Connan Mockasin maakt zelfs de coltrui sexy
Nieuw-Zeelander Connan Mockasin is een kameleon. Soms tref je hem als hippie, soms als Bowieske dandy, soms domweg als clown. Vandaag steekt de geblondeerde zanger in een zwarte coltrui, en die staat hem verdomd goed. Hij oogt een beetje wankel, of laten we een mooier woord uit de kast halen: frêle. Na een halfuur kondigt hij het einde van zijn set al aan, klagend over te veel marihuana en te weinig slaap. Waarschijnlijk beleven wij er meer plezier aan dan hij, maar dat moet dan maar. Mockasin's bizarre glij-indie is een beetje rommelig, maar ook ongelofelijk opwindend. Het doet soms denken aan de suikerzoete 80s pastiche van Destroyer, maar dan gespeeld met de lome valiumvibe van Mac DeMarco. Mockasin zingt soms eng hoog, en zijn gitaar heeft een soort glittersound. It's Choade My Dear (aan het begin) en nieuwe single I'm The Man That Will Find You zijn echt fantastisch. Aan het slot zien we de meest spontane feature ooit, als Mockasin zijn vriend King Khan in het publiek spot. Gisteren stond die hier nog in vol ornaat - cape, pens, pruik, worstelbroekje - nu moet hij eerst zijn casual trui uittrekken, en door Connan aan de andere muzikanten voorgesteld worden voor ze gezamenlijk kunnen beginnen aan een fraai staaltje psychedelische dolfijnenliefde.
(Atze de Vrieze)
#LGW13: Wat we leerden op Le Guess Who? dag 2
Met o.a. The Black Angels, Ty Segall, Braids en Linda Perhacs
Na een prima start komt Le Guess Who? op de vrijdagavond tot volle wasdom. Van oude singer-songwriters in de Janskerk tot stomende psychedelica in Tivoli tot een wilde garagerocker die het eens akoestisch probeert. Deze tien dingen bleven bij de 3voor12 redactie hangen op Le Guess Who? dag 2.
Less is much, much more bij Braids
Braids heeft na het veelgeprezen debuut Native Speaker een forse verandering doorgemaakt: toetseniste Katie Lee vertrok en de band ging op zoek naar een geluid waarin de rol van elektronica nog prominenter werd. Het resultaat, tweede album Flourish / Perish, is in augustus verschenen. Tijdens het optreden gaan de ogen van bandlid naar bandlid. Austin Tufts is een steengoede drummer die veel verschillende stijlen beheerst, maar hoe virtuoos hij ook speelt: het is altijd functioneel. De zang van Raphaelle Standell-Preston maakt bijna net zoveel indruk als die van Portisheads Beth Gibbons. En Taylor Smith staat als een soort computernerd bijna maniakaal aan zijn knoppen te draaien, terwijl zijn hoofd op en neer wiegt. Ieder voor zich vervullen ze een sterke rol, maar samen stijgen ze heel ver uit boven de som van die afzonderlijke delen. Het supergefocuste drietal speelt een betoverende set met heldere, vlijmscherpe maar ook organische elektronica waarin alles puzzelstukjes precies op hun plek vallen. Na één nummer krijg je al het gevoel dat hier iets bijzonder gebeurt en dat gevoel verdwijnt de rest van het optreden niet meer. Zonder de gitaren (nou ja, in één nummer dan) en met een bandlid minder moest de band op zoek naar een nieuw evenwicht. Afgaande op het optreden van vanavond hebben ze dat meer dan gevonden. Eén van de hoogtepunten van deze avond, en misschien wel hét hoogtepunt.
(Marc van der Laan)
The Black Angels verzorgen een collectieve trip
De bandnaam galmt voor aanvang van het optreden al een aantal keer door Tivoli: The Black Angels, vaandeldragers van de huidige psychedelicascene. En dat is best opmerkelijk, want de band was altijd een soort underdog. Aan het orgel, dat pontificaal op het midden van het podium staat, hangen maracas en een tamboerijn. Een kleurrijk lichtspel openbaart zich op de wand achter het podium. In het uur dat volgt nemen The Black Angels ons mee in een bedwelmende set met aan de basis een lome groove. De band is gewapend met twee toetsenisten, maar de orgel- en keyboardpartijen zijn subtiel ingebed in het geheel. De zompige baspartijen zijn de spil van een set waarin de rauwheid van de eerste platen mooi samenvalt met het iets lichtere nieuwe werk. De typisch psychedelische visuals, waarin livebeelden van de show verwerkt worden, maken de cirkel rond. Tivoli laat zich meevoeren. Met de ogen dicht wordt er gedanst. Of gekronkeld, eigenlijk. En dan de ontlading. Frontman Alex Maas staat op het midden van het podium, zijn pet tot ver over zijn voorhoofd gezakt, gewapend met tamboerijn en maracas. Het glas bier dat door de zaal zweeft geeft het startsein. Voor het podium ontstaat een pit. Op het podium mept drumster Stephanie Bailey het drumstel aan gort, de rest van de band speelt stoïcijns door. Het luidt het einde van de collectieve trip in. Een jongen ontworstelt zich met bloedend hoofd uit het strijdgewoel. “Soldier in the sky”, snerpt Maas vanaf het podium. Nauwelijks een woord gezegd hebbende verlaten The Black Angels even later het podium. Wij gaan de nacht in.
(Joost van Beek)
Linda Perhacs en Ed Askew bewijzen dat je ook stijlvol ouder kunt worden
Eerder dit jaar kwam Sixto Rodriguez naar Nederland om een rampzalig slecht optreden te geven - en wat wil je met een troubadour van in de zeventig? Op de vrijdag van Le Guess Who staan twee bejaarde artiesten die bewijzen dat het nog wél kan. De 72-jarige Ed Askew staat onbeholpen in de Janskerk: een echt goede stem heeft hij niet meer, maar ieder kraakje is ontroerend, aandoenlijk, en hij wordt stijlvol begeleid door viool, piano en elektrische gitaar. De komst van Linda Perhacs is nog veel specialer: een folkzangeres die in de jaren 70 één magische plaat maakt, nóóit optreedt en haar bestaan als mondhygiëniste weer oppakt, om jaren later alsnog te worden ontdekt. Vandaag geeft ze haar allereerste show op Nederlandse bodem, en ze is stijlvol oud geworden: leesbril op haar neus, onhandig de teksten voor zich en begeleid door een stel veel jongere muzikanten. Hartverwarmend is het hoe ze vertelt dat ze in de tandartspraktijk van een cliënt moest horen dat ze was ontdekt door Daft Punk, hoe ze werd gebeld door Devendra Banhart en samenwerkte met Julia Holter. Overbodig is hoe al ze haar backingmuzikanten allemaal een eigen liedje laat spelen: er komen een wat makkelijk gospelliedje, een middle-of-the-road pianoballad en een generiek singer-songwriter-deuntje voorbij. En het vele nieuwe werk (er komt deze week nog een eerste single!) is wat uniform. Maar het oude Chimacun Rain en vooral het psychedelische Parallelograms zijn magistraal.
(Timo Pisart)
Forest Swords scoort in de herkansing
Afgelopen mei stond Forest Swords al op de May Day-editie van Le Guess Who? Voor een man of dertig speelde de schuchtere Engelsman Matt Barnes toen een donkere en sfeervolle set ambient-elektronica met ondersteuning van een dubbassist. “Een optreden dat absoluut meer publiek had verdiend”, schreven we toen. Die herkansing kwam snel. Vanavond stonden Barnes en zijn bassist opnieuw in EKKO, maar nu voor grofweg acht keer zoveel mensen. De set kent deels dezelfde nummers zoals het sterke ‘Marches’ maar het geluid is scheper, dreigender en onheilspellender en daarmee coherenter dan een half jaar geleden. Ook de bassist komt nog sterker uit de hoek door meer gebruik te maken van zijn pedalen. Daarmee is hij meer dan ondersteuner maar heeft hij soms ook een eigen rol. De bezoekers wiegen lekker mee op de spannende klanken van Forest Swords en bewijzen zo het gelijk van de Le Guess Who?-programmeurs om Forest Swords nu al weer te boeken.
(Marc van der Laan)
Ty Segall begint als Calexico, eindigt als Ty Segall
Spannend: Ty Segall, creatieve duizendpoot en illustere curator van deze avond in de Helling, komt zijn akoestische plaat Sleeper vertolken. Oei, een verstilde show van de Amerikaan; is dat wel zo tof? Daar kunnen we duidelijk over zijn: jazeker. Het materiaal van het na zijn vaders dood geschreven Sleeper is uitstekend en in de helemaal volgestroomde zaal gedijt een zittende Segall zelf ook bijzonder goed. Ty zelf speelt akoestisch, maar zijn begeleiders hebben gitaar en bas wel degelijk ingeplugd en Charles Mootheart (Ty Segall Band en hun nieuwe heavy outfit Fuzz) roffelt op het drumstel.
Segall durft ook vocaal zijn gevoeliger kant te tonen. Zeker in het begin van de set bekruipt bij vlagen een rootsy, gezapig Calexico-gevoel. Maar veel nummers krijgen dan toch een versnelling mee, waarbij zijn stem vanouds rauw en snerpend is. En gelukkig maar, daarom werkt het zo goed. Slechts één keer snelt hij naar het drumstel om even stoom af te blazen. Ty als slapende vulkaan met een crowdsurfer bij zijn akoestische show; het plaatje klopt helemaal. Op de kracht van het materiaal blijft hij fier overeind. Het doet denken aan hoe Greg Cartwright na de felle garagepunk van Oblivians zijn songsmederij bewees in Reigning Sound. En ook Segall verpakte altijd al verdraaid goede liedjes als Thank God for Sinners in lagen fuzz en noise. Segall en co spelen wat langer door, terwijl de show alsmaar sterker wordt dankzij fijn oud materiaal als het met Beatlesque gekte bezwangerde Caesar (van Melted) en You're The Doctor ("There's a problem in my brain!") van zijn album Twins. En dan heeft de curator met Live And Let Live nog een historische Love-cover in petto.
(Ingmar Griffioen)
The Wytches sloopt alle subtiliteit uit Le Guess Wh0?
Dat de buzz rondom het jonge rocktrio The Wytches al een tijdje gaande is blijkt wel aan de opkomst; de Spiegelbar is afgeladen voor deze jonge, Britse talentjes. Met lang haar voor de ogen hangend, een goedkoop T-shirtje aan en nog geen enkele haartje op de kin zijn de jongens veruit de jongsten in de zaal. Vanaf minuut één breken ze de tent echter af. De drummer slaat haast door zijn vellen heen, de bassist blijft maar stuwen en de zanger/gitarist sloopt zijn stem ten gunste van het festival. In het publiek vraagt men zich al af hoe lang zijn stem het vol zal houden, want hij schreeuwt zich de longen uit het lijf. De attitude, energie en nonchalance van The Wytches doet denken aan Nirvana ten tijden van Bleach, maar dan met een meer doomy inslag. De langzamere, slepende nummers komen net zo hard binnen als de up-tempo knallers. Zodra de single Robe For Juda wordt ingezet is de Spiegelbar te klein en ontstaat er een grote pit. En dan is het alweer afgelopen. Een intense show van een bijster interessant trio, dat vakkundig alle subtiliteit uit Le Guess Who? sloopt.
(Joris Postulart)
Het zwarte Sinterklaasfeest van J.C. Satàn
J.C. Satàn kun je kennen van het Valkhof Festival, waar ze dit jaar na een relletje wegens overmatige decibellenproductie van het podium stapten. Of van de bijdrage van zangeres Paula aan het fijne poppy garage-album van The Limiñanas. Bassiste en zangeres komen uit Turijn, drummer, gitarist en toetsenist hebben uit Bordeaux de Franse garagepunk-manie meegenomen. Plus wat metal en psych. De zangeres komt op in zwarte kap en is soms verdiept in een onduidelijk ritueel met zichzelf. Gitarist Arthur 'Satan' Larregle is een typisch Franse knaap met moustache, streepjesshirt, sideburns en tat op de arm. We krijgen een wilde vurige show, waarbij zij meermaals richting Mekka gaat en hij met gitaar richting zenith. Het is half drie en de gekte is alom. Gevoed door die tot het uiterste getarte, weird jengelende Korg, die opzwepende samenzang en vooral die furieuze garagepunk met occult-mediterrane inslag. De groep eindigt met satanisch gehuil en in de hoogste, grofste versnelling gierende gitaar, bas en drums. Hij offert nog een gitaar voor hij de plug uit de versterker trekt, de Helling in verdwaasde euforie achterlatend. Het is een avond waarop velen elders Sinterklaas vieren, maar Le Guess Who? aanbidt de duivelse geneugten van het gruizige rariteitenkabinet uit Zuid-Europa.
(Ingmar Griffioen)
Daughn Gibson verwerkt elektro, rock en pyschobilly vlekkeloos in een heerlijk donker Americana-jasje
De Spiegelbar van Tivoli staat al goed vol als Daughn Gibson aanvangt. Het eerste wat opvalt is de grote, gespierde en goed uitziende zanger Josh Martin, zo'n vent waar vrouwen op straat naar omkijken. Met zijn diepe, lage stem vult hij direct de hele ruimte. Martin heeft op het podium versterking van een in houthakkershemd gestoken drummer en gitarist, die beiden een half uurtje eerder ook al met Brokeback op hetzelfde podium stonden. De eclectische mix van jaren '80 electropop, psychobilly en rock klopt aan alle kanten. De composities staan als een huis en de dynamiek in de set maakt dat het publiek meegenomen wordt op een donkere trip door de duistere wereld van Martin. Als het trio tegen het einde van de set een hoogtepunt bereikt, staan de dames in de zaal al te heupwiegen, waar de mannen het bij hoofdknikken houden. De afsluiter is helaas was rustig, wat iets van de opbouwde spanning wegneemt. Zonde, want de 25 minuten daarvoor wist Daughn Gibson indruk te maken. Een spannende band met een donker geluid.
(Joris Postulart)
Bedaagd genieten met Segall en White Fence, kapot los gaan op Jacuzzi Boys
Ze staan er de hele avond; jonge gastjes die zijn gekomen om te feesten, springen en moshen. De verwachting hangt continu in de lucht. Niet zo vreemd, aangezien Ty Segall cureert met psychedelische garagetroeven van Frankrijk tot Miami. Een felle akoestische uithaal van Segall is al genoeg voor een pitje. Op White Fence dan maar, de psychedelische groep rond Tim Presley (o.a. The Strange Boys, The Fall), die met Segall een split maakte. Hij zingt lekker ongeïnteresseerd en met veel galm erop, maar koppelt de air van Liam Gallagher aan de uitstraling van een platgereden egel. Presley oogt wasted en eindigt met een sterke psychgroove, maar dan was het toch beter zweven op de Madchester dance-vibe van Jagwar Ma.
Het Franse Magnetix is niet eens zo vreselijk goed, maar wel tof en punk genoeg om de zaal kapot te spelen. Met 15 jaar speelervaring gooien ze de passie, punk, drive en lont erin. Ze spelen alsof ze in dB's, OCCI of Vera Kelderbar staan en dat werkt, zien ook de vrienden van Sleazefest, King Khan, A Fistful Of Records en dB's. Al sinds Segall lopen we uit, waardoor Jacuzzi Boys pas tegen 3-en 's nachts begint, maar de belangstelling lijdt er niet onder. Hier stonden al die gastjes op te wachten. Het trio heeft nu niet die laidback vibe van de laatste plaat, maar full on wilde garagerock 'n roll met gejaagd fel gitaarwerk van die langharige frontman en een opzwepende ritmetandem. Het is het sfeertje waarin je voelt dat alles kan en daar is dan de eerste, niet zo geslaagde stagedive. En terwijl King Khan met de dj babbelt en de opgeschoten ventjes uit Miami de nog driekwart volle zaal rocken, doet de cameraman doodleuk een crowdsurf tot de bar en terug. Al filmend. Epic. Zo'n sfeertje. Jacuzzi Boys speelt als een ware headliner en Le Guess Who? gaat dan toch kapot los. "Thank you so much kiddies!"
(Ingmar Griffioen)