Die regenboogemoji’s waar Jacin Trill zo graag mee strooit? Eigenlijk zit er niet zoveel achter – behalve dat het er vrolijk en kleurrijk uitziet – maar wie wil, mag er best wat meer diepgang achter zoeken. Om het cheesy te zeggen: uit de grootste kuttijd vol donkere wolken wist hij iets superpositiefs en vreugdevols te creëren. Dat vertelt de negentienjarige Jacin Koot in zijn huisje in Hoorn, waar hij met twee vrienden woont.
De schoenen liggen er keurig op een rijtje naast de trap – of ik de mijne ook effe uit kan doen –, het wc-papier is op – of iemand effe nieuwe kan halen – en Jacin slobbert snel nog een bakje choco-cornflakes naar binnen met de slaap in zijn ogen. Het is een chill huis, maar wel een beetje oud: vrijwel telkens dondert de klink op de grond wanneer je een deur open probeert te trekken. Op steenworp afstand ligt het IJsselmeer met een heerlijk uitzicht, waar hij en zijn vrienden in de zomer vaak hele dagen zitten te smoken.
Hoewel hij daar de komende maanden niet zoveel tijd voor heeft: vandaag verschijnt Happyland 2.0, waarmee hij op Woo-Hah staat, op Lowlands, op Pukkelpop, op Appelsap, op Encore Festival… ja, waar niet? Waarschijnlijk zou Jacin Trill inmiddels de grote zaal van Paradiso kunnen uitverkopen, als hij dat zou willen. Hij maakte een EP met Bokoesam, staat op een track van Ronnie Flex en vloog zelfs tweemaal naar Amerika om met Soundcloud-rapper Ugly God te werken. Jacin Trill is op dit moment de belangrijkste vernieuwer in de Nederlandse hiphopwereld. En dat terwijl hij pas een klein jaar geleden debuteerde met ‘kspreyopjebytch’. Het vrolijkste liedje dat je je kunt voorstellen, en het klonk anders dan al het andere, nog eigenzinniger dan Lil Yachty: dat maffe heliumkopstemmetje, die trapbeat die juist NIET keihard is maar lichtvoetig en weird, die vrijwel onverstaanbaar gemompelde verses.