Incubate 2012: recensies woensdag

Onder andere King Midas Sound, Master en Digger & The Pussycats

Redactie 3voor12/Tilburg ,

Op Incubate-woensdag domineerde de allesverdovende dub van King Midas Sound 013 en werd er geheadbangd in Little Devil bij Master en Fleshless, terwijl in de Cul de avond crowdsurfend werd afgesloten met Digger & the Pussycats. Kortom: genoeg om over te lezen.

Will Guthrie

Het begint bijna een traditie te worden: Na het solo-optreden van ´artist in residence´ Chris Corsano en niet te vergeten Han Bennink vorig jaar, mag deze keer Will Guthrie laten zien dat een drummer ook best in zijn uppie een optreden kan verzorgen. Dat hij daarbij niet bang is teveel lawaai te maken, blijkt wel wanneer ons, ongeveer een kwartier na aanvang van het concert, bij het hijgend afsluiten van onze fiets, reeds op straat een hels kabaal tegemoet komt waar wel een heel arsenaal aan verwoed trommelende agressieve gorilla´s voor nodig lijkt. Bij binnenkomst blijkt het echter slechts om één zeer beschaafd geklede, eerder tengere Australier te gaan, die achter zijn uitgebreide drumkit als een dolleman tekeer aan het gaan is.
Anders dan iemand als Bennink, zet Guthrie een heel makkelijk herkenbare ritmische ´groove´ neer, die vooral bedoeld lijkt om het publiek (en zichzelf) in een trance-achtige toestand te brengen. Wanneer hij het halverwege de set over een heel andere boeg gooit en zich gaat bedienen van verstilde belklanken en gedempte tromslagen (wat een effect geeft dat deze recensent in de verte aan gamelanorkestjes doet denken), sluit dat dus eigenlijk heel goed aan bij de spirituele vibe van het drukkere eerste deel, met dien verstande dat hij van extravertie is overgeschakeld naar inkeer en introspectie. Een boeiend en beklijvend concert. (MdW)

Funeral Whore

Het woensdagprogramma in Little Devil start met Funeral Whore, een ouderwets lomp death metalcombo van vaderlandse bodem dat een opvallend goed in elkaar gestoken set neerzet. Meest in het oog springende lid van de band is ongetwijfeld de dame van het gezelschap, die voor de verandering geen ondersteunende rol op de bas vervult, maar de leidende gitaarpartijen speelt. Voor ingewikkelde technische hoogstandjes hoef je niet bij haar of de rest van de groep aan te kloppen, maar de zware nummers zitten sterk in elkaar en de bijdragen van alle leden zijn zonder meer effectief. Jammer genoeg is het nog vroeg op de avond, waardoor het enthousiasme van het publiek enigszins te wensen overlaat, maar desondanks een prima uitgevoerde aftrap. (WdW)

Fleshless

Het Tsjechische Fleshless laat er geen gras over groeien en stort een vernietigend rappe, stevig door grind geïnformeerde death variant over de in behoorlijke getale aanwezige bezoekers in Little Devil uit. De afwisselende strot van de zanger laveert tussen traditioneel laag gebrul en een innemende varkenskrijs, terwijl de rest van de band zich in een voorbeeldig tempo door het repertoire werkt. De heren zijn niet vies van een opbouw waarbij een aantal instrumenten het voortouw neemt en de rest een stuk later invalt, duidelijk ingegeven door een drang de zaal bij de muziek te engageren. Die opzet blijkt uiteindelijk te slagen, want aan het eind van het concert begeeft het voorste deel van de zaal zich op uitnodiging van de zanger massaal op de planken voor een feestelijk gezamenlijk besluit. Leuk gedaan. (WdW)

Bill Orcutt

´Nomen est omen´, zo wisten reeds de oude Romeinen, en Bill Orcutt bewijst maar weer eens de waarheid van dit spreekwoord, door muziek te maken die even vreemd en eigenzinnig is als zijn naam. De oud-gitarist van herriemakers Harry Pussy gaat nu al ettelijke jaren zijn eigen weg, en heeft in die tijd een speelstijl gevonden die geheel de zijne is -  vaak speelt hij weerbarstig en afgemeten, avant-gardistisch, maar toch duidelijk leunend op de blues en andere traditioneel-Amerikaanse muziek. Je zou hem de Howlin´ Wolf van de avant-garde kunnen noemen - niet zozeer vanwege zijn gitaarspel, maar wel vanwege het gekreun en gehuil waarmee hij zijn diepdoorvoelde composities begeleidt. Wanneer je ervoor open staat, snijdt het je dwars door de ziel, maar helaas is dat niet iedereen gegeven, zo blijkt uit het aantal lege stoeltjes aan het einde van dit korte maar intense optreden. Indrukwekkend.  (MdW)

King Midas Sound

De muziekwijsheid: ‘bassen moet je niet horen, maar voelen’ werd zelden beter nagestreefd dan vanavond bij King Midas Sound. De bassen stonden zo hard dat je neusvleugels trilden, de broekspijpen flapperden en de rokjes wapperden. Met hun duistere en bij vlagen onheilspellend klinkende dubstep zagen de Londenaren een goed gevuld 013 meedeinen op hun muziek. Vanachter een dicht rookgordijn vuurde het drietal het ene oorverdovende bassalvo na het andere af, slechts af en toe onderbroken door zang. Dat slechts de silhouetten van de groep zichtbaar waren gaf een mooi beeld en versterkte het duistere randje. Een oorverdovend, hypnotiserend optreden. Enige minpuntje, grote delen van de show waren niet te doen zonder oordopjes. En het lijkt me gaaf om op mijn tachtigste nog muziek te luisteren, maar met oordopjes klinkt alles, helaas maar waar, een stuk doffer en dat is zonde. PIEP. (AdH)

Master

De immense grijze baard van de frontman vandaag in Little Devil suggereert al dat dit ensemble niet gisteren pas om de hoek is komen kijken, en die indruk is terecht. Er is nauwelijks een death metal band die langer in de scene rondloopt dan deze, hoewel die genreaanduiding misschien een tikje misleidend is. Zoals je deze avond duidelijk kunt horen, is het geluid van dit Amerikaanse drietal namelijk tevens sterk beïnvloed door thrash, terwijl de bende zijn hand bovendien niet omdraait voor wat naar doom of zelfs black neigend materiaal. Dat heeft zeker te maken met het feit dat de verschillende uithoekgenres in de metalen ondergrondse van de jaren tachtig nog niet zo helder uitgekristalliseerd waren: een uitstekende garantie voor een grote vrijheid en variëteit in aanpak. Tekenend voor de losse, soms bijna improviserende speelwijze van de band vandaag is de spontane drumsolo, die zowaar ingezet lijkt om de frontman even een plaspauze te gunnen. Met een eigenzinnige cover van Black Sabbath’s Children Of The Grave komt een einde aan dit prachtige optreden. Hoewel Master eigenlijk niet geprogrammeerd is door Incubate, kun je de beslissing van de organisatie om deze band bij het festival te betrekken gemakkelijk begrijpen: geen band die de onafhankelijke geest in het metalen segment zo goed representeert als deze. (WdW)

Digger & The Pussycats

Deze avond valt de eer de festivaldag af te sluiten te beurt aan de twee Aussies van Digger & The Pussycats, en dat blijkt een zeer gelukkige keuze. Steeds meer mensen in het hedendaagse rocklandschap komen tot de overtuiging dat een brullende gitarist en drummer eigenlijk de enige benodigde ingredienten zijn voor een geslaagd optreden, en dat wordt hedenavond in een goddank niet al te volle Cul de Sac (dank u, o regen) wederom glansrijk bevestigd. De lieden die tegen het podium aangedrukt staan zien al snel kans wat rond te schuifelen en met het hoofd te bewegen, maar wanneer een moedig blondje (een mannelijk blondje, let wel) de altijd sfeerbevorderende stap neemt zich door enkele mensen horizontaal in de lucht te laten tillen (een fenomeen dat ook wel bekend staat als ´crowd-surfing´) is het hek van de dam - eerdergenoemd blondje neemt al snel de trommelhonneurs van de stokkendrager van dienst over, mensen springen in het rond, de gitarist wordt van het podium geheven, de band verplaatst zich naar de ruimte voor het podium en gaat daar verder met haar spel; waarde lezer, neemt u maar van mij aan, het was een gekkenhuis, een groot feest, en als u er niet bij bent geweest, omdat u bang was te smelten in de regen, nou, dan hebt u echt wat gemist. Beste afsluiter tot nu toe van deze editie van Incubate, en misschien wel überhaupt. (MdW)