Er is dit jaar geen jazzalbum zo goed ontvangen als The Epic van Kamasi Washington. Het helpt natuurlijk dat hij het heeft uitgebracht op het label van Flying Lotus en dat hij meewerkte aan het minstens zo goed ontvangen meesterwerk van Kendrick Lamar. Maar toch, het gebeurt niet vaak dat een jazz album van drie uur (!), vol ingewikkelde jazz met enorme orkesten en koren zo breed wordt opgepikt. Eigenlijk heeft de show van vanavond dan alles in zich om flink ontoegankelijk te worden. Het orkest heeft hij thuis gelaten, en ingewisseld voor een vrij klassieke achtkoppige jazzband. Met zijn eigen vader op dwarsfluit en sopraansax en met twee drummers. Ja, twee drummers. Waarom? “Because, why the hell not?” Je wordt er meteen een beetje bang van. Wat is er immers vervelender dan een lange drumsolo? Juist. Twee lange drumsolo’s.
Die dubbele drumsolo is inderdaad van het type spierballenrollen waar eigenlijk niemand op zit te wachten, behalve de drummers zelf. Maar het moment van shine is ze gegund. De ene, Tony Austin, produceerde een groot deel van het album. Washington was vroeger zo fan van van hem dat hij er over loog dat ie in z’n band zat. Toen Austin dat hoorde, stapte hij toch maar in de groep. De ander, Ronald Bruner, is niet alleen een het broertje van Thundercat, maar won als peuter van anderhalf een drumbattle van Washington. De musici kennen elkaar al sinds hun jeugd. Maar meer nog dan dat alles zijn het twee waanzinnige drummers. Afgezien van die veel te lange solo, is alles wat ze doen vuurwerk. Constant spelen ze tegen elkaar in, vullen ze elkaar aan en geven ze de complexe ritmes een zekere losheid mee.
En dan die toetsenist. Achter zijn keyboard al goed, maar met zijn Moog-keytar om de nek niet minder dan sensationeel. Constant zweept hij de boel op met overstuurde funk-riffs. Oh man, en die bassist. Zo af en toe schreeuwt hij het uit, om solerende bandleden nog meer op te jutten, maar zelf kan hij er ook wat van.Telkens als hij een solo inzet houdt de Oude Zaal masssaal de adem in. Soms shreddend, zo nodig met strijkstok én wah-wah pedaal, alles om het toch al extatische publiek nog meer mee te nemen. En zoals in elke show speelt Washington ook een nummer van een van zijn bandleden. Vanavond is dat de zwaar funkende bewerking van standard Oscalypso, die trombonist, “Soul man no 1”, componeerde.
Hoe goed de band ook is, het middelpunt van de band is natuurlijk Kamasi Washington zelf. Het is helemaal niet alsof hij het wiel opnieuw uitvindt, of jazz een totaal nieuwe richting geeft. Alles wat hij speelt ademt Coltrane, niet voor niets was zijn eerste optreden tijdens een Coltrane-competitie. Zijn genie zit hem vooral hij hij dingen uit het verleden bij elkaar brengt. Een beetje hiphop, een beetje hard-bob, freejazz, gek genoeg nooit ontoegankelijk. Hoe driftig hij de loopjes en ladders ook op en neer raast, nooit voelt het alsof er ook maar een noot te veel is. Halverwege een solo valt de mond van zijn vader open van ongeloof. Hij stapt wat meer richting de rand van het podium om even goed te kijken. Ja, het is echt zijn zoon Kamasi die dit allemaal uit zijn mouw schudt.
Mooi dat het allemaal zulke technische wonderen zijn, maar het allerbelangrijkste is de emotionele impact van de show. Een soort collectieve verwondering bindt het publiek. Ook de band zelf blijft niet onaangedaan. Al vroeg in de set, het eerste nummer dat vader Washington meespeelt, gebeurt er iets bijzonders. Het emotionele Henrietta Our Hero gaat over Kamasi’s grootmoeder. Na een dwarsfluitsolo lijkt zijn vader bijna te breken, Met moeite houdt hij zijn tranen binnen. De zangeres probeert het niet eens. Terwijl de tranen over haar wangen stromen zingt ze door. Iets soortgelijks gebeurt tijdens de afsluiter, maar dan bij het publiek. “Our minds, our bodies, our feelings, they change. They alter, they leave us. Somehow, no matter. What happens. I'm here." De afgelopen weken speelde Washington al wat kleine zaaltjes plat in Nederland, maar met deze show is van een totaal andere orde van grootheid. Probeer hier maar eens onaangedaan bij weg te lopen.