2017 is een super jaar voor Call Super. De welbespraakte Engelse dj mocht begin dit jaar de 92e editie van de Fabric mixserie maken, komend weekend sluit hij het Selectors podium op Dekmantel Festival af. Een fijnproever aan het woord in een nieuwe editie van De Kunst Van De DJ.

Het kantoortje van Joe Seaton - Engelsman in Berlijn - ziet eruit als dat van een professor. Overal om hem heen liggen boeken en papieren, terwijl de dj zelf relaxt onderuit gezakt in zijn bureaustoel zit. Hij zou er niet misstaan, in het kantoor van een hoogleraar, want Call Super maakt een zeer intelligente indruk. Bedachtzaam ook, en dat past bij de dj die we de laatste jaren steeds beter hebben leren kennen. Hij werd stilaan ‘vriend van de familie’ op Dekmantel, draaide in De School en deed twee keer mee aan het Studio Stekker project in Kytopia, dankzij een muzikale stijl die door Pitchfork ‘expressionistisch’ gedoopt werd. Nu krijgt hij dus een mooie kans op Dekmantel Festival, waar hij op zondagavond het Selectors podium afsluit samen met zijn Engelse vriend Objekt, een excentrieke dj die bekend staat om zijn pittige sound en scherpe wendingen. Maar laten we eerst eens beginnen bij die Fabric mix, toch nog altijd een mijlpaal voor elke dj. Het is een mix die model staat voor Call Super’s basishouding: ‘Ik kijk om me heen wat de anderen doen, en probeer de andere kant op te gaan.’

Je wordt ongetwijfeld veel gevraagd voor podcasts en mix-compilaties, en dat soort mixen zijn tegenwoordig super belangrijk voor dj’s. Hoe bepaal je wat je doet?
‘Vaak is er een persoonlijke connectie met een label of festival. Het is in elk geval niet zo dat ik er per se eens per halfjaar een moet doen om mezelf te profileren. Ik wil dat de mixen die ik uitbreng karakter hebben, het moet meer zijn dan achtergrondmuziek.’

De Fabric serie komt uit een totaal ander tijdperk. Is de voorbereiding voor zo’n mix anders dan voor bijvoorbeeld een uurtje Boiler Room?
‘Totaal anders. Voor zo’n release moet je overal licenties voor regelen, terwijl een Boiler Room vergelijkbaar is met een ‘normale’ dj-set. Je weet van tevoren dat je veel tracks nooit zult krijgen. Alles wat bij majors of hun sublabels zit bijvoorbeeld. Die beperking is irritant, maar ook een uitdaging. En het is natuurlijk een eer om aan die reeks bij te dragen.’

Over je Fabric mix zeg je: ik heb me gefocust op de ‘after hours’, een aspect dat in de serie ondervertegenwoordigd is. Wat bedoel je daarmee?
‘Ik keek naar de serie en zag dat alle mixen min of meer dezelfde structuur hebben: ze bouwen toe naar een piekmoment, en van daaruit naar het einde. Ik wilde een meer dromerige mix maken die past bij de uren na de piek. In de club zijn dat momenten waarop mensen al een soort van bevredigd zijn in het hoogtepunt van de nacht, en ze open staan voor hele andere dingen. Je kunt veel meer ruimte laten in de producties, er hoeft niet altijd een harde beat te zijn, het tempo ligt vaak lager. Die vrijheid is heerlijk als dj.’

Hoe bepaal jij als dj waar je publiek klaar voor is? Zoek je iemand in het publiek die representatief is?
‘Er zijn een paar manieren om dat te peilen. Je zoekt mensen die opvallen, en dat mix je met een algemene indruk van de zaal. Je hoeft niet per se handen in de lucht te hebben om de zaal in je greep te hebben. Als alle hoofden juist omlaag gericht zijn, is dat ook een teken van connectie met de muziek. Al geven de mensen pal voor je neus je weinig informatie. Daar is het druk, die mensen gaan ervoor. Het gaat om de mensen aan de rand van de dansvloer, daar worden beslissingen gemaakt. Gaan we naar de bar? Naar de andere zaal? Naar voren? Hoe groter de zaal is, hoe lastiger dat in te schatten is. Als het donker is kun je vaak niet verder dan een paar meter de zaal in kijken. Soms zet ik in zo’n geval een iets langere plaat op om even wat verder te kunnen kijken.'

Heb je veel dat soort optredens, waar je bijvoorbeeld hoog of ver van het publiek staat?
‘Niet veel. Soms doe je zo’n show voor het geld, soms omdat het goed is voor je profiel, maar ik ambieer geen carrière met veel van dat soort gigs.’

Wat bereid je voor? 
‘Meestal weet ik een handvol tracks van tevoren. Dat kunnen piektracks zijn, maar het kan ook een afsluiter zijn of functionele tracks. Maar je kunt niet te veel voorbereiden, want als de dj voor je toch anders draait dan je dacht kan alles direct de prullenbak in. Als die een wilde, kleurrijke discoset draait, ga ik liever een totaal andere kant op. Ik hou ook rekening met wat op de andere podia gebeurt. Sta ik tegenover Levon Vincent, dan ben ik geneigd vrolijke disco te draaien. Ik wil de mensen opties geven.’

Vorig jaar op Amsterdam Dance Event zag ik bij de grote Laurent Garnier een belangrijk verschil tussen hoe hij erbij stond aan het begin van zijn set en later. Eerst werkte hij in volle concentratie, hij had contact met niemand, ging helemaal op in zijn muziek. Toen hij de zaal eenmaal in zijn macht had, werd hij losser en kon er gelachen worden. Herken jij dat?
‘Klopt, meestal heb ik dat het eerste uur. Ik wil zo min mogelijk afleiding omdat ik een doel te bereiken heb. Ik moet ruimte creëren om te rechtvaardigen wat ik in het tweede uur van plan ben. Aan het begin kan alles nog fout gaan, het kan een afschuwelijke set worden. Op een gegeven moment weet je dat het goed zit. Soms is die focus enorm moeilijk te bereiken. Ik moest een keer draaien net nadat ik hoorde dat een goede vriend van me overleden was bij een brand in een club in Oakland. Op zo’n moment is het haast onmogelijk.’

Je vertelde eens in een interview dat je wel eens speelt met de inhoud van tracks. Bijvoorbeeld: een uitgesproken transgender plaat draaien voor een overweldigend hetero publiek. Er zijn ook platen met politieke boodschappen, zoals die plaat van Matias Aguayo eerder dit jaar waarin een speech uit de grote Women’s March gesampled werd. Let je daar vaak op?
’In zoverre: als je een track draait met een bepaalde boodschap, moet je je daar wel van bewust zijn. Het is niet zo dat ik specifiek op zoek ga naar dat soort tracks, maar toch draai ik redelijk vaak tracks met betekenis, en ik kan echt enthousiast raken als ik op een track stuit die uitdrukt waar ik zelf voor sta. Soms is een boodschap heel expliciet en specifiek, soms is het subtieler, in elk geval bijna altijd positief. Je merkt wel dat dj’s meer dan een paar jaar geleden de behoefte voelen zich te uiten, omdat je voelt dat bepaalde progressieve waarden onder druk staan. Niet alleen in de grote buitenwereld, maar ook in de clubwereld zelf. Er zijn mensen actief in de dance die niets geven om de tolerantie en acceptatie die aan de basis van disco en house lagen.’

Het gaat om de mensen aan de rand van de dansvloer, daar worden beslissingen gemaakt

Is het belangrijk om op plekken te draaien die dezelfde waarden uitdragen als waar je zelf voor staat?
‘Zeker, al is het soms moeilijk om te bepalen als er er nog nooit geweest bent. Soms zit je er naast, en dat is dan awkward. Dan zie je agressief gedrag of heb je een gesprek met de promotor dat je irriteert. Maar weet je: op zo’n moment is het gewoon een baan voor me. Iedereen mag zijn eigen opvattingen over de wereld hebben.’

Je combineert zelf allerlei stijlen met elkaar. Heb je dat altijd gedaan?
‘Mijn liefde voor house en elektronische muziek begon met het feit dat het de meest expansieve muziek was die ik ooit had gehoord. Ik hoorde elementen uit allerlei soorten muziek terug, van disco naar de Cubaanse diaspora in Amerika tot de West-kust van Afrika. Er zit soul in, blues, jazz, alles komt samen. Maar house deed ook wat rock in de jaren zeventig deed: versmallen. Gelukkig is dat een golfbeweging. Eind jaren negentig werd techno puristischer, totdat er ineens een explosie was van electroclash, punkfunk en nog veel meer stijlen. De opkomst van de minimal en daarna de Berghain sound maakte de techno ook weer strenger voor zichzelf, maar de laatste  jaren hoor je dj’s juist weer alle kanten op gaan. Ik hou zelf van het gevoel dat alles kan gebeuren, dat maakt het opwindend.’

Je staat op Dekmantel op het Selectors Stage. Selectors is een soort ereterm voor dj’s die extra diep zoeken naar bijzondere oude muziek, obscure b-kantjes, etcetera. Michael Mayer was laatst kritisch over die term. Hij zei: het is niet voor niets dat veel van die tracks vroeger geen ‘hits’ waren. Snap je hem?
‘Best wel ja. Om het concept ‘dj’ een diepere laag te geven, wordt er een nieuwe naam aan gegeven, maar het heeft iets pretentieus. Het goede is natuurlijk dat mensen tegenwoordig graag naar veel verschillende soorten muziek luisteren. Daar ben ik zelf heel blij mee, want ik draai heel breed. Het probleem dat ik heb met de ‘selectors’ hype, is meer dat een fetisj gevoel ontstaat rond materialistische aspecten van het vak. Dj’s die alleen met Rotary mixers willen draaien bijvoorbeeld. Selectors is als ‘craft beer’, het is materialistische mode. We zijn allemaal consumenten op zoek naar een ‘premium’ ervaring, naar het gevoel dat we bijzonder en authentiek zijn. Vroeg of laat wordt het toch een materialistisch uniform.’

Wat is het verschil tussen een Rotary mixer en het type mixer dat jij gebruikt?
‘Onze mixers hebben altijd een crossfader, en de kanalen hebben hun eigen faders. De Amerikaanse Rotary mixers hebben draaiknoppen voor het volume van elk kanaal, die je dwingen te draaien zoals grootheden als Larry Levan en David Mancuso dat deden. Zij presenteerden het muziekstuk feitelijk zoals het is, min of meer in zijn geheel. Wij keken vroeger vooral naar dj’s als Dave Clarke, Jeff Mills en Claude Young, die een heel arsenaal technieken hadden, waarmee ze lagen aanleggen en arrangementen veranderen. In de Britse techno en drum ’n bass hoorde het echt bij het vak van de dj om skills te hebben. Ik gebruik ook vaak verschillende technieken in mijn sets. Sommige zo subtiel dat niemand ze hoort, maar andere juist ’in your face’. Een plaat stil zetten of rewinden bijvoorbeeld, of twee verschillende beats over elkaar heen leggen. Ik vind draaien met een Rotary mixer ook leuk, het geeft je de mogelijkheid meer ‘smooth’ te mixen. Voor mij is het belangrijk me niet vast te pinnen, niet op techniek, niet op muziekstijlen.’