philippakis tevreden vast. Toch laat Foals de band zich niet gek maken door de gouden bergen die ineens voor het oprapen liggen.
What Went Down begint met een keihard nummer. Het was ook het eerste nummer dat jullie naar buiten brachten van dit album. Ben je hier het meest trots op?
“Niet per se. We hebben het eigenlijk altijd zo gedaan. De vorige keer eerst Inhaler, toen pas My Number. What Went Down is voor mij het meest intense nummer van het album. Het doet me denken aan een katachtig roofdier dat de aanval inzet op een gazelle. Dat moment dat totale concentratie omgezet wordt in een brute, agressieve sprong, dat is dat nummer. Ik voelde me ook echt een dier toen ik dat nummer inzong, alsof ik het ongeciviliseerde deel van mijn brein aansprak.”
Ben je wat dat betreft dieper gegaan dan voorheen?
“Misschien wel. Met name Albatross, A Knife In The Ocean en What Went Down beschouw ik als mijn beste nummers ooit. Of misschien niet de beste, maar wel in hoe ver ik mezelf gepusht heb. Ik heb van mezelf gevroten als een kannibaal. Niet dat ik mezelf pijn doe hoor, maar ik gebruik mezelf als brandstof. De pijn, het schuldgevoel, de paniek, het is op een goede manier vastgelegd.”
Schuld, dat woord gebruik je vaak. Al in de eerste regels van het album komt het woord ‘guilt’ letterlijk weer voor. Hoe komt het dat je daar steeds weer bij uitkomt?
“Ik weet het niet zo goed, maar het is duidelijk iets dat in me leeft. Ik voel me ook regelmatig schuldig dat ik geen betere vriend, zoon of broer ben, maar door het traject dat ik gekozen heb - als muzikant - lukt dat me vaak niet. Andere dingen lijden daar onvermijdelijk onder. Negatieve gevoelens probeer ik om te zetten in iets positiefs, een liedje. Het is een gevaarlijke balans om dat steeds op te zoeken. Ik ben opgegroeid met het romantiseren van zelf-destructieve mensen. Altijd was ik onder de indruk van heel mannelijke figuren die zichzelf snel opbrandden. Een band als Nirvana, maar ook schrijvers als Ernest Hemingway, David Foster Wallace, mensen die verdoemd leken. Ik weet nog steeds niet of ik dat zelf ook ben, of dat ik zo lang een masker draag dat het mijn gezicht geworden is. Conflicten zijn ook in mijn creatieve proces belangrijk. Je kunt niet elke dag op een paar dure slippers op en neer naar de gym sloffen en verwachten dat daar iets goeds uit komt.”