#LGW13 Wat we leerden op Le Guess Who? dag 3

Met Ólafur Arnalds, METZ, Pharmakon, Afterpartees en veel Vu(r)ige vrouwen

Timo Pisart, Atze de Vrieze en Ingmar Griffioen ,

Le Guess Who? gaat volle bak aan op de zaterdag, die vroeg begint én piekt met Le Mini Who? en tot diep in de nacht charmeert. Hoewel de charme van het lieftallig ogende meisje achter Pharmakon in ACU in hele naargeestige verpakking komt. Opvallend veel boze en vu(r)ige vrouwen vandaag op de festivalbill, maar METZ is dan nog net een tikje woedender. Tegenhangers komen van een grillige Afrikaans-Nederlandse elektronica-avond in RASA, stomende Scandinavische free jazz in de Spiegelbar en onthaasting bij IJslandse temperaturen in de Janskerk.

Pharmakon probeert ons al haar demonen te geven
Och meisje, wat moet er in godsnaam in jouw leven allemaal gebeurd zijn. Je kunt het niet helpen dat te denken tijdens de intense show van Margaret Chardiet, diep in de nacht in ACU. Pharmakon noemt ze zichzelf, Grieks voor zondebok, en haar show lijkt inderdaad wel een soort ritueel om alle woede en frustratie die door haar lijf giert op ons over te dragen. Ze draait de knop op haar synthesizer helemaal naar rechts, en een ijzingwekkend geluid knalt door de zaal, met daar onder het geluid van een hartslag. Maar dat is nog niets vergeleken bij de doodsgorgel die ze uit haar keel tovert, een schreeuw van angst en verlating vult de ruimte. Chardiet slaat op een soort bord, waarmee ze rauwe, harde klanken maakt, die meteen in vervormde loops verdwijnen. Zonder haar publiek echt aan te kijken, zuigt ze het toch leeg. Zo angstaanjagend zie je zelden een show.
(Atze de Vrieze)

Afterpartees is de leukste band van Le Mini Who?
Het is imponerend om te zien hoe Le Mini Who? in enkele jaren is uitgegroeid tot een volwaardig minifestival. Zeg maar gerust een showcasefestival voor Neerlands opborrelend, alternatief talent, met wat buitenlandse namen. En wat daar dan zoal komt bovendrijven? De opruiend garagepopband Afterpartees steekt er in ieder geval met kop en schouders bovenuit. Het zijn de kwajongens uit Horst waar de meisjes mee naar huis willen (ja toch?) en de gasten tot laat in de nacht bier mee willen drinken, blowen en vervolgens de Solex van pa jatten om de zon te zien opkomen op het strand. Zuiver zingt zanger Niek Nellen niet, maar des te aanstekelijker brengt hij de liedjes met knipoog over "meisjes, het kastensysteem in India en het nijpende tekort aan maïs in Horst". Althans, dat zijn zíjn woorden. Ongein van de bovenste plank à la Black Lips, Mozes and the Firstborn, Jay Reatard op z'n meest melodieus en Jacuzzi Boys. Maar dan een tikkeltje poppier, met het tempo lekker hoog en de beste jengelende gitaarlijntjes die we in lange tijd hoorden. En ja, we zagen Excelsior-opperhoofd Ferry Roseboom al in Tilt goedkeurend knikken naar deze braniebom uit Horst. Ons welgemeende advies aan hem: leg die jongens vandaag nog een contract onder de neus. Proemgaas!
(Timo Pisart)

Ólafur Arnalds onthaast Le Guess Who?
Le Guess Who? is een rusteloos festival: overal is er wel wat te zien en dus te missen, van dat bizarre garagerockbandje tot die bijzondere technodame. Des te bijzonderder is het hoe de jonge IJslandse componist en songwriter Ólafur Arnalds de Janskerk helemaal voltrekt, voor een uur lang goeddeels instrumentale piano- en filmmuziek met licht-neoklassieke inslag. Grinnikend neemt hij eerst de zang van de publiek op - uitstekend trucje om 'n band aan te gaan met de toeschouwers - om er vervolgens bergen reverb en delay over te gooien. "And now it's ambient", lacht de innemende IJslander. Vervolgens geeft hij een bijzonder verstilt concert, begeleid door violiste, cellist en af en toe bombastische triphop-esque producties uit zijn laptop. Dan valt ook op hoe sterk het licht wordt gedaan in de Janskerk: niet statisch zoals zo vaak in statige panden, maar met radicale climaxen en veel licht van achter. De zanger die op drie kwart nog even aanschuift voor twee bijdrages was behoorlijk overbodig, verder was dit een magistraal concert waarin Ólafur Arnalds Le Guess Who even onthaastte. De staande ovatie meer dan waard.
(Timo Pisart)

Laurel Halo krijgt de indie-intellectuelen niet aan het dansen
'De Rapunzel van de freaktronica', noemde bezoeker Jasper Willems gisteravond Laurel Halo. Een treffender beeld is er niet. Daar staat ze, haar lange haar golvend over haar apparatuur, onaantastbaar als de prinses in haar toren. Halo is tegenwoordig de grande dame van Hyperdub, het label van Kode 9 dat elektronische muziek eerst vanuit het hart benadert, en dan pas vanuit de benen. Halo's laatste album Chances Of Rain is een traktatie voor wie voortdurend op het verkeerde been gezet wil worden, en dat doet ze hier vanavond ook. Laagje voor laagje voegt ze toe, met allerlei ritmische details. Het knappe is, door het verschuiven van die ritmes stapt Halo van links naar rechts naar techno en bass music. Ze heeft een microfoon tot haar beschikking, en in het verleden gebruikte ze haar stem ook wel al instrument, maar kennelijk is de geluidsman ontgaan dat ze daar eigenlijk juist weer mee gestopt is. Dansen is er nauwelijks bij, hier in RASA. Daarvoor was het misschien ook te veel een intellectueel avondje.
(Atze de Vrieze)

Grillige elektronica-avond in RASA is niet bedoeld om te dansen
Juist, elektronica, dat was de rode lijn in RASA. Te beginnen bij Afrikaan Mammane Sani, die achter zijn keyboard vertelt dat het volgende liedje in Nigeria op bruiloften gespeeld wordt. Sani speelt dus traditionele muziek, maar dan uitgevoerd met synthesizers en drumcomputers. Charmant, maar dan wel een beetje knullig. Ook charmant is Greg Haines, die vertelt hoe bij zijn vorige optreden in Utrecht zo'n beetje alles mis ging en uiteindelijk nog maar een handvol bezoekers het einde haalde. Dat gaat vandaag beter. Haines komt uit de neo-klassieke hoek, maar recent is hij als een blok gevallen voor elektronische elementen als synthloops en samples, die hij dan weer maakt van akoestische instrumenten, met name de piano. De bak met percussie-instrumenten op de hoek van het podium blijkt geen overblijfsel van de Afrikaanse zanger voor hem, maar daar speciaal voor hem neergezet. Visueel het meest imponerend is Wouter van Veldhoven. neemt een indrukwekkende batterij aan sequencers, samplers en vooral tapemachines mee. Van die ouderwetse, we tellen er zeker vijf, die allen afzonderlijke bandjes afspelen en radertjes vormen in het grotere geheel: abstracte, ijskoude, donkere techno die zich kilometers van de dansvloer bevindt en stroperig je hersenpan binnendringt, vol ruis en diepe, donkere bassen. Imposant ziet het er zeker uit, maar echte magie ontstaat er niet in de Rasa. Anderzijds: misschien is het gewoon nog veel te vroeg op de avond voor zulke unheimische, technische muziek.
(Atze de Vrieze en Timo Pisart)

Maniakaal METZ overrompelt ingedutte Tivoli
Ja, wat hebben we geleerd van METZ op LGW13? 1. Je kan de losgeslagen groep op elk podium neerzetten; het Canadese trio explodeert overal. Hier waren ze na het slaapverwekkende Crystal Stilts helemaal op hun plek. 2. Het kan altijd harder, hamerender en genadelozer met die noise. 3. Wat METZ zo sterk maakt, zo onderscheidt, is dat onder al die onverbiddelijke noise toch sterke liedjes zitten. Iets wat een dag eerder bij Ty Segall ook al opviel. 4. Waar Segall een sluimerende vulkaan was, levert METZ constante erupties, smeulende lava all over the place. Het trio overrompelt het ingedutte publiek daarmee volledig, en nagelt ze vast als de inwoners van Pompeii. 5. Frontman Alex Edkins is off stage een zeer gemoedelijk, aimabel persoon en hoewel hij on stage nog steeds als een jonge, nerdy Bill Gates oogt, is die indruk in de eerste, maniakale seconde weg. 6. De songs van het debuutalbum op Sub Pop (2012) zijn onverwoestbaar, Tivoli is dat niet. Vooral Knife In The Water, Wasted, Sad Pricks, Get Off en Rats komen hard aan. Mooie lessen.
(Ingmar Griffioen)

Thao and the Get Down Stay Down verkondigt nieuwerwets Nashville-geloof
Ja, Nashville, zo kan het dus ook. Wél die akkoordenprogressies en het instrumentarium, maar niet dat zijïge, ouwelullerige sfeertje waarbij ouden van dagen steevast in slaap dommelen, terwijl ze in een wiegstoel op de porch van hun landhuis zitten. Thao and the Get Down Stay Down, rondom de pittige Thao Nguyen, vertolkt het geloof van country, blues en folk, maar in een kek indierockjasje en op 'n felle, aanstekelijke en onconventionele manier gespeeld. Jawel, ze heeft lederen cowboylaarzen aan en een rood broekpakje, maar plukt ondertussen op 'n behoorlijk freaky manier op haar banjo, mandoline, lapsteel en elektrische gitaar, en maakt bijzondere hink-stapspringen tussen catchy, zoetgevooisde refreintjes en bakken springerige herrie. De nadruk ligt op de laatste, uitstekende plaat We The Common die live nog een extra zetje krijgt van de bijtend zingende Nguyen. En dat werkt uitstekend in de helemaal volgelopen Spiegelbar, dat massaal zwicht voor Thao. En dan doet ze óók nog een knipoog naar Ludacris, door diens What's Your Fantasy over een eigen liedje heen te zing-rappen. Nashville is dood, lang leve Nashville!
(Timo Pisart)

Zaterdag, de dag van de vurige vrouwen
Op de Le Guess Who? eisen vrouwen de hoofdrol op. Vrouwen, die zeker in Tivoli en ACU, vurig, verdrietig of ronduit kwaad zijn. Scout Niblett maakt die woede en emotie zeer voelbaar in Tivoli. De Brits-Amerikaanse Emma Louise Niblett bracht dit jaar haar zesde album uit en It's Up To Emma is een regelrechte uiting van pijn om de man die haar bedroog. In Gun komt het hartezeer wraakzuchtig ("I think I'm gonna buy me a gun, a nice little silver one"), diep en kwetsbaar maar ook hard met rauwe grungy gitaar. In het mooie, ingetogen Second Chance Dreams vraagt ze "What do you want from me", maar dan maakt het verdriet plaats voor woede, krijst ze "I'm coming to get you" in 'oudje' Your Last Chariot en komt ook Can't Fool Me Now hard aan. Bijzonder intens, ook door de spaarzame doch ruwe begeleiding op tweede gitaar en drums. Helaas ondergaat tweederde van Tivoli dat al ouwehoerend. Eeuwig zonde. Wordt Emma weer bedrogen. 
De postpunk van opener PINS is daar minder gevoelig voor. Lullig voor het kwartet uit Manchester dat je toch de vergelijking gaat maken en dus aan Savages light denkt. Niet helemaal terecht. Wel ook vier vrouwen uit de UK die bozig en donkere postpunk spelen, maar PINS is minder indringend, met een vrolijker ondertoon. PINS is ook een goede band, met een dikke groove en fijne samenzang en een stel goede songs als Get With Me, Stay True, Girls Like Us en het intense (I'm) Mad For You. En met een goede werkethiek: koud terug van een tournee met Warpaint, spelen ze ze zaterdag drie keer Le Guess Who?
En dan is er nog ZZZ's, een trio Japanse dames die muziek maken zoals ze dat alleen in het land van de rijzende zon kunnen. Ze schieten van trage, slepende, haast psychedelische rock naast hypernerveuze postpunk, met stoïcijnse blik, maar wel met een schattig hupje. Och, was Pussy Riot muzikaal maar zo interessant als deze dames.
(Ingmar Griffioen en Atze de Vrieze)

Young Fathers gaat voor te groots gebaar
Grappig om te zien hoezeer de hiphopavond in de Helling een eigen publiek trekt: jonge meisjes die niet écht straat zijn, maar wel hun plaat van Kendrick Lamar op een kanseltje hebben staan, houterig dansend rondom jongens zonder swag. Het feestje in de Helling is aan, maar ook een beetje knullig. Misschien dat Young Fathers om die reden niet geheel tot zijn recht komt. De Schotse lo-fi hiphopgroep heeft in ieder geval niet geluisterd naar het devies "hou het klein, hou het dicht bij jezelf". Op plaat maken ze een interessante, psychedelische cocktail van donkere hiphopproducties met samba-achtige percussie en af en toe een gelikt R&B-refrein, live maken ze er een groteske theatershow van. Al het eerste nummer proberen ze de duivel uit te drijven, gauw klinken dreigende oorlogsdrums op de achtergrond en tussen de songs kijken ze woedend het publiek in. Angstaanjagend? Zeker niet, eerder lachwekkend.
(Timo Pisart)

The Thing is een freaky stomend freejazz dingetje
Waar het überstonede Crystal Stilts in de grote zaal steeds vermoeiender wordt, zijn de eerste kopernoten van Mats Gustafsson al tig keer interessanter in de Spiegelbar. De in Wenen woonachtige Zweed tekent met een enorme baritonsaxofoon voor de leiding in The Thing, geruggensteund door een gouden Noorse ritmetandem. Gustafsson, die met onder meer Peter Brötzmann, Sonic Youth, Merzbow en sax-collega Colin Stetson werkte en in 2011 solo op Incubate stond, heeft de longinhoud van een Miguel Indurain. Als een stoomboottoeter die blijft hangen bouwt hij fragmentarisch op, waarna die ritmetandem er ongenadig inklapt en de Zweed helemaal losgaat met indrukwekkend, meeslepend blaaswerk. Het resultaat is soms hyper impro (richting hiphopbeats), maar vaker een zeldzaam stomende groove, die door repetitie en opbouw steeds dansbaarder wordt. Meer freaky en free wordt jazz niet gauw opgediend en de volle Spiegelbar deint dankbaar mee.
(Ingmar Griffioen)