Het moge duidelijk zijn: er komen steeds meer festivals bij. De afgelopen twee jaar kon je wat nieuwe popfestivals betreft niet om Best Kept Secret (BKS) en Down The Rabbit Hole (DTRH) heen. Zij zorgen ervoor dat je in juni inmiddels drie weekenden achter elkaar je hart kunt ophalen, met Pinkpop erbij. De verschillen tussen de twee nieuwelingen zijn dit jaar duidelijk meer uitgekristalliseerd. Waar BKS het volledig op de muzikale programmering gooide en het terrein er wat kaler uitzag dan voorgaande jaren, benadrukte DTRH-festivalmanager Ide Koffeman in het slotinterview meerdere keren de aankleding van zijn terrein. De fraaie groener-dan-groen festivalpoort, de met gras bedekte hekken. Waar dat nog als een klein plaagstootje richting de concurrent kan worden gezien, zei festivaldirecteur Eric van Eerdenburg (Lowlands, DTRH) tegenover BNR Nieuwsradio onomwonden dat Best Kept Secret “een beetje liegt” over de bezoekersaantallen - verder ging hij er niet op in.
Tja, die bezoekerscijfers, ze deden wat wenkbrauwen fronsen, maar hoe controleer je ze? BKS sprak over een bescheiden groei naar 17.000 bezoekers, zelf spreekt DTRH van een groei met 5.000 bezoekers ten opzichte van vorig jaar. “We zijn op ruim 15.000 geëindigd”, zei Koffeman in het slotinterview, vorig jaar zat het festival met 10.000 bezoekers volgens Van Eerdenburg “net boven de kritische ondergrens” van wat hij ziet als zeven à achtduizend bezoekers. Beide festivals mikken op gestage groei en een soort lange termijn imago-building, maar op een gegeven moment zouden de kosten toch gedekt moeten worden. Dat wordt een moeilijk verhaal met zulke dure programma’s tegenover relatief kleine bezoekersaantallen – in het BKS-slotinterview zei directeur Robert Swarts zelf dat het festival nog wat moet blijven groeien om zoveel internationale acts te kunnen blijven halen.
Is er op lange termijn dan toch maar plaats voor één middelgroot popfestival in de weken na Pinkpop?
Festivals anno 2015: veel, maar té veel?
Hoe de festivalmarkt ervoor staat na een bomvol seizoen
De afgelopen week blikte 3voor12 terug op de festivalzomer: we hadden het over spectaculaire eindshows, klagende buren, de do’s & don’ts van het seizoen en stelden een top 40 samen met de beste shows die we deze zomer hebben gezien. Een festivalzomer die drukker was dan ooit, met vele nieuwe spelers op de markt. Het ging dit jaar over festivals, tot en met de economiepagina’s in de kranten. En natuurlijk leidde de toename weer tot de vraag: zijn er té veel festivals? En wat voor invloed heeft dat?
Verspreid
Getouwtrek over bezoekersaantallen nagelaten: inhoudelijk lijkt er zeker ruimte te zijn voor beide festivals. Zoals gezegd zijn de verschillen dit jaar wat duidelijker geworden: Best Kept Secret als festival voor de hardcore serieuze muziekliefhebber, die echt puur voor de programmering komt, van de shoegaze-acts uit de oude doos (Ride, The Jesus And Mary Chain) tot nieuwe hiphop (A$AP Rocky, Earl Sweatshirt). Op DTRH was er veel meer ruimte voor randprogrammering (het al dan niet spreekwoordelijke vlotjes bouwen) en feestacts als The Cat Empire, hoewel er muzikaal natuurlijk meer dan genoeg inhoud was met topshows van onder meer Róisín Murphy, The War On Drugs, Flying Lotus, FKA twigs. Wel kun je je afvragen of al die fraaie headliners op één bill er voor de consument niet nóg mooier uit hadden gezien, met ook die geweldige eerste (nog concurrentieloze) editie van BKS in het achterhoofd, waarbij zomaar even Arctic Monkeys, Sigur Rós en Damien Rice als headliners binnengehaald konden worden.
De steeds harder wordende strijd om een beperkt aantal gewilde bands op tour is een logisch gevolg van de steeds overvollere festivalmarkt. Maar in wiens belang is dat? Niet per se dat van de consument, de muziekliefhebber, die zijn favoriete artiesten verspreid ziet worden over steeds meer festivals.
Een herdefinitie, maar wat voor een?
En Lowlands? De grote broer kwam dit jaar met een in de breedte opvallend sterk programma. Toch was er natuurlijk de traditionele commotie vooraf - je zou ook kunnen zeggen dat het festival nu eenmaal een goed georganiseerde en kritische fanbase heeft met platformen als Lowlove. Gezeur over de programmering was er wel vaker, maar in elk geval vlogen de kaartjes jarenlang de deur uit voordat er ook maar één naam bekend was gemaakt. Vorig jaar was het einde van de hype al goed merkbaar, het duurde tot mei voordat Lowlands uitverkocht was. Maar het gebeurde uiteindelijk wel. Dit jaar niet. In aanloop naar het festival koos het festival er opmerkelijk genoeg voor om ineens volledige openheid te geven over de kaartverkoop: 72 procent van de kaarten waren eruit, zo maakte Lowlands eind juli bekend. Nog 15.000 tickets te gaan dus. De teller bleef uiteindelijk steken op 48.206: de schade bleef beperkt en met wat slimme aanpassingen aan het terrein voelde het helemaal niet ongebruikelijk rustig. Toch is het financieel wel een klap. Moet het festival het misschien wat kleiner aan gaan pakken?
Volgens Eric van Eerdenburg is Lowlands toe aan een “herdefinitie” (nadat hij vorig jaar nog zei dat de Lowlandsformule “niet sleets was geraakt”) maar wat die definitie precies moet zijn maakt de festivaldirecteur niet echt helder. Van Eerdenburg schetste zelf het lastige parket waarin zijn festival zit: geen megagroot popfestijn, ook geen niche-bedoening. “We hebben tien jaar lang behoorlijke hectiek gehad met de verkoop van kaarten. Dan zie je dat de verwachting naar headliners steeds groter wordt, en dan moet je op een gegeven moment aan het publiek gaan uitleggen dat wij geen Werchter of Pinkpop zijn. We zijn ook geen klein nichefestival, we zijn een groot festival, waar we proberen in de breedte het beste aanbod aan te bieden dat we kunnen krijgen. Er zijn ook mensen die grote headliners willen zien. Prima.”
Nog meer niche?
Prima, maar wel loopt Lowlands het risico dat het festival zowel links wordt voorbijgestreefd door kleinere liefhebbersfestivals als BKS en DTRH, terwijl het wél uitverkochte Pinkpop op de rechterbaan weer eens ouderwets hard ging in 2015. Jammer dat Foo Fighters uiteindelijk afzegde, maar het Limburgse festival schoot wat programma betreft precies in de roos. Genoeg grote namen, aangevuld met frisse nieuwe bands met verse radiohits. Voor écht grote festivals lijkt zeker nog plek te zijn, net als voor nichefestivals als Into The Great Wide Open (ITGWO). Het ultieme belevingsfestival op Vlieland kende dit jaar een wat mindere editie, maar dat lijkt meer te maken te hebben met het slechte weer én met een aantal ongelukkige afzeggingen: Patrick Watson en Curtis Harding moesten om gezondheidsredenen afzeggen. Nog zo’n teken van een propvol festivalseizoen: artiesten halen september gewoon niet meer.
Turn up/tanzen
Een ander verhaal zijn de dancefestivals en de hiphopfestivals. De populariteit van festivals die zich exclusief op hiphop richten is in Nederland vrij recent. Buurtfeest Appelsap is natuurlijk al jarenlang goed bezig, en kende dit jaar een geslaagde eenmalige editie in het Flevopark met Britse toppers als Skepta en veel Nederlandse inbreng. Vorig jaar kwam daar Encore op het NDSM-terrein bij, die dit jaar vlagden met A$AP Ferg en Rae Sremmurd. Maar het meeste indruk maakte dit jaar Woo Hah!, dat waarschijnlijk met de sterkste hiphop-line-up ooit op Nederlandse bodem kwam: Cypress Hill, Big Sean, Vince Staples, Joey Bada$$, Run The Jewels, allemaal waren ze erbij. Het festival kondigde aan volgend jaar een tweedaagse editie te houden en kreeg een naar alle maatstaven enorme zak subsidie mee van Cultuurfonds Brabant C. De rek lijkt er nog lang niet uit bij Woo Hah! en de populariteit van hiphopfestivals.
In het geval van dance kun je al lang niet meer van een niche spreken. Neem een gigantisch festival als Mysteryland met 60.000 bezoekers. Maar ook een puristischer eendaags technofeestje als Voltt trekt steady 15.000 bezoekers naar het Amsterdamse NDSM Terrein en lijkt geen last te hebben van de ook hier heftige concurrentie. Awakenings blijft evengoed een vaste waarde (twee keer 35.000 bezoekers). Misschien wel het meest gehypete festival was dit jaar het wat exclusievere Dekmantel, met drie dagen 10.000 bezoekers een heel stuk kleiner. Honderden verzoeken om kaartjes stonden er op TicketSwap, er was geen doorkomen aan. Hoewel de concurrentie dus ook op dancegebied moordend is, lijkt het einde hier nog lang niet in zicht. In het hele land doet dance het goed: van Paradigm (Groningen) tot Drift (Nijmegen) tot Kindergarten en Draaimolen in Tilburg.
Herrietaks
Een mogelijke sta-in-de-weg zijn buurtbewoners, waar we eerder deze week over schreven. Nooit eerder was er zóveel discussie over de vraag ‘festivalterreur of burengezeur?’, tot en met economiecolumnist Frank Kalshoven die zijn zaterdagse stuk in de Volkskrant eraan wijdde. Kalshoven woont naast het Sloterpark, ondervond hinder van Loveland. Hij pleitte daarop voor een ‘herrietaks’ die de bezoeker zou moeten betalen bovenop de ticketprijs en uitgekeerd wordt aan de omwonenden. “Is Loveland nog steeds organiseerbaar als een kaartje 200 euro kost?” Zo ja: prima, want iedereen ondervindt er dan voordeel van. Zo nee, ook prima, want “dan zijn de maatschappelijke kosten blijkbaar hoger dan de baten”. Interessante argumentatie, maar iedereen begrijpt dat een verdubbeling van de ticketprijs in de praktijk alle festivals de nek zou omdraaien. Daarbij, moet er dan ook een overlasttaks komen voor de buren van bouwprojecten? Moeten tramkaartjes duurder worden omdat je als je aan de weg woont er last van hebt?
Dat kan ook weer niet de bedoeling zijn. En toch hebben bijvoorbeeld de buurtbewoners rondom het NDSM-terrein een punt: dit soort festivals gedijt het best in parken of voormalig industrieterreinen. Van een gekraakt terrein met af en toe een rave is het nu werkelijk elk weekend raak. Festivals als Voltt vragen nu eenmaal om zo’n industriële omgeving, het hoort erbij. Maar hoe origineel is het nu nog? Die rauwe fabriekshallen kennen we nu onderhand wel, net als de generieke Engelse namen die allemaal met ‘Into the’ of ‘Welcome to’ lijken te beginnen. Namen die authenticiteit moeten uitstralen maar in feite het punt van clichématigheid allang bereikt hebben, net als de geforceerde hippiesfeer van de aankleding. Het ‘waarom’ is niet meer duidelijk, het lijkt teveel op elkaar.
Ode aan de club
Het bracht HP/De Tijd-columnist Klaas Knooihuizen ertoe om een ‘ode aan de club’ te schrijven. Terecht: wat is er mooier dan op een regenachtige avond Paradiso, Vera of het Paard van Troje binnen te vallen, je jas op te hangen aan de garderobe en één of twee bands te gaan zien. “Geen keuzestress, geen onweersbui, geen handjes in de lucht, zeker geen hartjes en godzijdank geen sitdowns. Je slaapt in je eigen bed en je poept op je eigen schone toilet. Het clubseizoen. Misschien wel de mooiste tijd van het jaar.” En nog het allerbelangrijkst: “Tussen vier zwarte muren komt de muziek puur en onversneden. Kraakhelder maar grofkorrelig. Alle tijd om je te laten grijpen. Dat weten de artiesten ook. Er gaat een dikke rode streep door de met radiohits volgepropte setlist. Kom maar op met die obscure b-kantjes.”
De festivalisering is van grote invloed op muziekbeleving, en niet alleen door verplichte sitdowns en die setlists van een uurtje waarin alle hits gestopt moeten worden. Het publiek verwacht een show, een totaalbeleving. Niet voor niets had Damien Rice het zo moeilijk als headliner van Down The Rabbit Hole. Waar het publiek bij zijn optreden in Carré muisstil was, konden ze op DTRH de aandacht niet opbrengen voor zo’n kwetsbaar concert als dit: één man met een akoestische gitaar. Of dat erg is of niet even buiten beschouwing gelaten: het is voor festivalbezoekers simpelweg niet meer de headlineshow waar ze op zitten te wachten. Een act als Major Lazer weet dat: in plaats van de kleinschaliger soundsystem-shows waarmee we ze eerder dit jaar zagen, halen Diplo en co op een festival alles uit de kast, zo blijkt als je je naast het podium opstelt: “De Major Lazer show is net zo goed de show van de waanzinnig goede danseressen, als van degene die de CO2- en confettikanonnen afstelt. Net zo goed de show van de stagemanager, als van de pyroman (…) Als je Major Lazer als headliner boekt, huur je in feite dat enorme bedrijf in. Succes gegarandeerd.”
Lowlands kende dit jaar twee elektronische afsluiters en één subheadliner: Major Lazer, Chemical Brothers en Underworld. Elektronische shows slagen er in die festivalbeleving op te roepen die het publiek zo graag wil. En dat geldt niet alleen voor bovengenoemde kanonnen, maar ook voor de kleinere fijnproevers. Niet voor niets is de dj-cultuur nog steeds zo in opkomst: dancefestivals zijn populairder dan ooit en er is technisch tegenwoordig weinig voor nodig om een goede set te kunnen draaien. Het gaat om je neus voor obscure tracks en vergeten klassiekers, waar we er op Dekmantel dit jaar zoveel van hoorden – zie deze Boiler Room van Hunee. En als je blijkt over een buitengewoon talent te beschikken, kun je binnen no time elk weekend wel ergens draaien. Festivals genoeg.
Of deze trends zich doorzetten? We gaan het volgend jaar weer verder zien. Met genoegen, want met alleen al deze veertig steengoede festivalshows dit jaar lijkt het verzadigingspunt nog lang niet in zicht. En tot dan snel die clubs in, waar artiesten weer totaal anders uit de hoek kunnen komen.