Van hun label hoefden ze echt niet meteen een tweede plaat te maken, er zat nog rek in die mooie eerste. Maar ja, als je besluit alles voor de muziek te geven wil je nu eenmaal door. In gesprek met vier zelfverklaard introverte vrienden die klaar waren met de uitslovers waarmee ze eerder in bands speelden. ‘Maar ja, dan moet je wel iets verzinnen.’

Ja hoor, daar heb je weer zo'n hippe postpunkband. Postpunk, whatever that may be, een vergaarbak voor alles dat luid, arrogant en pretentieus is. Met hun fake Engels accent en hun hoekige gitaren. En weet je wat nog het ergste is? Dat ze er nog aandacht mee krijgen ook. Nee nee, we hebben het niet over Elephant. Integendeel. Elephant maakt elegante, satijnen gitaarliedjes die niet gaan over frustraties en angst maar over een verse cappuccino in het ochtendlicht en trippen onder de maan. Liedjes waarin het gras juist groener is aan deze kant van de straat. Behalve dan in het eerste liedje van hun nieuwe plaat, ‘Post-Punk’. Zijn ze niet gewoon een beetje jaloers dat zij die aandacht niet krijgen? Misschien.

Tien seconden herrie
‘We willen niet verkeerd over komen, maar het is gewoon makkelijker om lekker hoekig te spelen op een festival’, zegt drummer Kaj van Driel, de Benjamin van de band en de soepelste kwebbelaar. ‘Dan krijg je al snel een tentje mee, in elk geval makkelijker dan wanneer je daar een beetje in harmonie zacht staat te spelen. Dus ja, dan voel je wel jaloezie.’ ‘Wij hebben het hier heel vaak met elkaar over’, zegt zanger/gitarist Frank Schalkwijk. ‘We willen uit alle macht onze muziek mooi laten klinken, en we willen dat het positief is.’ ‘Maar ja, dan moet je wel iets verzinnen’, zegt leadgitarist Michael Broekhuizen, de man met de meest Rotterdamse tongval en het lange haar. ‘Dat hebben we gedurende het festivalseizoen echt moeten leren. In plaats van te beginnen met een heel rustig liedje beginnen we nu met tien seconden herrie - zo van: hier zijn we - om vervolgens hetzelfde rustige liedje te spelen. Het werkt wel.’

Het wapen van Heerjansdam

Meestal is het niet zo’n goed idee om een band in zijn geheel te interviewen, maar bij Elephant is het zo’n beetje de kern van de zaak. Ze zijn een band zonder ego en zonder groots verhaal. Vier zelfverklaard introverte mannen die klaar waren met de uitslovers waarmee ze eerder in bands speelden. Ze leerden elkaar zelfs kennen in een band onder leiding van van zo’n dominante figuur. Het was een Fleetwood Mac Tribute Band en ze willen het er verder niet over hebben. De naam van de muzikant in kwestie noemen zou al teveel aandacht zijn. Dat verhaal komt wel een keer, bij de derde plaat. Maar het was dus een Fleetwood Mac Tribute Band, voor wie zin heeft te Googlen. Ze besloten in elk geval dat het ook anders kon. Dat ze met zijn vieren een band zouden beginnen, Frank, Kaj, Michael en bassist Bas Vosselman. Ze zouden er voor gaan, dit keer echt. Een maand later brak covid uit.

Zoals bezongen in de doorbraaksingle ‘Calling’ is dat niet bepaald handig, maar Elephant zette door, en dus zitten ze hier op het erf van een tuinbouwbedrijf in Chinese groenten over hun tweede album Shooting For The Moon te praten. Want ja, Elephant heet vaak een Rotterdamse band te zijn, maar eigenlijk moet je naar Ridderkerk om bij ze op bezoek te gaan. Of nog specifieker: ergens tussen Heerjansdam en Rijsoord. Michael en Bas komen er zelf vandaan, en in de oefenruimte hangt de groen-geel-zwarte vlag van Heerjansdam aan de muur. Als je goed kijkt spot je even verderop de hazewindhonden in het wapen van de stad. Wat die te betekenen hebben weet eigenlijk niemand, maar volgens Michael is het een vlot jong dorp tussen de zwarte-kousen-gemeenten. De oefenruimte zit in feite in de bar naast de kas, zo’n stukje privé-horeca waar harde werkers na de job een pilsje pakken op vrijdagmiddag. Ze kunnen er ook op de flipperkast hengsten of wat stuivers in zo’n heerlijke kermis-munten-schuif-machine gooien. ‘Het bedrijf is van de stiefvader en moeder van Michael’, zegt Kaj. ‘Die zeiden: jullie kunnen hier wel tijdelijk in een hokje terecht.’ Michael grinnikt: ‘Bas en ik zijn inmiddels zelfs op het erf ingetrokken. Maar ze vinden het leuk hoor, we krijgen vaak een kistje paksoi mee als we repeteren.’

(interview gaat door onder video)

Goed met Excel

Vooral voor zanger Frank Schalkwijk was de stap naar fulltime muzikantschap best groot. Hij was net vader geworden en had een serieuze baan. ‘Hij is een genie’, wijst Michael. ‘Hij is superslim.’ De zanger glimlacht een tikkeltje beschaamd. Hij hoefde voor Elephant geen klotebaantje op te zeggen, hij moest de stekker trekken uit zijn co-schappen. ‘Ik heb geneeskunde gestudeerd, deed onderzoek naar huisartsgeneeskunde. Maar ik voelde me daar helemaal niet thuis. Juist omdat ik het wilde combineren met muziek trokken mijn beide vakgebieden links en rechts aan me voorbij. Het is een bijzonder vak hoor, huisarts, je zit daar elke dag in zo’n kamertje, en elke tien minuten moet je een nieuwe patiënt ontvangen, die je met compassie moet begroeten. Na een halfjaar voelde ik al een soort afstomping opkomen. Je kunt niet meer elke keer zeggen: oh meneer, wat erg voor u. Het is een onderschatte factor van het werk dat mensen dat wel graag willen horen. Sommige mensen zijn daar heel goed in, ik niet.’

De andere drie bandleden van Elephant werkten zich door heel wat min of min kansloze baantjes heen. Michael reed als Coolblue fietskoerier van Hendrik Ido Ambacht tot Berkel en Rodenrijs, en hij werkte een tijdje bij muziekgroothandel Bertus, in Cappelle. Ook Bas liep daar een tijdje rond. Hij blufte zich omhoog tot data-analist. ‘Ik zat op kantoor playlist-marketing te doen, toen Tom Willinck vroeg: ik ben op zoek naar iemand die heel goed is met Excel. Ben jij dat? Ik antwoordde: man, Excel, ik sta ermee op en ik ga ermee naar bed. Daar ben ik twee maanden mee weggekomen, en toen moest ik op kantoor verschijnen. Hij had een Excel-toets gemaakt met tien vragen. De eerste vraag was: hoe vul je een formule in? Ik zei: ja nou ja, d’r zit dus hier ergens een knop. Stop maar. Er zijn veel dingen die ik leuk vind, en belazerd worden is er daar niet één van. Ben je nou troubadour of kapitalist? Hans de Booy had ook ooit een hit, waar is die nu?’ ‘Haha’, zegt Michael, ‘Dat heeft ie precies ook zo tegen mij gezegd: ben je troubadour of kapitalist?’

Renteloze lening

Troubadour dus, onderaan de streep. En dat zag Tom Willinck ook. Hij probeerde Elephant nog binnen te loodsen bij ‘zijn’ V2, maar daar geloofden de muziekmensen niet echt in de succeskansen van de band. Ze zeiden: Leo Blokhuis gaat het nooit draaien. Ze zaten er naast, maar to his credit: Willinck zelf geloofde er wel in. Hij leende de band uit eigen zak een paar duizend euro om hun debuutplaat op te nemen en bracht ze in contact met Excelsior Recordings, dat de band uiteindelijk onder zijn hoede nam. Frank Schalkwijk: ‘En credits naar Jaap de Waart van Radar Agency. We hadden een boeker nodig, maar er viel helemaal niets te boeken, we zaten in lockdown. Maar zo werkt het spel: als je bij een label getekend wil worden moet je een boeker hebben. Je moet een verhaal hebben. We werken nog steeds met Jaap, en zullen dat altijd blijven doen.’

Van Excelsior hoefde Elephant nog niet per se een nieuw album te maken. Om maar eens een labelterm op tafel te gooien: er zat nog rek in de eerste. Het eerste album is pas een jaar oud, en de bekroning moet nog komen: 27 september speelt Elephant in de grote zaal van Paradiso. Maar de band wilde door en dus is die show nu de releaseparty van Shooting For The Moon, een album vol zorgvuldige indiefolksongs uit de Wilco-school. Meskerem Mees leent haar stem aan het fraaie ’The Morning’, op ‘Bullets’ verklaart de band de gaten in het dak van de kas én de titel van het album met de brandende ambitie van de band: ‘I’m shooting for the moon’. ‘We denken al aan album nummer drie’, zegt Frank. Bas: ‘Vorige week bij de soundcheck speelde Michael een riffje, dan denk ik: daar wil ik wat mee!’ Michael: ‘We zijn laatbloeiers die erachter gekomen zijn dat het wel degelijk kan, een democratische band waarin iedereen ruimte krijgt.’