'We hebben jarenlang bij de Pop-O-Matic op de lijken staan dansen.'
'Echt?'
'Ja man echt. Hier liggen allemaal mensen begraven.'
'Hoe weet je dat?'
'Dat is gewoon een feit.'
'Oh, dan is het waar.'
Ben Spaander is zo'n beetje de laatste gebruiker van een pand waar niet alleen de geestelijken begraven liggen die er eeuwen geleden hun klooster hadden, maar ook talloze muzikale herinneringen. Dertig jaar lang was dit pand aan de Oudegracht Tivoli, dé popzaal van Utrecht. The White Stripes speelden hier, dEUS, Queens Of The Stone Age, R.E.M. En toen de concertzaal werd ingeruild voor een modern verzamelgebouw op het Vredenburg, trok de bende van Kyteman binnen. In elke ruimte – tot de garderobe en de bezemkast aan toe – zaten studio's en ateliers. Het was een bijenkorf waar creatieve mensen non-stop in- en uitvlogen. Spaander gaat voor door de concertzaal, die weliswaar leeg en kaal is, maar nog volstrekt herkenbaar als good old Tivoli. Het podium staat er nog, inclusief gordijnen, de art deco lampen hangen op de balkons.
'Gek idee dat hier in de oorlog SS-vlaggen hingen', zegt Ben. 'Dit was de plek waar de mannen uitgebreid konden dineren. Ja, dit pand heeft heel wat meegemaakt. Straks wordt het een mortuarium. Of een zwembad. Of God weet wat. Iedereen is hier al weg, maar ik ben zo verknocht aan dit pand. Ik wil de laatste zijn die zijn sleutels inlevert voor de bulldozer er in gaat. Ze moeten me er met een breekijzer uit slopen.' Hij gaat ons op voor het trapje achterin de zaal naar het laatste restje van de reusachtige synthverzameling die hij er had staan, samen met technicus Allert Aalders. Collegaproducer Pitto moet eerst even verjaagd worden voor we er terecht kunnen. Hij zit dwars door het gesprek een clap te perfectioneren in een uitbundige housetrack. Nuno Dos Santos is er natuurlijk – zijn compagnon in Ultrastation. Al na vijf minuten vraag je je af: hoe hebben deze twee elkaar gevonden? Nuno Dos Santos, ervaren dj die al meeloopt vanaf Club 11 en Trouw, bekend om zijn moody techno. Een kalme jongen, tikkeltje introvert. Ben Spaander alias Cosmic Force, spraakwaterval en rauwdouwer.
Na jarenlang in dezelfde Utrechtse scene om elkaar heen te draaien, hebben Nuno Dos Santos en Ben Spaander (Cosmic Force) elkaar helemaal gevonden. Ondanks de lockdown blijven ze samen dansvloermonsters produceren als Ultrastation.
'Hij drinkt in principe helemaal niet', zegt Spaander. 'Ik drink in principe helemaal wel', wijst hij nog maar een verschil aan. En de twee hebben ook totaal andere ritmes. Spaander slaapt doorgaans tot een uurtje of één. 'Ik sta altijd om acht uur op', zegt Nuno Dos Santos. 'Ook als ik om vier uur thuis kom uit een club. Ik hoef daar niks voor te doen, het is gewoon mijn ritme. Ik ben ook veel creatiever in de ochtend. Ik begin gewoon 's ochtends met dingen te tweaken. Dan komt Ben aan het begin van de middag, en breken de meest creatieve uren aan. Maar als ik om een uur of zes uitzoom, begint het voor Ben net. Heel anders dus, maar het grijpt wel in elkaar.' 'Mijn moeder noemde me vroeger dracula', zegt Ben. 'De ochtend vind ik alleen leuk als ik om half negen uit een club kom rollen.’
Zo zijn Ben Spaander en Nuno Dos Santos samen uit hun comfort zone gekropen om iets te maken dat voor geen van beiden logisch was. Als je denkt: 'Techno en electro, zo anders is dat toch niet?' Dat is het wel. Op tal van momenten zijn de keuzes anders. VST productie software versus synth hardware, digitale effecten versus tape echo, maar vooral: flowen versus hakken. 'Ik kom uit een liedjeswereld', zegt Spaander. 'Ik produceer tracks met een kop en een staart. Chop chop, next.' Nuno: 'In de electro heb je veel vaker breaks. Ik ben iemand van de dansvloer. Ik zeg vaak: waarom moet dit stoppen? Ik maak eerder een trippy monster.'
Binnen dat spanningsveld gingen de twee onder de naam Ultrastation aan de slag. Voor wie luistert zit er dertig jaar dansvloerervaring in, van flarden EBM en wave tot hiphop, maar als puntje bij paaltje komt draait het gewoon om die hi-hat die iedereen snapt. Zo produceerden ze samen in de studio en gingen ze zonder te repeteren samen het podium op met een hybride set. Nuno draait kale maar stuwende techno, Ben bouwt daar overheen met synths en drumcomputers. 'En met zijn stem, dat is echt bijzonder. Het werkt ook echt tof. Dan draai ik een acid track waar de zin 'Where is your child' in voorkomt. De track is dan allang afgelopen, maar Ben houdt die zin vast. Dan zie je mensen echt kijken: waar komt dit vandaan?' Zo speelde Ultrastation al talloze gigs, van Wildeburg tot Drift tot Paradigm, of in clubjes waar de betaling en de wodka niet in orde waren maar wel het dak eraf ging. Go with the flow, niet bang om plannen overboord te gooien. We zouden eerst opbouwen, maar de mensen zijn er al klaar voor. Of: weet je nog dat we met techno zouden beginnen? Het wordt electro. Let's go!
Zo bezien is het extra zuur dat die verdomde coronacrisis de flow verpestte. Het moet lekker zijn om na twintig jaar dansvloer de bakens even te verzetten en iets nieuws te ontdekken. Maar wat in het vat zit, verzuurt niet. Ultrastation is in het clubloze jaar bangers blijven produceren, waarvan er een paar net uit zijn. En als het straks weer mag, staan ze klaar. 'Weet je, we willen gewoon mooie dingen maken', zegt Spaander. 'Waarmee mensen hun sores kunnen vergeten, waarop ze met elkaar kunnen zoenen, en ondertussen de handen omhoog. Zweet op de kanis. Als we straks weer mogen, maakt het niet al te veel uit wie je boekt, toch? Je moet kijken: wie is relatief goedkoop, heeft een verhaal en kan die crowd rocken. Laten wij dat nou net zijn!'