Het is zomer 1979, 3VWO zit erop, voorzichtig kijken we al weer vooruit naar het nieuwe schooljaar. Elke week loop ik trouw mijn rondje kranten. Met het verdiende geld vervang ik langzaamaan mijn collectie Zappa-bandjes door echt vinyl. Groot is mijn verbazing als op een gegeven donderdagochtend de 850 exemplaren van het huis-aan-huis blad ‘Het Gewest’ bij me afgeleverd worden en de voorpagina wordt gesierd door een foto van die man met die karakteristieke snor en sik. ‘Zappa komt met driedelige rockopera’ is de kop van het artikel. Vol trots breng ik de inwoners van mijn wijk op de hoogte van dit heugdelijke feit.
Die zomer stond ik ook aan het begin van een periode vol Zappa-idiolatie. Bijna 15 jaar lang luisterde ik nauwelijks andere muziek, wisselde live-opnamen uit met andere fans over de gehele wereld, bezocht zo veel mogelijk concerten in binnen- en buitenland en liep stad en land af op zoek naar al die platen die mijn collectie compleet moesten maken. Andere muziek was overbodig, Zappa’s werk was zo goed en veelzijdig dat er absoluut geen behoefte was aan de ‘inferieure’ muziek van anderen. Gelukkig is het toch nog goed met me gekomen.
Maar toch begint het dan weer te kriebelen als je in de aankondigingen van de Twentse Schouwburg het bericht leest dat Zappa’s rockopera ‘Joe’s Garage’ integraal uitgevoerd gaat worden. In eerste instantie verwacht je dat het wel weer zo’n slappe, melige vertolking zal gaan worden, maar als je verderop in het bericht leest dat Egon Kracht achter dit project zit stijgen de verwachtingen toch aanzienlijk. En terecht.
Zappa is echt mannenmuziek. Waar dat precies aan ligt weet ik niet. Komt het door zijn vrouwonvriendelijke teksten? Is zijn humor voor veel vrouwen te puberaal? Is zijn muziek te technisch en te weinig emotioneel? Ook deze avond zijn de stoelen van de goedgevulde Schouwburg die door vrouwen bezet worden weer op de vingers van twee handen te tellen.
En het Zappa-publiek staat als kritisch bekend. Ongeacht wat er op het podium staat, het zal moeite kosten om dit publiek te overtuigen. En dat is nu juist iets waar Egon en zijn bende deze avond geen enkele moeite mee blijken te hebben.
Vanaf het begin is al duidelijk dat de uitvoering zeer dicht bij het zes plaatkanten tellende origineel blijft. Verbluffend knap worden de nummers nagespeeld, waarbij er veel aandacht is voor alle kleine details die de studioversie sieren. Maar gelukkig krijgen de muzikanten deze avond ook de gelegenheid om te laten zien dat ze meer kunnen dan het kopiëren van een meesterwerk alleen. Daar waar de opera het toelaat, in de instrumentale stukken die met name in Act II & III te vinden zijn, krijgen ze volop gelegenheid om hun kunnen te tonen. En is het op ‘Joe’s Garage’ voornamelijk Zappa’s gitaar die op deze momenten aan het woord is, deze avond komt het gehele instrumentarium aan bod, met een overtuigende rol voor saxofonist Rutger Molenkamp. Maar het hoogtepunt van de avond is toch de solo in ‘Watermelon in Easter Hay’, misschien wel het meest gevoelige en emotionele stuk wat Zappa ooit gebracht heeft. En gitarist Milan Kracht (broertje van…) weet dat gevoel op uitstekende wijze over te brengen.
Frans van Deursen blijkt de teksten te kunnen dromen. Met dezelfde maniertjes die Zappa eigen zijn brengt hij de tekst, en komt zo nu en dan met opmerkingen die alleen bekend zijn bij de Zappa incrowd.
Enige minpuntje van deze avond is de zang van Jeroen Zijlstra. Daar waar de rest van de band akelig dicht bij het origineel bleef week zijn zang qua timing erg af. Ook weken zijn ogen vaak uit naar de tekstvellen en mistte zijn stem de soul van Ike Willis, die de oorspronkelijke vertolking inzong. Aan de andere kant zou dat misschien ook iets teveel gevraagd zijn. Er lopen maar weinig zangers in de popwereld rond met Willis’ kwaliteiten.
Egon Kracht & The Troupe getuigen deze avond overduidelijk de kwaliteiten te bezitten die nodig zijn om het kritische publiek te overtuigen en een fantastische avond te bezorgen met voor velen een nostalgische waarde. Na een staande ovatie trakteerden zij het publiek nog op twee Zappaklassiekers, ‘Cosmik Debris’ en ‘Zomby Woof’, nummers die je nogmaals doen beseffen dat Zappa veel te vroeg van ons weg is gegaan.
Zappa's satirische rockopera 'Joe's Garage' na 25 jaar eindelijk op de planken
Egon Kracht & The Troupe meer dan een perfecte Zappa-coverband
Eind 1979 kwam Frank Zappa met de rockopera ‘Joe’s Garage’, het bizarre verhaal over de beslommeringen van muzikant Joe in een wereld waarin het maken van muziek tot een illegale activiteit bestempeld werd. Nu, vijfentwintig jaar later, wordt de satirische rockopera eindelijk integraal uitgevoerd door Egon Kracht & The Troupe.