Pinkpop: Nothing But Thieves kan niets fout doen

Collectieve euforie in de tent

Sjoerd Huismans ,

Niet elke nieuwe band heeft het even makkelijk op het grote Pinkpop. Gisteren zagen we Years & Years bijvoorbeeld verzuipen in valse noten, maar Nothing But Thieves laat het vanavond wel voor honderd procent zien. Een grootse gitaarsound, een frontman die het publiek in duikt en een partij harde rockers op de setlist: zo ziet dit festival het graag.

HET CONCERT:
Nothing But Thieves, Pinkpop Brand Bier Stage, zaterdag 11 juni 2016

DE ACT:
Nothing But Thieves is een van de aanstormende nieuwe bands van Pinkpop 2016. Frontman Conor Mason merkt zelf even terloops, quasi-ongelovig op hoe hard het is gegaan: ‘Een jaar terug stonden we nog in een zaaltje van honderd man in Amsterdam, en nu staan we hier.’ Muzikaal is het vanwege Masons hoge uithalen het best te vergelijken met Muse, of denk aan wijlen Jeff Buckley met een van-dik-hout-zaagt-men-planken-rockband achter zich. 

HET NUMMER:
Dat is een makkie: ‘Trip Switch’ is vooralsnog dé hit van Nothing But Thieves: sterke riff, groots refrein, veel dynamiek. En dat slaat meteen over: woord voor woord wordt het meegezongen door de tent, en als Mason het even stil laat vallen, neemt het publiek het volledig over. Echt zo’n moment van collectieve euforie dat deze Pinkpop-zaterdag heel goed kon gebruiken. Slim genoeg bewaart Nothing But Thieves hem niet tot helemaal op het laatst, maar ongeveer op driekwart. Zelf weet de band ook dat het zo’n sterke song is dat ze er het laatste kwartier wel op kunnen teren: het publiek vindt inmiddels álles wat op het podium gebeurt geniaal.

HET MOMENT:
Een van de redenen dat Nothing But Thieves ‘Trip Switch’ wat langer bewaarde, is dat het middenstuk van de set niet zo sterk staat. Daarvoor heeft de band (nog) niet genoeg goede songs. Maar daar is nóg iets op gevonden: een cover van Pixies’ ‘Where Is My Mind’. Alle Fight Club fans worden natuurlijk meteen gek. En de band speelt die song beter dan we Pixies zelf in lange tijd hebben zien doen. En bovendien véél beter dan veel andere bands (kuch, Kings of Leon) die het nodig vinden dit nummer te coveren. Het perfecte nummer voor Mason ook eigenlijk, die met zijn enorme bereik Kim Deal en Black Francis in één is.

WAT VERDER OPVIEL:
Eigenlijk is die hele frontman Conor Mason opmerkelijk. Een vreemd, klein mannetje lijkt het in eerste instantie, maar wát een strot trekt-ie steeds open. Bovendien heeft hij ondanks zijn gestalte ook een podiumuitstraling van jewelste en is hij niet te beroerd het publiek even in te springen. Voortaan wel die frontstage wat beter gebruiken, want die vergroot nu alleen maar de afstand tussen publiek en band. Maar goed, zo veel grote shows hebben ze nog niet gedaan, dus er valt nog een hoop te leren. 

HET PUBLIEK:
… is al snel overal voor in. Het middenstuk is als gezegd een klein inkakmomentje, maar  na ‘Trip Switch’ kan Nothing But Thieves eigenlijk niets meer fout doen. Bij elk snel nummer gaan de armen gelijk de lucht in, en sentimentele ballade ‘If I Get High’ wordt ontvangen in een zee van telefoonlicht. Mooi om te zien hoe zo’n splinternieuwe band al door zo’n groot festivalpubliek wordt omarmd.  

HET OORDEEL:
Het is makkelijk woordgrappen te maken over Nothing But Thieves: het Pink Floyd-shirt dat Mason draagt, die Pixies-cover, het geluid dat wel erg sterk aan Muse doet denken… maar dat zou Nothing But Thieves te kort doen. Op plaat klinken ze wat al te gladjes voor een rockband, maar met deze show is heel weinig mis.

DE FOTO: