Na het tweede nummer, ‘If My Mind Could Beat My Heart’, vertelt Knol verder. “Het is heel gek om in juli in een poppodium te spelen.” Normaal zou Knol deze zomer een aantal festivals aandoen. Toch is hij heel dankbaar dat hij weer op de planken mag staan. “Het maakt me geen drol uit of ik nu voor tien man of voor vierhonderd man sta. Ik hou gewoon van muziek maken!” zegt hij vol enthousiasme.
Het tempo gaat omhoog met ‘In Your Arms to Stay’, een nummer dat hij normaal speelt met de Blue Grass Boogiemen. Zijn vingers glijden snel en soepel over de gitaar. De voeten van het publiek beginnen op en neer te bewegen en de hoofden knikken op de maat mee. Dan staan er een aantal nieuwe nummers op de setlist. “Mijn nieuwe liedjes zijn vrij lang. En treurig. Dus succes.” grapt Knol.
Hij vertelt over zijn grote voorbeelden. Zijn top vier bestaat uit Bob Dylan, Neil Young, Graham Townsend en John Prine. Van die laatste brengt hij‘In Spite of Ourselves’ ten gehore, dat Prine samen met Iris DeMent opnam. “Ik wil dit duet gaan doen. Alleen. Ik hoop dat duidelijk is wanneer het mannetje en wanneer het vrouwtje zingt.” Het publiek gniffelt. Hoe goed hij ook zijn best doet, helaas is zijn stem nét niet toereikend genoeg wanneer hij in de rol van Iris DeMent kruipt. De zaal lacht, klapt en moedigt Knol aan. Knol kan zijn lachen niet meer inhouden. “Het lukt me niet meer!” Hij kucht, herpakt zich en gaat vrolijk verder.