Sinds Rowwen Hèze zich in een vlaag van joligheid van het onderschrift "Los Limbos" heeft voorzien, bestaat voor de jongere generatie de verleiding om Los Lobos te zien als een Texaans/Mexicaans soort van Rowwen Hèze. Het Los Lobos dat vandaag op Bospop acte de présence geeft, doet er veel aan om dat beeld bij te stellen. Wie op het juiste moment binnenliep in de tent kon een substantieel deel van het programma aanschouwen waar geen accordeon te horen was. En slechts een keer vloog er een biertje over het publiek. Vrij frequent aanwezig is ook een meer balladachtig materiaal, waarbij de verwijzingen naar Tex-Mex verdwenen lijken. Niet hun sterkste nummers trouwens. Gelukkig komt het grootste gedeelte van het repertoire uit het genre waar deze band het beste in is. Twee-akkoordennummers met de karakteristieke Spaanse samenzang zoals alleen Los Lobos die kan brengen. Uitermate dansbaar werk. Tot ver in de drukbevolkte tent gaan bij het publiek de voetjes van de vloer.
Heel anders is de artiest die daarna op de Mainstage van start gaat. Chris Cornell betreedt het podium, alleen gewapend met een semi-akoestische gitaar en een stem van het zuiverste grunge-water. Dat is lef hebben. Chris Cornell maakt het waar, voor zover zoiets waar is te maken op een festival als Bospop. Hij weet de aandacht vast te houden, in elk geval tot de akoestische uitvoering van zijn grootste hit, uit zijn tijd als voorman van Soundgarden: 'Black Hole Sun'. Het nummer blijft in al zijn glorie overeind. De stem van Cornell en een akoestische gitaar zijn voldoende. Daarna wordt de formule van stem plus gitaar misschien toch iets te taai. Zoveel klagelijke vocalen, soms uitlopend in een wanhopige schreeuw. Het heeft zijn tijd en plaats, maar alleen de echte fan trekt dat op een festival als Bospop. Een huzarenstukje levert Cornell af als hij het opus magnus van The Beatles, A Day in the Life, volledig op akoestische gitaar ten gehore brengt. Kan dat? Mag dat? Cornell doet het gewoon. Alweer, lef!
In de tent ging van start: Los Lonely Boys. Een band die bij eerste inspectie een wat muffige jaren zeventig sfeer met zich meedraagt. O ja, ze zijn goed. De muziek is een unieke mix van blues, rock 'n roll, soul en country. Uniek, maar ja, dat hoor je vaker. De band is zo veelzijdig dat het ten koste gaat van een duidelijk gezicht. Een aanrader voor feesten en partijen zouden we bijna schrijven. En dan vooral voor seventyparties zouden we er dan aan toevoegen. Zelfs de bril van een van de zangers lijkt aangepast aan het tijdperk. Maar wacht! De seventies-feel raken ze niet kwijt, maar met het nummer '16 Monkeys' zijn ze ergens gestoten op een mysterieuze bron van dansbare en hitgevoelige magie. In een heerlijk uitgesponnen versie wordt het nummer het toppunt van de set. Een set die overigens ook een heel onderhoudende onderbreking kende toen de saxofonist van Los Lobos werd gevraagd als gastmuzikant mee te spelen.
Slotact van de zaterdag is Lenny Kravitz en die opent zijn show laat op de avond, dus in het donker. Met een lekkere stamper en een stroboscopische lichtshow. Het is wel duidelijk, Kravitz wil Bospop inpakken en alle middelen zijn geoorloofd. Vroeg in de set komen de grote hits al. 'Always On The Run', 'American Woman', 'It Ain't Over Till It's Over'. Daarna neemt hij gas terug, al blijft de kwaliteit van deze rasmuzikant uiteraard steeds hoog. Verzorgd soleerwerk, mooie koortjes, alles technisch van hoge klasse. Of het dan echt je hart steelt, hangt wat af van onvatbare en heel persoonlijke factoren. Bospop geniet in elk geval van een klasse uitsmijter.