In de fotopit staat een man of acht met de armen over elkaar, te wachten op hun moment. Op het moment. Op iets. Frontman Nathan Nicholson doet af en toe zijn armen wijd, en soms stapt hij naar de rand. En weer terug. Het kleine mannetje met de scherpe wenkbrauwen begint stilaan grijs te worden aan de slapen, maar wel op een stijlvolle manier. Er is een bassist. En een gitarist. Die is nieuw, leren we halverwege de set. Knappe jongen. Er is ook een drummer, maar die zit natuurlijk rustig verscholen achter de rest. Dat was het. Voor de rest gebeurt er een uur lang helemaal niets. Er is niet eens een fatsoenlijke lichtman ingehuurd om er iets van te maken. Een beetje wit van voren, blauw van achteren, meer is het niet. Intens saai om naar te kijken. Oh wacht even, er gebeurt iets bij het nummer 'New York': drummer, gitarist en bassist pakken er trommels bij en ondersteunen zo de toetspartijen van hun frontman. Maar nee, opnieuw leidt het niet tot iets memorabels.