Gek is dat soms. Het laatste album van The xx is niet hun beste. Ze houden zichzelf knap scherp door Jamie XX’ liefde voor samples te omarmen, doen een flinke stap richting de dansvloer, in de wereld van grijstinten sijpelen felle kleuren binnen. Tegelijk wordt flink ingeleverd op de kwaliteit van de liedjes. En toch is het wel het album waarmee het Engelse trio zich definitief neerzet als headliner. Ze zijn er populairder mee geworden dan ooit.
Er is veel veranderd. Alleen al hoe ze op het podium staan. Jamie XX nog het meest. De ervaringen als gevierd dj heeft hem veel zelfvertrouwen gegeven, lijkt het. Achterop het podium, in een enorme doorschijnende dj-booth heeft hij meters vol apparatuur uitgestald. Samplers, toetsen, draaitafels, percussie, drumpads. Niks geen laptop, alle producties zo live opnieuw gespeeld. Zangers Romy Croft en Oliver Sim zijn nog steeds even kwetsbaar als ze waren. Ze zoeken elkaar op, aaien elkaar vaak over de bol, fluisteren wat als de ander net solo de tent stil heeft gekregen. Maar toch staan ze ook als rocksterren op het podium. Oliver onhandig stappend en slingerend met zijn grote benen en nog grotere bas, Romy rennend naar de uithoeken van het podium. Het geeft zelfs de meest verstilde nummers een energie mee die al het rumoer overstemd.