Steven Wilson brengt sombere, doch goede show in 013

Porcupine Tree-frontman versmelt duistere progrock met jazz en metal

Sebastiaan Quekel ,

Steven Wilson is een muzikale duizendpoot. Als producer, schrijver en frontman heeft hij een haast ontelbaar aantal albums op zijn naam staan. De bebrilde Brit is vooral bekend om zijn functie als frontman en instrumentalist van Porcupine Tree. Maar ook zijn zijprojecten No-Man, Blackfield, Bass Communion en Continuum zijn geen onbekende namen in de progressieve rockwereld. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor de productie van enkele platen van het Zweedse Opeth, het Londense King Crimson en het Liverpoolse Anathema.

 Dit indrukwekkende cv hielp mee in de de vorming van zijn twee soloplaten: Insurgentes en het vorig jaar verschenen Grace for Drowning. Eind vorig jaar bracht Wilson succesvol beide werken ten gehore in de Paradiso. Een half jaar later keert de Porcupine Tree-frontman terug op Nederlandse bodem en wel in Tilburg voor een bijna uitverkocht 013. “Wie van jullie was er aanwezig in de Paradiso vorig jaar?” Haast een derde steekt zijn hand op. “Ow”, lacht Wilson. “Dit is eigenlijk exact dezelfde show.”

Hier is geen woord van gelogen. Op één nieuw nummer na (Luminol) is de show in de Dommelsch Zaal qua setlist, aankleding en setting een regelrechte kopie. Dit deert de bezoekers niet, want net als in de Paradiso brengt Wilson een mooie hommage aan de jaren zeventig progwereld met invloeden van jazz, metal en klassieke werken. Visueel is de show ook weer een lust voor het oog, mede dankzij een prachtige, doorzichtige vitrage die als een soort sluier tussen publiek en podium is gehangen.

Op dit doek toont Wilson projecties die gerelateerd zijn aan de nieuwe plaat. De enge gezichten, kapotte poppen, verlaten plekken en schaduwen van de bandleden werken intimiderend en geven een beklemmend gevoel. Na een half uur – tijdens het orkestrale metalnummer Sectarian – valt het doek en krijgt de bezoeker vol zicht op de jazz-muzikanten die Wilson om zich heen heeft verzameld: Aziz Ibrahim (gitaar), Nick Beggs (basgitaar), Marco Minnemann (drummer), Theo Travis (saxofoon) en Adam Holzman (toetsen).
 
Hoewel een dergelijke synergie als bij Porcupine Tree ontbreekt, is de band van Wilson behoorlijk op elkaar ingespeeld. Duistere, jazzy King Crimson-achtige passages worden moeiteloos afgewisseld met progressieve metalstukken die op de albums Deadwing en Fear Of A Blank Planet niet hadden misstaan. Desondanks straalt het solowerk van Wilson identiteit uit door de duistere soundscapes en de donkere teneur. Alsof hij alles wat hij niet kwijt kon in zijn andere projecten bewaard heeft voor dit soort shows. Remainder The Black Dog bijvoorbeeld, dat bol staat van de atmosfeer, psychedelica en een flinke knipoog naar de jaren zeventig geeft.
Ondanks de duistere, haast depressieve sfeer is er nog ruimte voor humor in de 013. Zo gaat Wilson bijvoorbeeld een minuutje persoonlijk praten met een fan en krijgt hij even later een bh naar zich toegeworpen. Hieropvolgend maakt hij een bandlid belachelijk door te zeggen dat ‘hij daar nog heel veel plezier aan gaat hebben’. Het kenmerkt de Brit die enerzijds op de bühne bloedserieus zijn werk doet, maar anderzijds nog in is voor een lolletje. Een artiest in hart en nieren, eentje die niet stil kan blijven zitten. Zo verschijnt begin 2013 zijn derde soloplaat, dat volgens hem ‘barst van lange progressieve stukken’.
 
Luminol bevestigt die uitspraak. De nieuwe song begint druk met een zware basmelodie en psychedelische gitaarsolo’s, maar mondt vervolgens uit in rustige (piano)passages. Net zoals het ander repertoire vanavond ontbreken ook de orkestrale uithalen niet, al blijft het jammer dat Wilson daarvoor geen koor heeft meegenomen. Zoiets maakt veel meer indruk dan dat het via synthesizers wordt gebracht, zo bewees The Kyteman Orchestra eind vorige maand. Plus bevordert het de afwisseling. Bijwijlen verliest de bezoeker de aandacht door de virtuoze stukken die vaak net iets te lang duren. 
 
Daarbovenop, kennen de aanwezigen Wilson’s solowerk wel? Of komen ze naar Tilburg in de hoop wat van Porcupine Tree te horen? Ter illustratie: wanneer de Brit aankondigt Raider II – de trekpleister van Grace for Drowning – in te zetten, reageert het publiek laconiek. Sterker nog, bij de lange stiltes die het 23 minuten durende nummer heeft, blijken er mensen te zijn die het tof vinden er luidkeels doorheen te schreeuwen. Maar afijn, afgezien daarvan laat het een verpletterende indruk achter door de hulp van zware geluiden, akoestische instrumenten en de intrigerende vocalen van een goedzingende Wilson. Weliswaar blijven échte uitschieters en memorabele momenten uit, toch brengt deze duizendpoot voor de tweede maal een complexe show van hoge kwaliteit.