ESNS12: Tony Berk: verpersoonlijking van het Holland-gevoel in de popmuziek

"Ik ben een koopman en een muziekuitgever"

Atze de Vrieze ,

In 1967 begon Tony van der Berkt zijn carrière op de debiteurenadministratie van tandpastafabrikant Prodent. "Daar leerde ik dat het belangrijk is om je geld op te halen." Anno 2011 is Tony Berk (want dat bekt een stuk beter) een icoon in de Nederlandse muziekuitgeverij, en op de top van zijn faam, achter de schermen. Hij heeft de vinger aan de pols in het internationale dance-succes van Nederlandse producers, en hij is het uitgeversbrein achter het internationale succesformat The Voice. "Ik ben een koopman en een muziekuitgever. Met een van beide kom je niet ver."

Uitgevers, je ziet ze zelden of nooit. Ze zijn de stille kracht en de stille grootverdieners uit de muziekindustrie. Maar na een reeks kritische verhalen in de media over vermeend machtsmisbruik en slinks zakendoen door uitgevers, realiseren ineens veel meer mensen zich dat uitgevers een niet te onderschatten factor in het geheel zijn. Ook binnen Buma/Stemra, dat Tony Berk begin dit jaar al onderscheidde met een Gouden Harp, en hem nu door Jan Douwe Kroeske laat interviewen over zijn succesverhaal.

Ik Hou Van Holland
Laten we wel wezen, dat succesverhaal is er onomstotelijk. Berk besloot twintig jaar geleden Nederlandse muziek een nieuwe impuls te geven. 'In die tijd was Nederlandse muziek synoniem aan piraten, Mien met de Trekker. Dat was Nederlandse muziek. Ik richtte Dino op en bracht Nederlandse muziek in allerlei genres. Van Anouk tot Marianne Weber tot Berdien Stenberg. We durfden in Nederlandse muziek te investeren. We hadden accordeonduo's waar we anderhalve ton in stopten voor radio- en tv-promotie.'

Daarmee liep hij vooruit op de hype van nationalisme die nu door Nederland waart. Zeker in televisieland, waar formats als Ik Hou Van Holland en The Voice Of Holland miljoenen kijkers trekken. Zolang er maar Holland in de titel staat, zo lijkt het wel. Dat laatste is een idee van John de Mol, deels uitgewerkt door muziekuitgever Tony Berk bij publishingbedrijf Talpa Music en het daaronder vallende label 8 Ball Music. 'Ik zag meteen de mogelijkheden', zegt Berk. 'Het is een enorm platform voor onze liedjes en componisten. Je moet je bedenken: The Voice wordt gemaakt in 42 landen. De eerste drie kandidaten maken een album. Wereldwijd hebben we al snel 150 liedjes nodig. Dus als u wat hebt, schroom niet.'

No Mercy
Belangrijkste criterium is uiteraard dat de liedjes succesvol moeten worden. Een flop kan het programma zich niet veroorloven. Maar als een Nederlandse componist als Han Koreneef ergens aan een liedje bij kan dragen, dat is dat voor zijn publisher natuurlijk mooi meegenomen. 'In Amerika is dat natuurlijk lastig, maar in verschillende Europese landen werkt dat goed. Een ander voorbeeld is het plaatsen van liedjes op de keuzelijsten van kandidaten. Die mogen kiezen uit een lijst van 150 liedjes. Dat zijn natuurlijk voornamelijk grote hits, maar soms zetten we er ook een minder bekend liedje tussen, zoals Racoons "No Mercy".' Berk realiseert zich dat talentenjachten niet vaak tot langdurige carrières leiden. In tegendeel. 'Maar dat is altijd zo geweest. De meeste carrières duren kort. Lang niet elke band is The Kinks of Golden Earring. In Amerika liepen op een gegeven moment acht talentenjachten tegelijk. De vluchtigheid van het medium tv kan veel kapot maken, maar het is de tijd waarin we leven, en dus moet je daar bij zijn.'

Deze vorm van componisten-placement is de kern van de Talpa-business. Berk beweert dat er op dit moment 'geen enkele hitlijst ter wereld te vinden is waar geen Talpa-liedje in staat'. Dat komt niet alleen door The Voice, maar ook door die andere ontwikkeling die Berk goed aan zag komen: de internationale doorbraak van de house. In Europa is het al jaren een dominante subcultuur, met grote evenementen. De afgelopen twee jaar maakten dance-producers als David Guetta de cross-over naar de Amerikaanse popcultuur. Dance om mee te zingen. Artiesten als Rihanna, Will-I-Am en  50 Cent willen graag werken met Europese dj's als David Guetta. Uit de stal van Talpa. 

Type Quincy Jones
Berk vult zijn dance-stal bij Talpa voornamelijk samen met Pieter van Bodegraven, eveneens een oude rot in het vak. Hun grootste claim to fame is de ontdekking en het groot maken van Afrojack en Giorgio Tuinfort. 'Giorgio is de arrangeur, Afro de beatmaster. Ik vind Giorgio het type Quincy Jones. Ik denk dat hij ook net zo getalenteerd is. David Guetta viste hem op bij Akon, voor wie hij een aantal producties maakte. Ook Afro is door Guetta ontdekt. Wij werkten al met hem, hij was al lekker bezig, en dit is nog maar het begin. Hij is nog maar 24, toch mag hij al een borrel drinken met Paris Hilton. Elke avond. Dat willen we allemaal wel.'

Talpa speelt in op de productietechnieken van de moderne hitkanonnen. Een liedje komt tot stand door een compleet team. 'Een artiest heeft een idee liggen, maar er mist nog iets. Dan zoek je daar de juiste mensen bij. Rihanna komt een topline zingen over de basis beat. Wij hebben altijd wel iets op een nieuw Rihanna of Will-I-Am album. Iedereen wil nu eenmaal met de topproducers van het moment werken. Het is niet zo dat je voor honderd procent muziekuitgever bent van zo'n liedje, vaak maar een deel. Maar vroeger was het veel moeilijker. Wij hadden altijd wel een fantastisch liedje voor Celine Dion, maar om haar daarvan te overtuigen, dat was een onbegonnen zaak. Nu is er een directe lijn. Na Afro en Giorgio staan de volgende talenten al klaar. Nicky Romero en Reverse staan ook op het punt van doorbreken.'