Fluitende vogels, uiteraard wat elektronisch gefreak en uiteindelijk een explosie van harp, ratelende drumcomputers en synthesizers waarbij Björk het tortelend uitschreeuwt wat een kus in haar losmaakt. De IJslandse zangeres is op haar nieuwe album weer verliefd. Op van alles. En dat levert een prachtige plaat op.

Tien albums heeft Björk gemaakt. Hoeveel kanten ze ook op die albums laat zien, ze blijft onmiskenbaar Björk In de jaren negentig werkte ze met de beste triphop- en rave-producers, een paar jaar geleden liet ze compleet nieuwe instrumenten uitvinden, op haar vorige album liet ze strijkers loodzwaar klinken. Telkens weer iets anders, en toch kan het niet zo zijn dat je ooit een nummer van haar hoort en niet binnen tien seconden doorhebt dat zij het is. Dat komt allereerst natuurlijk door haar stem. Na twintig jaar klinkt ze nog steeds even buitenaards als op haar doorbraakplaat. Onnavolgbare melodieën die net zo virtuoos als naïef zijn, het haast kinderlijke IJslandse accent, en met een dynamiek die nog steeds totaal willekeurig lijkt.

Maar dat elk album zo herkenbaar is en toch voelt als iets bijzonders, komt misschien nog wel meer door hoe diep ze durft te gaan voor een nieuw album. Telkens weer zoekt Björk de grenzen op. Natuurlijk technisch (zie de videoclips met zoenende robotsde  futuristische instrumenten, de educatieve apps voor kinderen, de kostuums waar honderden uren handarbeid in zit), maar ook persoonlijk. Bij haar vorige album ging dat zo ver, dat ze na een paar shows besloot niet meer op te treden. De nummers waren té persoonlijk en vooral te pijnlijk om telkens weer te zingen. Het was ook nogal een album, dat Vulnicura. Break-up platen kennen we al zolang popmuziek bestaat, maar meestal gaat het dan om een verwerkingsplaat. Van verwerking was hier geen sprake, Björk benoemde vooral alles wat zo pijnlijk was en was totaal gesloopt. Visueel kwam dat terug op de hoes en de video’s met een gigantisch gat in haar borst. 

Alsof de vogels en de extatische explosie aan geluid in de opening van Utopia al niet genoeg zegt, benoemt Björk in de eerste track die uitkwam van het nieuwe album expliciet nog de overgang. In de openingsregels van ‘The Gate’ zingt ze hoe de wond in haar borst geheeld is, en hoe haar hart nu weer de poort is tot de liefde. Suikerzoet, maar iedereen die het vorige album heeft uitgezeten, zal dolblij zijn haar weer zo te horen.

Als je producer Arca alleen van zijn heftige albums kent, zal het je verrassen hoe lichtvoetig de producties op Utopia zijn. In zijn shows wil hij echter nog wel eens hysterisch opgewekte muziek draaien. Maar nooit klonk het als op Utopia. Björks aardse fluitarrangementen weven zich rond nonchalant glimmende synthesizers van Arca en overal duiken harpen op. De video van ‘The Gate’ is de perfecte verbeelding ervan. Een utopische planeet, lichtjaren van hier, waar Björk in een jurk die over tweehonderd jaar nog steeds futuristisch is, liggend in het gras dwarsfluit speelt. Zo voelt verliefd zijn blijkbaar voor de zangeres.

Ondertussen gaat het over alles wat er bij prille liefde komt kijken. Zijn die ellenlange gesprekken op whatsapp nou echt de moeite waard? Hoor ik deze vogel nu voor het eerst? Is dat nou je lief die daar loopt? En natuurlijk rekent ze af met haar ex. En met mannen in het algemeen. 'Let's clean up: “Break the chain of the fuckups of the fathers. It is time: For us women to rise and not just take it lying down”', zingt ze in ‘Tabula Rasa’, nadat een nummer eerder, ‘Sue Me’, de strijd om de voogdij besproken is en in ‘Loss’, uhm ja, het verlies.

Utopia is dus geen moment minder persoonlijk dan Björks vorige album en pijnlijke onderwerpen worden nog net zo schaamteloos eerlijk besproken. Maar uiteindelijk is het een wonderlijk lichte plaat die laat zien dat hoe kapot je ook bent en hoe ongelooflijk groot je liefdesverdriet of zelfs haat is, er altijd weer een moment is dat het allemaal goed komt.

Björk albums

1977: Björk 
1993: Debut 
1995: Post 
1997: Homogenic 
2001: Vespertine 
2004: Medúlla 
2007: Volta 
2011: Biophilia 
2015: Vulnicura 
2017: Utopia