No Future: 1979, het jaar van The Police

So Lonely van The Police is Song van het Jaar

Gijsbert Kamer ,

1979 is het jaar dat Mick Jagger wel op het Pinkpopfestival aanwezig is maar niet op het podium verschijnt om met Peter Tosh de hit Don’t Look Back te zingen. Herman Brood wordt in 1979 een Bekende Nederlander, papt aan met de Duitse Nina Hagen wier debuutalbum hier warm onthaald is, en werkt tussendoor aan de opnamen van de film Cha Cha. Naar aanleiding van de tentoonstelling God Save The Queen die op 2 maart opent in het Centraal Museum in Utrecht, blikt de VPRO uitgebreid terug op de periode 1977-1984, onder de titel No Future.

De eerste plaats van de Top 40 wordt in de eerste weken bezet gehouden door Meat Loaf met zijn Paradise By The Dashboard Light dat in Nederland doorbreekt nadat de clip eind 1978 in de pauze van een voetbalwedstrijd is vertoond. Maar 1979 is voor mij vooral het jaar dat ik muzikaal volwassen werd, en me langzaam van de hitparade begon af te keren. Ik las geen Hitkrant meer maar Muziekkrant OOR en kocht platen niet omdat er hits op stonden, maar omdat ik er ’s avonds op de radio iets van gehoord had. Bij de KRO op woensdagavond en de VARA op dinsdag. Of omdat ik er in OOR een mooie recensie over las.

Mogelijk is mijn visie op 1979 hierdoor gekleurd, want statistieken wijzen nu eenmaal uit dat de muziek die je hoort als je een jaar of zestien bent, je nooit meer los laat. Maar ik denk dat je bijna objectief kunt vaststellen dat 1979 en 1980 zeer belangrijke jaren waren in de popgeschiedenis. Er kwamen invloedrijke debuutalbums uit van The Cure, Madness, The Specials en Joy Division, Elvis Costello kreeg met Oliver’s Army een hit in Nederland en ik werd net als veel klasgenoten fan van Joe Jackson die dat jaar niet alleen zijn beroemde debuut Look Sharp! uitbracht met de hitsingle Is She Really Going Out With Him maar ook nog het minstens zo sterke I’m The Man.

Ik zat bijna iedere dag in de platenzaak waar ook bijna iedere dag een nieuw meesterwerk leek binnen te komen: Secondhand Daylight van Magazine, 154 van Wire of Fear Of Music van Talking Heads. Platen die ik nog altijd koester. En het was het jaar dat ik Frank Zappa ontdekte, dankzij Frits Spits die de single Dancing Fool dagelijks draaide in zijn Avondspits. Zappa bracht dat jaar maar liefst zes platen uit waaronder twee dubbel-lp’s dus ik kon mijn lol op.

Werd de liefde voor Zappa niet door al mijn klasgenoten gedeeld, er kwam in 1979 een band op waar wel iedereen dol op leek, The Police. Nooit zal ik die vrijdagmiddag in oktober vergeten dat hun tweede album, Regatta de Blanc uitkwam. Het leek wel alsof iedereen met wie je wel eens over muziek praatte die middag naar de platenzaak ging om de nieuwe Police te kopen.

En niet alleen scholieren waren gegrepen door het Britse trio, heel Nederland leek in de ban van de band die op Pinkpop dat jaar was doorgebroken. Nooit zal ik Wim de Bie vergeten die op tv een ode bracht aan de plaat door met een koptelefoon op heel hard het titelnummer mee te brullen: i-oooo-yeeeeh-i-yeeyyooo.

Het debuutalbum van The Police was in 1978 in Nederland een bescheiden succes in de importzaken geweest, ook in eigen land duurde het even voordat de hits kwamen. So Lonely en Roxanne werden in 1979 bescheiden hits. De top tien kwam voor The Police  pas na Pinkpop in zicht, en met Message In A Bottle, de eerste single van Regatta de Blanc bereikte The Police zelfs de tweede plaats.

Zelf vond ik The Police wel goed, en kocht ook braaf hun plaat, maar ik raakte toch meer verslingerd aan Madness en The Specials wier debuten ik in dezelfde tijd leerde kennen. Deze platen maakten van ska de verplichte dansmuziek op schoolfeesten. Disco, dat vonden we natuurlijk niks. Hardgrondig was ik het eens met Gruppo Sportivo die dat jaar een hit hadden met Disco Really Made It , waarvan de tweede regel uit het refrein luidde: ‘it’s empty and I hate it.’

Een beetje ‘new wave’ liefhebber (over punk had niemand het meer, en de term ‘postpunk’ bestond nog niet) verafschuwde alles wat ook maar een beetje op disco leek. Chic? Gatsie, die vonden we pas weer leuk toen Jacobse en Van Es het nummer Chic Cheer als tune gebruikten. Foute muziek, bij een fout stel, precies zoals het hoorde, maar dat was een jaar later.

De meningen over ‘goeie’ en ‘foute’ muziek raakten eind 1979 echter pas echt goed verdeeld met de single Rapper’s Delight van Sugarhill Gang. Lastig geval. Het was disco en toch ook weer niet (de term hiphop kenden we nog niet), het werd door de Tros en de Avro gedraaid, wat we verdacht vonden, en het kwam op de eerste plaats terecht (in februari 1980). Maar stiekem vonden we het toch wel bijzonder, zo’n nummer dat een kwartier duurde en je als single op elpeeformaat moest kopen.

Het was ook even een sport wie het langst de rap uit zijn hoofd kon meedoen. Toch was er eind 1979 andere muziek die we serieuzer namen. Pink Floyd bracht in de laatste weken van het jaar The Wall uit, The Clash London Calling en PiL Metal Box. Die laatste viel af, want was met zestig gulden (prijs van drie lp’s) veel te duur, die eerste kocht bijna iedereen dus die nam ik op een cassette op. De laatste weken van 1979 stonden voor mij in het teken van London Calling. Ik was daarvoor altijd een beetje om The Clash heengelopen, ik had het ook niet zo op punk. Maar dit sprak me meteen wel erg aan.

Veel nieuwe namen in 1979 en het bleek slechts een topje van de ijsberg. Er was dat jaar nog heel veel meer moois verschenen waar ik pas in 1980 kennis mee maakte. Platen van The Cure, The Undertones, Linton Kwesi Johnson, The Jam en vooral Joy Division. Hun debuut Unknown Pleasures komt net als een van mijn favoriete singles aller tijden Transmission uit in 1979. Ik leerde de groep echter pas begin 1980 kennen, dankzij Neon, het door Jules Deelder gepresenteerde tv- programma van de VPRO.