TakeRoot: Passing on the Legacy

Kristofferson kan stokje met gerust hart overdragen aan nieuwe generatie

Koen Denekamp (tekst), Tsjomme Dijkstra (tekst & foto) & Harold Zijp (foto's) ,

TakeRoot 2013 is de editie van de aangename verrassing. Op het programma van het rootsfestival staan dit jaar heel veel bands die een doorsnee Americana-liefhebber vooraf niet kende en die pas voor de eerste of tweede keer in Nederland spelen. Bijvoorbeeld Strand of Oaks, Sons of Bill en The Milk Carton Kids. Des te meer vertegenwoordigen de artiesten dit jaar echter weer een mooie aankomende lichting Amerikaanse bands. Muzikale eenlingen, beeldende liedjes en prachtige stemmen plakken de editie een stempel op.

De artiesten in de line-up hebben bijna allemaal heel recent nog muziek uitgebracht. Daarmee weerspiegelt de editie van dit jaar echt het geluid van de huidige Amerikaanse rootsscene. En dat is een heel divers en fris geluid, met onder meer de westcoast-muziek van een band als Dawes, indiefolk van een zingend duo (The Milk Carton Kids), maar ook tal van Texaanse –aan country gelieerde- soorten muziek. 

Johnny Dowd
De artiest die dit jaar het spits afbijt is de uit Texas afkomstige veteraan Johnny Dowd die dit jaar zijn dertiende album, het ontzettend goede Do The Gargon, uitbracht. Een plaat vol wonderlijke nummers. Deze nummers zijn opgebouwd uit sterke melodieën met ronkende gitaren, funky keyboards en stevig drumwerk. 

De 'weirde' klank die zijn muziek (duistere country of 'country noir') heeft, wordt op de albums in hoge mate bepaald door de vervormde zangpartijen. Maar het eigenzinnige, steengoede, gitaarspel van Dowd valt hier het meeste op. Dowd komt precies op als de band is aanbeland bij zijn eerste zangpartij en dan speelt de groep een afwisselende set met veel nummers van de laatste plaat. Er is in de muziek veel ruimte om muzikaal te excelleren. Verder komt er in de set onder meer een geestige coverversie van het nummer Forever My Darling van Johnny Ace langs. Ook komt er aan het einde één écht Americana-nummer voorbij, volgens Dowd: ''Just to make the promoters happy.''

Bap Kennedy
Bap Kennedy
begon zijn carriere in de band Energy Orchard, een succesvolle band waarmee hij vijf succesvolle albums heeft gemaakt en meerdere keren in het voorprogramma van Van Morrison heeft gestaan. Toen de band uit elkaar ging, is de uit Belfast afkomstige singer/songwriter alleen verder gegaan. Zijn eerste album (Domestic Blues, 1999) werd geproduceerd door Steve Earle. Zijn laatste plaat, The Sailor’s Revenge uit 2012, werd geproduceerd door Mark Knofler, met wie Kennedy ook door de Verenigde Staten getourd heeft. Ook al is Kennedy opgegroeid in Noord-Ierland, zijn voorbeelden zijn échte Amerikanen als Hank Williams en Elvis Presley. De singer-songwriter is één van de openers van de avond, maar vervult zijn rol met veel succes. Dat het aan het begin van zijn optreden te vol is om naar binnen te gaan, zegt nog niet zoveel, maar zelfs aan het einde wordt de toegang nog steeds geweigerd vanwege een te volle Binnenzaal.

Dawes
Na Dowd en Kennedy is het in de Grote Zaal de beurt aan de Californische formatie Dawes. Deze band kennen we aan deze kant van de oceaan nog niet heel goed, maar is in Amerika al tamelijk groot. Dawes bracht kortgeleden zijn derde album uit. De groep speelde als begeleidingsband al samen met Robbie Robertson van The Band en zanger Taylor Goldsmith was recentelijk te gast op de AmericanaramA-tour van Wilco, My Morning Jacket en Bob Dylan. Eigenlijk -net als bij een band als Wilco- is bij Dawes de echte schoonheid van de muziek pas bij live-optredens te horen. Ongetwijfeld zou de band het hier op de zomerfestivals goed doen.

De muziek laat zich omschrijven als Americanapop en bevat schone melodieën en mooie zang volgens een Amerikaans recept, met daarin een orgeltje dat de muziek zoeter en (nog) harmonieuzer maakt. Voor verrassing wordt gezorgd door subtiel met het volume te spelen en door af en toe een rockende of schurende gitaarpartij te spelen, die soms wel van Neil Young had kunnen zijn, zoals in If I Wanted Someone. Grote man in de groep is Taylor Goldsmith, een bezig baasje dat met de band Middle Brother ook nog een goedlopend zijproject heeft. Daar gaan we meer van horen.

American Aquarium
Na het knallende optreden van Dawes rest American Aquarium de haast onmogelijke taak om dit te evenaren. De jonge gasten doen zeker hun best, zoveel is duidelijk. Hun optreden is dan ook zeker niet onverdienstelijk, met mooie teksten als ''I’m just a casualty of rock-‘n-roll''. Deze jonge band uit Raleigh, North Carolina is al zes jaar aan de weg aan het timmeren en niet zonder succes. Hun laatste album Burn.Flicker.Die. is opgenomen in acht dagen, onder leiding van Jason Isbell. Dit album staat vol met alles wat de bandleden de afgelopen zes jaar hebben meegemaakt, goed en slecht. Zang BJ Barham zegt hierover: ''The band spent that week pushing out everything that’s been haunting them: working for six years, watching buzz bands peak and die, and pining for their own pay off.''

De alt-country van American Aquarium wordt vaak gezien als een combinatie van Bruce Springsteen, The Jayhawks en Ryan Adams Whiskeytown. In hun muziek pakken ze de echte country onderwerpen aan, zoals klagend liefdesverdriet, alcohol en andere verslavingen, en the life on the road. In een volle foyer verwent deze band ons met een rijk pallet aan muziekstijlen: up-tempo nummers worden mooi afgewisseld met langzame emotionele nummers. Een zanger met een prachtig rauwe stem klinkt alsof hij al dik in de zestig is en al veertig jaar in het vak zit. De fijne en subtiele fills worden verzorgd door de klanken van een soort lapsteel, die het hele plaatje compleet maken.

Joe Pug
Bij singer/songwriter Joe Pug heerst doodse stilte in de zaal en dat is nodig om de muziek tot zijn recht te laten komen. ''This song is not Let It Be, it’s not The Wall,'' zegt Pug voordat hij zijn lied Not So Sure inzet, afkomstig van zijn eerste echte studio-album, Messenger uit 2010. Zijn muziek is heel mooi en ook tekstueel is het in orde, maar zijn stem is zo mooi nog niet als de Bill Callahan-achtige stem van Adrian Crowley die verderop, iets later, in de Binnenzaal speelt.

Adrian Crowley
De nummers van Crowley hebben weinig toelichting nodig. Zijn donkere stem draagt een grote zeggingskracht in zich waarmee hij regels als 'red river maples and blue of the heavens' prachtig en verbeeldingsvol weet te zingen en ieder woord helder op de juiste plek laat neerdalen. ''Sometimes I think I explain myself too much and I should just fucking play,'' zegt Crowley zelf ergens tussen de nummers door. Het zaaltje waar hij speelt werd andere keren niet gebruikt tijdens TakeRoot, maar is toch wel erg geschikt, voor met name de meer ingetogen muziek van het festival. Het geeft het festival zelfs iets van een Crossing Border-achtige sfeer mee.

Michael Chapman
De Brit Michael Chapman verschijnt in een volle kleine zaal op het podium in een oud t-shirt, spijkerbroek en met een pet zover over zijn hoofd. Het enige wat je tussen de microfoon en deze pet kan zien is zijn neus. Chapman is een ervaren singer-songwriter die ondertussen al meer dan dertig albums heeft opgenomen, waarop hij verschillende stijlen als folk, blues ragtime en jazz met elkaar verbindt. De zanger zit ondertussen dan ook al meer dan 45 jaar in het vak. Hij weet alle emoties van de mens niet alleen te bezingen, maar ook te bespelen op zijn gitaar. Door de jaren heen komt hij steeds weer met nieuwe albums, zo kwamen er ondanks zijn leeftijd de laatste jaren nog platen uit als And Then There Were Three Live in Nottingham 1977 (2010), Wrytree Drift (2010) en een heruitgave van Fully Qualified Survivor (2011).

Chapman begint zijn show met een virtuoze gitaarsolo van een aantal minuten, gevolgd door een sprekende manier van zingen waarin hij een verhaal vertelt. Chapman is er één in de traditie van de storytellers, zoveel is duidelijk. Eén van de mooiste zinnen van de avond is hier te horen geweest: ''There’s a scar on a tree, where she carved her name. There’s a scar on her heart, where he did the same.'' Chapman weet dit op een bijzondere manier te doen. De meeste artiesten in dit genre (Johnny Cash, Kris Kristofferson) begeleiden zichzelf met vrij simpele gitaarpartijen; Chapman daarentegen weet zichzelf te begeleiden met indrukwekkend mooi en moeilijk gitaarspel.

Jimmy LaFave
Een artiest die al voor de tweede keer op TakeRoot speelt is de Texaan Jimmy LaFave. Begeleid door een sterke band komen afwisselend songs met een strak bluesschema en liedjes voorbij waarin LaFave zich vocaal onderscheidt. LaFave imponeert vooral met zijn emotievolle, kraszuivere stem en geeft daarmee naast zijn eigen nummers, ook aan die van andere artiesten, zoals Bob Dylan en J.J. Cale een persoonlijke lading mee. Deze nummers weten het publiek van de Grote Zaal een uur lang diep te beroeren.

Diana Jones
Het festival heeft dit jaar maar plek voor een vrouwelijke artiest, Diana Jones. Met haar liedjes vertelt ze donkere verhalen, veel 'murder ballads', en liedjes over de mijnen. De mijnen intrigeren haar zelf zeer als onderwerp. Jones beschrijft tijdens haar optreden dat ze als kind eenmaal dagen achter elkaar de newsfeed op de televisie volgde toen bij een mijnramp in Pennsylvania elf mijnwerkers dagenlang in de mijn waren opgesloten. Die persoonlijke gevoelens voor het onderwerp zorgen er zeker mee voor dat ze bijvoorbeeld het mijnlied Henry Russell's Last Words zo mooi en overtuigend zingt.

Hollis Brown
In de foyer is deze avond de beurt ook aan de jonge band Hollis Brown. De band is op het moment bezig met zijn Europese tour, waarin niet alleen Groningen, maar ook Hengelo, Leiden, Tilburg en Amsterdam worden aangedaan. De vierkoppige band  is in 2009 opgericht en heeft in 2013 zijn debuutalbum Ride on the train uitgebracht. De band is jong, heeft een leuke uitstraling en ondanks dat de muziek vrij doorsnee is, zetten de knapen een zeer energieke en enthousiaste show neer.

Kris Kristofferson
Vanaf half negen staanden bijna alle mensen al in de rij bij de Grote Zaal. Om negen uur is die helemaal vol. Dat allemaal voor Kris Kristofferson, één van de echte Amerikaanse storytellers, een grootheid in de countrymuziek. Vooral als songwriter is Kristofferson ongeëvenaard. Zijn nummers Me And Bobby McGee en Sunday Morning Coming Down werden hits van respectievelijk Janis Joplin en Johnny Cash. Vooral deze laatste heeft veel werk van Kristofferson gecoverd. Samen hebben ze dan ook een aantal jaren het podium gedeeld in de supergroep The Highwaymen, die bestond uit Johnny Cash, Willie Nelson, Waylon Jennings en Kris Kristofferson. Maar ook solo deed Kristofferson het niet onverdienstelijk met nummers als Help Me Make It Through The Night, Loving Her Was Easier, Why Me (Lord) en The Silver Tongued Devil and I. In 2012 kwam de zanger met zijn laatste plaat: Feeling Mortal.

Anderhalf uur lang grijpt Kristofferson het publiek bij de strot en overlaadt deze in een lange rits van stuk voor stuk prachtige nummers met allerlei emoties. Kristofferson weet het voor elkaar te krijgen om liedjes te schrijven die voornamelijk uit drie akkoorden bestaan en hetzelfde ritme hebben, terwijl ze toch allemaal compleet anders zijn. Belangrijk hierin zijn zijn teksten, met zinnen als: ‘Freedom’s just another word for nothing left to lose, nothin’ ain’t worth nothing but it’s free’, ‘Here today and gone tomorrow, that’s the way it’s gotta be’, ‘Let’s just be glad we had some time to spend together' en 'There’s no need to whatch the bridged that we’re burning.’

Kristofferson bezingt elke emotie die er bestaat. Niet alleen de tekst, maar ook de uitvoering maakt dat je hem voelt door je hele lichaam. De combinatie van het prille gitaarspel en de nog steeds prachtig diepe (maar af en toe overslaande) stem laten zien dat het een man is die veel heeft meegemaakt in zijn leven en dit perfect weet over te brengen. Tijdens Feeling Mortal merk je dat dit een man is die doorheeft dat het leven nu elk moment klaar zal zijn.

The Milk Carton Kids
Tegelijk met Kris Kristofferson speelt The Milk Carton Kids in de Kleine Zaal. De zaal is goed gevuld, zeker met de gedachte dat er op datzelfde moment zo'n legendarische show in de Grote zaal plaatsvindt. Maar The Milk Carton Kids geven zelf absoluut ook een van de opmerkelijkste optredens van het festival. Ze maken tweestemmige indiefolk-liedjes, op de manier waarop de band Tangarine zich in Nederland momenteel bewijst. The Milk Carton Kids bevinden zich echter nog wat meer in de folk- en countrytraditie die Simon & Garfunkel en The Everly Brothers hebben uitgestippeld.

Tussendoor zorgen Kenneth Pattengale & Joey Ryan, zoals ze eigenlijk heten, voor komische conversaties waar het publiek in de zaal erg om kan lachen: "In America people are used to applaud between évery two songs. It's nice to observe that that tradition has also made it’s way into Europe."

Sons of Bill
Na de weergaloze Kris Kristofferson laat Sons of Bill meteen zijn eerste noten horen in de Foyer. Na de bak emoties van Kristofferson blijkt de groep een goede afwisseling. Met rustige akoestische muziek zou geen genoegen worden genomen, omdat dat na Kristofferson nooit verbeterd kan worden. Sons of Bill speelt een aantal swingende up-tempo nummers. Er zijn zelfs incidenteel een paar danspasjes in het publiek, iets wat tot nu toe nog niemand is gelukt. De vijfkoppige groep is gevormd rondom de zonen van Bill: James, Sam en Abe Wilson, met daaraan toegevoegd bassist Seth Green en drummer Todd Wellons. Hoewel ze al een jaar of acht bezig zijn, kwam hun grote doorbraak in 2012 met het album Sirens. De band komt uit Charlottesville, Virginia, waar de groep tot vier keer toe als beste lokale band is verkozen.

Strand of Oaks
De muziek van Strand of Oaks schippert ergens tussen folkmuziek en post-rock, met soundscapes en rockende outro's. Qua verschijning heeft Tim Showalter, die achter de naam schuil gaat, wel iets weg van de jonge Leon Russell (lang haar, hemd aan), afgezien van het forse postuur van Showalter. Wat we zien als hij het podium opkomt is een bijzonder optreden waarbij de nummers vaak over eenzaamheid gaan. Dat wordt op het ene moment in woorden beschreven en op andere momenten is het hoorbaar in de muziek. Wat de rockende outro’s betreft zegt Showalter: ''We like to bring a little Slayer to Americana.'' Daarmee refereert hij tegelijk ook duidelijk aan de muzikale achtergrond van hemzelf, en de drummer die hem tijdens de meeste nummers assisteert.

Sean Rowe
Sean Rowe is de afsluiter in de Kleine Zaal, die is dan nog bomvol. Deze alternatieve singer-songwriter uit Troy, New York is al zijn hele leven bezig met muziek maken. Sinds 2003 is hij hier serieus mee bezig door op te treden op lokale open-mic avonden. In 2004 kwam hij met zijn eerste album 27, in 2009 met Magic en recent kwam hij in 2012 met de plaat The Salesman and the Shark. Zodra Rowe begint de zingen krijg je de rillingen over je lichaam: wat een prachtige zware stem. De combinatie van deze stem met al zijn vreemde gitaareffecten (die wel steeds wat lang op zich laten wachten) maakt dit tot een bijzonder optreden.

The Revival Hour in Vera
Tenslotte nog vermeldenswaardig: dit jaar organiseerde De Oosterpoort met Vera ook aan de vooravond van TakeRoot een optreden. Dat was in Vera, bezoekers met een TakeRoot-kaartje konden hierbij gratis naar binnen.

The Revival Hour is het project rondom de eigenzinnige folkartiest DM Stith en drummer Johnmark Lapham. Voor circa dertig man publiek speelt DM Stith eerst alleen een aantal kalme liedjes om daarna met de band donkere, barokke folkmuziek te brengen. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de snaarinstrumenten. Het is spannende muziek waar de hoge stem van Stith, die aan Anne Soldaat doet denken, fier bovenuit komt. Hopelijk speelt er volgend jaar weer zo’n verrassende band in het voorprogramma van TakeRoot. En dan met meer publiek.