#LGW13: Wat we leerden op Le Guess Who? dag 4

Van Jurado en Yo La Tengo via de Mad Professor en Moonface naar de krautende Wooden Shjips

Atze de Vrieze, Marc van der Laan, Joost van Beek en Wouter Bal ,

Le Guess Who? sloot zondag in alle verscheidenheid af met een volle festivaldag, waarbij het zwaartepunt wellicht in beide Tivoli's lag. Aan de Oudegracht bewezen Damien Jurado en Yo La Tengo waarom hun naam in dikke letters op de poster gekalkt stond, terwijl Wooden Shjips en Föllakzoid De Helling in dikke kraut en psych drenkten. In RASA kreeg je experimentele, psychedelische noise en de Mad dubbende Professor, terwijl de matinees in EKKO (o.a. Theo Verney) en Leeuwenberg (Moonface en Destroyer) verrasten. Een typische LGW-dag dus; sterk en veelzijdig. Deze tien zaken vielen onze redacteuren op.

Bezwerende Damien Jurado krijgt Tivoli muisstil
Damien Jurado mag een rot in het vak heten. Als kind van de jaren negentig begon hij zijn carrière bij Sub Pop in Seattle en sprokkelde sindsdien een indrukwekkend oeuvre bij elkaar. In zijn latere werk flirt hij met psychedelica, maar vanavond is hij slechts gewapend met een akoestische gitaar. Naast twee optredens op Le Guess Who? exposeert hij in Tivoli Oudegracht en nam het ontwerp voor de Le Guess Who?-shirts voor zijn rekening.

Tivoli hangt vanaf de eerste seconde aan de lippen van Jurado. De Amerikaan heeft een jetlag van jewelste en meldt dat hij elk gevoel voor realiteit kwijt is. Het is nauwelijks te merken. De uitgeklede, folky nummers worden met open armen ontvangen door een muisstille benedenzaal. Als er halverwege de set een glas van de bar valt is dit tot aan het podium te horen. In de uitgeklede vorm valt het des te meer op wat voor pareltjes Damien Jurado geschreven heeft. Hij oogt relaxed en neemt uitgebreid de tijd om met gitaar op schoot het publiek te woord te staan en openbaart zich dusdanig als een sit-down comedian. Zijn aanklacht tegen de Amerikaanse consumptiemaatschappij, die in zijn expositie ook al wordt bekritiseerd, draaft wel wat ver door. Hij verwoordt het zelf; “shut up and play some more songs”. Jurado neemt Tivoli mee op sleeptouw en levert adembenemende uitvoeringen van onder andere Working Titles, Maraqopa en Cloudy Shoes. Zijn verhalende, metaforische songs zijn woord voor woord te verstaan en gaan gepaard met spookachtige uithalen. Als hij het podium verlaat volgt een daverend applaus. Adembenemend optreden.
(Joost van Beek)

Yo La Tengo toont zich de ware eindbaas van Le Guess Who?
Afsluiter van het festival in Tivoli Oudegracht zijn de oude rotten van Yo La Tengo, die inmiddels alweer bijna dertig jaar meedraaien. Het optreden komt zeer moeizaam op gang, hoofdzakelijk veroorzaakt door de slechte afstelling van het geluid. Opmerkelijk, aangezien ze volgens zanger/gitarist Ira Kaplan “painstaking perfectionists” zijn en er naar verluidt een zeer lange soundcheck was. Gelukkig blijkt het lek na een kwartiertje boven en wordt steeds meer duidelijk dat Yo La Tengo alles in zich heeft om de perfecte afsluiter te zijn. Waar aan het begin de gesprekken die tijdens Damien Jurado waren opgespaard de boventoon voeren, weet de band het tij te keren en krijgt het de zaal meer en meer in zijn greep. Met hun mix van melodieuze liedjes en drang naar experiment behelzen ze eigenlijk alles wat dit festival zo bijzonder maakt. Het slaat van mierzoet razendknap om in een noisy kakofonie van geluid en overstuurde gitaren. Wanneer in de toegift samen met Michael Chapman en Glen Jones ook nog een prachtige cover van Daniel Johnstons Speeding Motorcycle wordt gespeeld is één ding duidelijk: Yo La Tengo is de ware eindbaas van Le Guess Who? 2013.
(Wouter Bal)

Wooden Shjips tript de laatste energie weg
Drie jaar geleden was Wooden Shijps uit San Francisco nog de geheimtip van Le Guess Who?, in het met rook gevulde zaaltje van dB's. Nu zijn we twee albums verder en mag de band Le Guess Who? afsluiten in een bomvolle Helling. Aan het grondidee is niets veranderd: bassist en drummer spelen eindeloos hetzelfde, niet helemaal strak, maar wel met een enorme stuwende kracht en energie. Zie die drummer steeds van zijn krukje af stuiteren. De toetsenist speelt ook steeds een langgerekt akkoord, maar dan wel in dienst van frontman Ripley Johnson, een man met een enorme baard en een indrukwekkende gitaartechniek. Hij laat zijn gitaar met allerlei verschillende pedalen rondzoemen en -galmen. Zijn vocalen - weggestopt en meer onderdeel van het geluid dan brenger van een boodschap - doen soms denken aan die van Jim Morrison, en de muzikale referenties liggen van links naar rechts, van minimalisme naar garagerock. Het allerbest is Wooden Shijps als het tempo relatief laag blijft en een song maar blijft en blijft voortgaan. En dat is eigenlijk in de meeste gevallen zo - niet opkijken van een minuut of zeven, acht per song - dus Le Guess Who? krijgt hier een uitstekende afsluiting. Het was weer indrukwekkend, zoveel als de bezoeker hier de afgelopen dagen uitgedaagd is.
(Atze de Vrieze)

Uitbundig minimalisme met een spiritueel randje bij OM
Fraai contrast: links de grote, robuuste stoner-dude Al Cisneros, rechts multi-instrumentalist Robert Lowe, die er eerder uitziet als een funkateer. De twee verbeelden de twee kanten van OM, een band die begon als project van twee leden van de band Sleep, maar met vier albums in tien jaar gewoon een serieuze business is. Cisneros speelt ingetogen, traag. Hij en drummer Emil Amos vormen het karkas van een stonerrockband. Het is aan Lowe om de ontstane ruimte in te vullen. Dat doet hij door uitbundig - op het agressieve af - in de weer te zijn met een tamboerijn en zijn modulaire synthsysteem. Hij slaat het percussie-instrument op zijn knie, rekt zijn vingers, zwaait zijn armen in het rond tot hij de decors doet wankelen. Als een sjamaan die Jay & Silent Bob meeneemt op een spirituele spacetrip. Zijn gitaar zit zo onder de effecten dat hij meer op een synthesizer lijkt. OM, het woord is afgeleid uit het hindoeïsme, en onder de trage doomrock hoor je soms inderdaad oosterse flarden. Zen is in elk geval Lowe niet. Tijdens de laatste noten van de set trekt hij alvast zijn stekkers eruit, om vervolgens stevig weg te benen. Wat er nu was? Geen idee. Wellicht het decorstuk dat hij met zijn hand raakte tijdens een tamboerijnzwaai. Maar het was in elk geval een buitengewoon boeiende set, zowel muzikaal als om naar te kijken.
(Atze de Vrieze)

Chileense invasie in de Helling
Je kunt Föllakzoid en The Holydrug Couple liefkozend de Chileense siamese tweeling noemen. Ineens waren ze daar, begin dit jaar. Beide brachten ze een album uit bij het eigenwijze undergroundlabel Sacred Bones (dat ons gisteren ook nog Pharmakon bracht), en logischerwijs verschenen ze vaak op dezelfde flyer. Maar als dit echt een siamese tweeling is, dan wel een scheefgegroeide, want Föllakzoid blijkt veel en veel beter te zijn. The Holydrug Couple, de naam roept de sfeer op van een soort Bonnie & Clyde stel van 65 dat veertig jaar gelukkig samen drugs gebruikt heeft. In werkelijkheid maakt de band trage psychedelische rock, waarbij pogingen tot liedjes vaak falen. Succesvoller is de band als een soort jam-sfeer ontstaat. Het heeft natuurlijk voordelen, zo samen optrekken, maar ook nadelen. De vergelijking tussen de twee is dan immers onvermijdelijk. Juist in dat laatste is Föllakzoid namelijk veel sterker. Rechts zien we iemand gebogen over een tafeltje met elektronica, waar allerlei pulserende geluiden uit komen. De drummer speelt een 'locked groove', en het zijn bassist en vooral gitarist die zorgen voor de dynamiek. Minder liedje, meer psychedelica, en uitstekend voor de festival-diehards om bij te knikkebollen.
(Atze de Vrieze)

Compromisloze Eric Copeland creëert zijn eigen ongemakkelijke wereld
Ieder jaar probeert Le Guess Who? zo relevant mogelijk te programmeren. Daarbij worden ook gewaagde keuzes gemaakt, zoals het boeken van Black Dice-lid Eric Copeland. Als solo-artiest knipt en plakt hij samples en beats aan elkaar die hij ook nog eens vervormt. Zo creëert hij een eigen, ongemakkelijke wereld met experimentele, psychedelische noise, waarin slechts af en toe de structuur van een liedje is te herkennen. In die wereld is de stem een extra instrument, dat vanzelfsprekend ook bewerkt moet worden. Copeland gaat het hele optreden schuil achter de klep van zijn pet, alsof hij zijn diepste zielenroerselen helemaal niet met het publiek wil delen, maar voor zichzelf wil houden. Die vermeende afstand werkt echter eerder als een magneet. De bezoekers in RASA laten zich veertig minuten lang door de mangel halen. In eerdere jaren resulteerden zulke experimentele boekingen wel eens in een mislukking, maar dat is hier niet het geval. Copeland is niet makkelijk, wel spannend.
(Marc van der Laan)

Mad Professor dubt alles en iedereen
“You’re making us work overtime”. Mad Professor en zijn crew zien dat ze niet weg komen met het uur dat voor het optreden in RASA is ingepland. In de periode daarvoor heeft de bijna 60-jarige producer alles en iedereen van zijn legendarische dub-mix voorzien. Reggae-klassiekers van King Tubby, Max Romeo (I Chase The Devil) en Dennis Brown (Slave Driver), maar ook een versie van Lionel Ritchie’s Lady krijgen dezelfde behandeling. De Professor zelf staat als een sfinx achter de dj-tafel, terwijl twee jonge gasten (waaronder zoon Joe Ariwa) de zang voor hun rekening nemen. Ariwa mag af en toe ook aan de knoppen komen en mixt er dan een stukje dubstep in. Stilstaan is in ieder geval geen optie: dansen of swingen is het devies. Aan de vrolijke gezichten van de bezoekers te zien vindt niemand dat een probleem. Nog even lekker opwarmen zo, voordat men naar de Oudegracht of De Helling vertrekt voor de rest van het programma. Even lijkt het alsof Mad Professor helemaal niet meer wil stoppen, maar met een dubversie van Bob Marleys Jammin’ komt er dan toch echt een einde aan een relaxte show op de namiddag.
(Marc van der Laan)

Publiek vergeet te crowdsurfen bij Moonface
Spencer Krug, bekend van Wolf Parade, heeft de reputatie met soloproject Moonface telkens nieuwe wegen in te slaan en alle schepen achter zich te verbranden. Zo switchte hij eerder al van elektronica naar een album vol krautrock (Heartbreaking Bravery), dat hij met de Finse band Sinaii opnam. Ook voor zijn nieuwste album ging het roer weer om. Een man met een piano, meer moest het voor Julia With Blue Jeans On niet worden. Live blijkt hij zich er van bewust dat dit voor het publiek wel eens saai zou kunnen zijn. Hij geeft aan geen stijve concertpianist te willen zijn en roept het publiek op vooral op te staan van hun stoelen om bier te halen, of nog beter: te gaan crowdsurfen. Vanaf het openingsnummer Love The House Your In is datzelfde publiek deze oproep echter allang alweer vergeten en hangt het aan de lippen van de Canadees. Krug blijkt naast een goed liedjesschrijver namelijk ook een zeer begenadigd pianist. Met wilde armgebaren dirigeert hij zichzelf tot grote hoogten, waar het publiek hem maar al te graag wil volgen. Diep onder de indruk en in volledige stilte ondergaan de aanwezigen deze pracht, om na de slotnoten los te barsten in een staande ovatie. Enig minpuntje van de middag, aldus Krug zelf, is dat er uiteindelijk niemand is gaan crowdsurfen.
(Wouter Bal)

Ontspannen namiddag in EKKO
De sfeer in EKKO is ontspannen. De koffie- en bierconsumptie gaat gelijk op. Voorin staat - naast zijn vader - een kleuter met een gigantische koptelefoon op en een zakje chips in de hand gebiologeerd naar het podium te staren. Theo Verney mag openen in de halfvolle zaal. De man uit Brighton nam zijn debuut-EP alleen op, maar wordt live bijgestaan door drummer en bassist. Op het podium is het net zo ontspannen als in de zaal. Ondertussen brengt Verney stampende, grungy, punksongs. Het distortionpedaal wordt elk refreintje dieper ingestampt en de Brit schreeuwt zijn stem schor. Na de reguliere set besluit hij spontaan nog een nummer te spelen: Blood Let bestaat uit een zwaarmoedige onderbuikriff die wordt afgewisseld met opgefokte grungecoupletten, vreemd genoeg het beste nummer van de show. Theo Venrey is wat generiek, maar hij geeft de romantiek van het in een bandje spelen gezicht. Na de show bespreekt het drietal buiten onder het genot van een nicotinestaaf wat zij die avond gaan bekijken.

Het volgende driemanschap, Traams, speelt rammelende post-punk die live aanzienlijk meer lucht krijgt. Stuart Hopkins is een rusteloze frontman die geregeld naar de andere kant van het podium loopt om de bassist uit te dagen. Deze levert snelle ADHD-baslijntjes en neemt in een enkel nummer de melodielijn voor zijn rekening. De schelle, schreeuwerige stem van Hopkins geeft het geheel kleur en eigen smoel. Na een aantal nummers valt het kwartje; Traams levert een, bij vlagen, wervelend optreden. Hoogtepunt is Flowers, een verslavende rammeltrack van debuutalbum Grin. Voor het podium wordt intussen voorzichtig gedanst. Volgende keer wat later programmeren graag! Hanni El Khatib mag deze LGW-editie in EKKO afsluiten. En dat is toch een beetje een domper. De band speelt snelle garagerock die wortelt in de rock 'n roll van de jaren vijftig en zestig. De nummers beginnen niet zelden met een klassiek, bluesy gitaarintro dat ontspoort in een bak herrie. Maar wat is het live allemaal vlakjes. De nummers beklijven niet, het ontbreekt Khatib aan charisma en zijn stem verzuipt nu en dan in een muur van geluid. EKKO is inmiddels volgelopen en voor het podium wordt gedanst, maar vandaag sluit Hanni El Khatib toch echt voor Traams.
(Joost van Beek)

Destroyer heeft geen zin om zijn gitaar te stemmen
Na het voortreffelijke concert van Destroyer in de Helling op de vorige editie van Le Guess Who? zijn de verwachtingen hooggespannen als Dan Bejar (ditmaal helemaal in zijn eentje) het podium van Leeuwenbergh betreedt. Bejar heeft immers een fantastische catalogus aan mooie liedjes en onlangs verscheen ook nog de EP Five Spanish Songs, waarop hij een ode brengt aan de Spanjaard Antonio Luque. Helaas komen liefhebbers van deze laatste EP van een koude kermis thuis: er wordt slechts één nummer van gespeeld. Bejar doet vooral waar hij zelf zin in heeft en speelt met name ouder werk. Dat zijn gitaar gestemd moet worden boeit hem naar eigen zeggen niet. Hij heeft geen zin het ding te stemmen. Echt veel zal dat ook weer niet uit hebben gemaakt, want Bejars capaciteiten als gitarist blijken zeer beperkt. Jammer genoeg blijkt Destroyer zonder band een stuk minder interessant. De magie ontbreekt en het wil helaas niet heel lang boeien. Slechts af en toe toont hij zijn ware genialiteit. Enige voordeel is eigenlijk dat je zijn bijzondere teksten nu veel beter kan verstaan. Voor een groot deel van het publiek is het echter al te laat. Destroyer is vanmiddag de enige act in Leeuwenbergh waarbij grote groepen mensen teleurgesteld voortijdig hun zitplaatsen verlaten.
(Wouter Bal)