Catch spannender dan grote broer Pitch

Utrechts festival heeft geen gedoodverfde headliner nodig

Tekst: Ralph-Hermen Huiskamp, foto's: Timo Pisart ,

Het clubseizoen mag dan wel weer volle bak begonnen zijn, dat wil niet zeggen dat we tot de zomer moeten wachten voor festivals. Amper bijgekomen van Amsterdam Dance Event, is er al weer een volgend festival dat focust op elektronische muziek: Catch. Vorig jaar bleek het kleine broertje van Pitch een aanwinst voor de festivalkalender, en dus kwam er dit jaar een tweede editie.

Muzikaal sluit Catch aan op Pitch, maar er zijn natuurlijk genoeg verschillen. Zo duurt Catch maar een nacht, vindt het plaats in TivoliVredenburg en zijn er maar drie podia, wat een totaal ander festivalgevoel oplevert. Een iets ander publiek ook. Maar het grootste verschil is de programmering. Op Pitch wordt er steeds meer geschermd met echte headliners. Grote namen, die afgelopen jaar eigenlijk een beetje minder spannend leken. De echte spanning moet je op het Westergasterrein zoeken aan de onderkant van het programma, in de kleinste zaaltjes. Op Catch zit die spanning overal. Zelfs in de gangen van TivoliVredenburg, waar een enorme modulaire synthhoek is ingericht, met onaangekondigde optredens van o.a. Colin Benders en Sjamsoedin

Maar neem ook de opener van het grootste podium: Floating Points. In zijn eigen piepkleine niche een grote naam, maar dan vooral als DJ. Als live-act, zelf op toetsen en ondersteund door elf muzikanten, heeft vrijwel niemand hem nog zien optreden. Hij heeft het zelfs nog maar een keer gedaan. Links op het podium zit de klassieke sectie: blazers, dwarsfluit, strijkers. Rechts de poppy muzikanten: bassist, gitarist, dummer. En daar tussen in zit de bleke Brit zelf verscholen achter een lading synthesizers. Op een net te laag stoeltje. Alsof hij die verschillende werelden links en rechts van hem, druk spelend en seinend, bij elkaar brengt.

Voor nog maar een tweede concert en met elf muzikanten die zo druk zijn dat ze niet kunnen repeteren, voelt het al opvallend als een geheel. De zwierige strijkersarrangementen, de jazzy improvisaties van Floating Points zelf, en minstens zo strakke als heftige ritmesectie. Al die elementen haken elegant in elkaar. Het blijven nergens eilandjes, zoals dat vaak gebeurt als elektronische acts met akoestische instrumenten werken. Maar wat vooral opvalt, zeker als je het prachtig geproduceerde nieuwe album van Floating Points ernaast legt, is het matige zaalgeluid. De bassen zijn een grote brij, de strijkers zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden. En nog pijnlijker, de freaky jazz samples die de orkestmeester er af en toe uit zijn laptop tovert, zijn veel duidelijker te herkennen als bijvoorbeeld saxofoonklanken, dan als de saxofonist op het podium zelf een solo speelt. Het helpt dan ook niet dat sommige outro’s doel- en richtingloos worden uitgesmeerd. Zonde, want aan alles merk je dat er goede muzikanten op het podium staan, en het album maakt duidelijk dat het basismateriaal meer dan goed is. Maar echt vonken wil het niet. 

Nee, dan Weval. Het Nederlandse producersduo speelt het hele jaar al zo’n beetje elk festival plat, en kan daardoor al vroeg op de avond rekenen op een stampvolle bovenzaal. Slim ook van de organisatie, om een nog even een balkon dicht te houden. Zo lijkt het net wat drukker dan het in werkelijkheid is. Inmiddels is het recept al lang en breed bekend: trage house, waar climaxen almaar uitgesteld worden. Op Pitch wisten ze ondanks materiaalpech de immense Gashouder al in te pakken. Geen verrassing dat de Pandora al vanaf de eerste seconden kolkt, en uiteindelijk, na een knap percussie-intro, ontploft bij Easier.

Een uurtje later is het tweede balkon van de Pandora wel open. Terecht ook, want nergens is het vanavond drukker dan bij Mura Masa. De jonge producer maakte eerder dit jaar al indruk op Pitch en Lowlands, en de buzz heeft zijn werk gedaan. Hij wordt onthaald alsof hij de allergrootste headliner van de avond is. Het is zo vol dat bewegen nauwelijks een optie is, waardoor er her en der wat overdreven geïrriteerd geduwd wordt. Niet per se beter voor de sfeer. Misschien is het daarom ook dat het een beetje tegenvalt. Waar hij bij eerdere shows uitblonk in zijn zomerse futurebass beats, met poppy refreinen, vliegt de Brit vanavond vaak uit de bocht met lompe dubstep tracks waar het alleen maar lijkt te draaien om wie de hardste bas heeft. Zonde, zeker omdat hij een enorm goed oor voor melodie heeft, zoals hij laat blijken met stukjes xylofoonspel en als zijn vaste gastzangeres de popkant voor haar rekening neemt. Of Nao, die nog een nummertje mee komt doen. 

Diezelfde gastzangeres van Mura Masa stond eerder de avond al in het publiek wildenthousiast alles mee te zingen bij die Nao. Niet verrassend, aangezien Nao ook schittert op een van de nummers van Mura Masa. Dat nummer, Firefly, blijkt vanavond het kantelpunt in haar set. Tot dat moment is de show vooral sympathiek. De Londense zangeres danst aanstekelijk over het podium, heeft zichtbaar plezier met haar band, maar een echt uitzonderlijk goed liedje klinkt er nog niet. Vanaf Firefly schudt ze die aan een stuk uit d’r mouw. Er klinken flink wat 90’s r&b-invloeden, zonder ook maar ergens flauw retro te klinken of zo flauw ironisch als sommige vergelijkbare acts nogal eens willen. Haar debuutalbum is er een om naar uit te kijken, en met nog een beetje schaven gaat ze komend festivalseizoen ongetwijfeld veel zieltjes winnen. 

Het grootste vuurwerk van de avond komt vanavond van van een wat schuchter eenmansproject. Nou ja, La Priest is vooral buiten het podium schuchter. Zodra hij het in het spotlicht op stapt lijkt verandert hij in een klungelende, maar charmante antiheld die als een gek te keer gaat. Het begint allemaal wat stroef. Hij is vanwege een eerdere show die avond in Amsterdam te laat. En hij kon blijkbaar de ingang van TivoliVredenburg blijkbaar niet vinden. Niet handig, helemaal niet als je allemaal zelfgebouwde apparatuur hebt. Er gaat van alles mis, in de eerste tracks. Het dreigt een herhaling van zijn optreden op Pitch te worden, daar wilde het ook maar niet echt los komen. Maar vanaf ‘hit’ Oino vliegt de vlam in de pan. Druk solerend op een gitaar slingerdanst hij het hele podium over. Met een uitgerekte, Windowlicker-achtige uitvoering van zijn oude instrumentale track Engine krijgt hij de zaal helemaal op de knieën. Of op de voeten, want er wordt intussen als een overal gedanst. Aanstekelijker dan dit is het nergens vanavond.

Het enige dat er qua aanstekelijkheid bij in de buurt komt, zijn de laatste twee nummers van Shamir. De androgyne Amerikaan worstelt het eerste deel van zijn set met een akelig lege Ronda. Toch, in de laatste tien minuten van de show krijgt hij het met zijn poppy house vol discodiva vocals voor elkaar om het plukje mensen dat er wel is een hoogtepunt te bezorgen. Knap.

Een soortgelijke sfeer zou ook bij funkmeester DâM-FunK op zijn plek zijn, ware het niet dat het publiek er niet zo'n zin in heeft. Met lange slowjams vol keytay solo’s zet de West Coast funkman een briljante 80’s sfeer neer, maar de meerderheid van de aanwezigen lijkt er niet in mee te kunnen. Balen, want het heeft alles in zich om een hoogtepunt te kunnen vormen. Zijn het niet de knetterende elektrofunk of de glijende jams, dan is het wel door de verschijning van DâM-FunK zelf. Je ziet wel eens dronken mannen in een cafés zonder sluitingstijd zichzelf staande houden aan een biertje. Al wankelend, gefocust om het bier niet uit het glas te laten stromen en zo overeind blijvend. DâM-FunK lijkt zijn synths op eenzelfde manier te gebruiken. Soms groovet hij zo hard dat hij bijna achterover valt, maar door toch weer een minutenlang durende gitaarsolo uit zijn keyboards te persen blijft hij nog net staan.

Fris, aanstekelijk, avontuurlijk: labels die je vanavond op praktisch elke act kan plakken. Behalve op Tiga. Natuurlijk is het balen dat hij door technische panne drie kwartier te laat begint. Vooraan staat een kleine jongen in zijn eentje al ruim voor aanvang te wachten. Hij doet het op zijn laatste krachten, bijft overeind door met zijn voorhoofd tegen het podium te leunen en staat af en toe op zijn tenen om over de rand te zoeken naar Tiga. Nee, nog steeds niet. Leunen maar weer. Verderop beginnen wat lamme gasten "Daar moet een piemel" in te zingen. Van dat soort types, met dat soort liedjes, is nog nooit een avond beter geworden. 

Allemaal onhandig, maar Tiga heeft echt grotere problemen. Dat zijn hele set zo ontzettend gedateerd en intens lelijk is, bijvoorbeeld. Ondersteunt door Jori Hulkkonen, met wie hij de hit Sunglasses at Night maakte, staat Tiga vanavond als live-act op het podium. Dat betekent dat Hullkonen, the master of the keyboards volgens Tiga, het grootste deel voor zijn rekening lijkt te nemen, terwijl de producer zelf de zang doet. Of nou ja, zang. Het is meer een soort tussenvorm tussen praten en zingen, en dat elk nummer weer. Als de lelijke betonmolen electrohouse al niet je keel uithangt na een uur, dan is het wel dat monotone gemompel. Pijnlijk, want visueel ziet het er met de enorme projecties prachtig uit.  En los zijn tracks als Bugatti, Plush en natuurlijk Sunglasses at Night nog steeds sterk en instant hoogtepunten in dj-sets. Maar zo achter elkaar blijken ze elkaar eerder te verzwakken dan versterken. Iets met de som der delen, maar dan helemaal anders uitgepakt.

Na alle frisse, avontuurlijke acts en die intens lelijke show van Tiga, voelt de dj-set als Floating Points als een warm bad. Niks geen vernieuwing, vooruitkijken of futuristische samensmeltingen van stijlen. Als je achterom kijkt, blijkt er in de laatste 50 jaar genoeg muziek te zijn gemaakt die qua urgentie niets heeft ingeboet. Praktisch alleen maar oude northern soul 7"-singletjes, soulplaten met de zoetste teksten, en disco-krakers met de allermooiste strijkarrangementen komen langs. Misschien wel de muziek waar het gros van de acts op Catch vanavond succesvol op voortborduren, en in elk geval een prachtig slot van de avond. Hopelijk heeft grote broer Pitch vanavond ook meegekeken, en gezien dat gedoodverfde headliners helemaal niet gemist werden. Of keihard door de mand vielen, zoals bij die ene gast die zichzelf nog voor houdt dat een zonnebril op hebben in een club gaaf is.