Het is dus nogal een joker, die Mac DeMarco. Sigaretje in z’n capo geklemd, als een clown gekke bekken trekken als hij een knappe rif speelt, expres de instrumenten iets ontstemt en meer van dat. Maar ondertussen speelt hij hele knappe liedjes. Vaak weemoedig zoals alleen een twintiger kan zijn. Over sigaretten, halve liefdes.
Was het niet meer een cabaretshow dan?
Zeker niet. Dat is het gekke. Bij praktisch elke andere artiest zou je je kapot ergeren aan al dat gedoe. Hoe hij het doet, geen idee, maar dat clowneske en de opzettelijke slordigheid doet niets af aan de pracht van de liedjes. Bij het enige nummer waar het afleidt, mag het ook. Bij de cover van Steely Dan’s ‘Reelin in the Years' slaan ze door. Solo’s onnodig lang rekken, als Jimi Hendrix met de gitaar achter de rug. De perfecte manier om Steely Dan te parodiëren en laten zien dat je zelf stiekem ook behoorlijk kan spelen. Het werkt op een gekke manier juist bevorderend, hij trekt iedereen er helemaal de show mee in. Zo ver zelfs dat tijdens de meest rustige ballads mensen spontaan gaan crowdsurfen, en er maar iets van een tempoversnelling hoeft te zijn dat er een enorme pit ontstaat.
Veel over Mac, maar hoe is de rest van die band?
De drummer is de meest anonieme gast, en is daarmee stiekem de ruggegraat van de band. Hij speelt wel door, niks geen flauwekul. De bassist is nieuw, het zou zelfs de allereerste keer zijn dat hij met de band mee speelt. Hij snapt wel de dresscode: 80’s jeans, die enorm hoog opgetrokken is, bretels en dan geen shirt. De gitarist speelt al het langst bij Mac en geeft hem af en toe wat tegengas. Met een behoorlijk ongepaste grap over een boot vol explosieven die bij het terrein ligt, om de eerste Europese show van de tour wat extra kracht bij te zetten. En weer, geen idee hoe ze het doen, maar ze komen er gewoon mee weg.
Drummer, bassist, gitarist: maar staan er geen vijf man op het podium?
Jawel. Maar die toetsenist doet niet zo veel. Als hij al speelt, is het met een hand en hij zit extra lullig op een net te laag krukje. In ‘Another One’, een van de weinige nummers waar echt een rol voor het keyboard is, neemt de gitarist de partij voor zijn rekening. Met een hand spelend, terwijl hij tegelijk aan zijn oksel ruikt en zijn biceps kust. De voornaamste rol van de toetsenist is naar voren lopen, sigaretten bietsen bij DeMarco en vervolgens er ook maar een opsteken voor z’n baas. Goed zo, want als Mac DeMarco zijn er niet veel. Leg hem maar een beetje in de watten.