'I don't know really, I suppose.' Het is de favoriete zin van Alex Turner. Hij begint er elk antwoord mee, ook als hij het uiteindelijk WEL blijkt te weten. En toch: de frontman van Arctic Monkeys ziet er opvallend ontspannen uit vandaag. Veel relaxter dan bij een eerdere ontmoeting, twee jaar geleden. Toen was hij bleek en teruggetrokken.
Drie van de vier Arctic Monkeys leden zijn naar de kapper geweest, de middag voor hun optreden in de Amsterdamse Paradiso. Drummer Matt Helders heeft de flanken van zijn hoofd zelfs gemillimeterd. Alleen bassist Nick O'Malley, die ook even aanschuift, heeft zijn lange krullende haar nog voor zijn ogen hangen. Turner draagt een Leonard Cohen T-shirt onder zijn zwarte leren jasje. Hij heeft een zonnebril op, maar wel een waar je doorheen kunt zien dat hij zijn gesprekspartner aankijkt.
Ze waren allemaal rond de twintig toen ze doorbraken in 2006, straight out of Sheffield. Net oud genoeg om een keer met zijn allen naar Leeds Festival geweest te zijn. Nadien stonden ze op festivals alleen nog maar op het hoofdpodium. Zo ook op Lowlands, vrijdag 19 augustus. 'Als je 18 bent, zoals ik destijds, heb je nog niets van de wereld gezien', zegt O'Malley. 'Ik begreep in het begin oprecht niet waarom mensen allerlei dingen van me wilden weten', zegt Turner, die in de media al snel het etiket 'stem van zijn generatie' opgeplakt kreeg. Maar Turner is inderdaad niet de man van de grote visie op de wereld, zijn kracht zit juist in de details. Niet alles-overstijgend, maar juist dichtbij. 'Ik weet niet hoe wijs ik ben', zegt hij. 'Ik zou het in elk geval nooit claimen. We zijn wel losser geworden. Misschien zal ik wel wat bewegen op het podium vanavond.'
Ontwikkelen
Wat is Alex Turner wel? Een begenadigd liedjesschrijver met een rijke muzikale achtergrond, een opvallend trefzeker gevoel voor timing en een hoge productiviteit. Terwijl de golf Britse gitaarbands van vijf jaar geleden vrijwel helemaal weggeëbd is, staat Arctic Monkeys nog steeds bovenaan de posters, ondanks dat het derde album Humbug wat fans afschrikte. Dat nemen ze voor lief. Arctic Monkeys is een band in beweging. Tussen het eerste album Whatever People Say I Am, That's What I'm Not - snelle, felle gitaarpopsongs - en het vierde Suck It And See - met een beduidend lager tempo - zit een wereld van verschil. Alsof dat jonge ventje van de straathoek langzaam uitgegroeid is tot een volwassen crooner. 'Vanaf het begin hebben we ons willen ontwikkelen', zegt Alex Turner. 'Altijd een stap verder. Zelfs op het eerste album hoor ik veel kleine ideetjes. Sommige pakken goed uit, andere niet. Ik bedoel, wat doet dat psychedelische samba-bongo stukje in Perhaps Vampires Is A Bit Strong...?'
'Veel invloeden die nu belangrijk zijn, dragen we al lang bij ons. Naar The Beach Boys luisterden mijn ouders vroeger. The Stone Roses heb ik herontdekt, ik ben er op een heel andere manier naar gaan luisteren. Eerst luisterde ik op gevoel, nu zie ik hoe die liedjes in elkaar zitten. Mijn vader draaide Frank Sinatra en andere Amerikaanse crooners, maar ik weet niet of dat veel invloed heeft gehad. Eerder heb ik het gevoel dat ik voorheen nooit zo kon zingen. Teksten schrijven gaat bij mij vanzelf, voor melodieën moet ik veel meer moeite doen. Bij sommige muzikanten gaat het andersom. En nu ik het onder de knie heb, blijf ik er even hangen. Flex the muscle.'
Persoonlijk
Je zou dus kunnen stellen dat Turner een nieuw aspect van zichzelf bloot geeft, maar je kunt niet zeggen dat de langzamere songs een meer persoonlijke kant van de zanger boven brengen. De vroege hits bestonden voornamelijk uit observaties van het nachtleven, zelden met een ik-persoon. Nummers als I Bet You Look Good On The Dancefloor en When The Sun Goes Down. De nieuwe songs - zowel de langzamere als de snelle - laten veel van het speelse woordspel zien waar Turner zich mee onderscheidt. In liefdesliedje Black Treacle bijvoorbeeld omschrijft hij de sterrenloze lucht in een melancholische nacht als 'zwarte stroop'. Bewust kiest hij het ouderwetse woord 'treacle'. In The Hellcat Spangled ShaLaLa zegt hij over een meisje: 'her steady hands may well have done the devil's pedicure.'
'Ik heb vaak een tijdlang een woord in mijn hoofd, dat ik graag wil gebruiken', legt hij uit. 'Het wordt dan een uitdaging om er een goede plek voor te vinden. Ik heb verschillende opschrijfboekjes waar ik dat soort dingen in opschrijf. Niet op tour, dan schrijf ik weinig. Zeker nu. We zijn nog nooit zo weinig bezig geweest met de toekomst. Altijd wisten we al wat de volgende stap was, nu richten we ons volledig op de tour.'
Cowboyfilms
Nog zo'n geinig songschrijversdetail in Suck It And See: cowboyfilms. In Black Treacle duikt ineens cowboyheld The Sundance Kid op, uit de klassieke film Butch Cassidy and the Sundance Kid. In All My Own Stunts zingt hij over cowboyfilms op druilerige middagen. Het zijn kleine sfeerschetsjes, die zijn teksten afmaken. 'Ik heb inderdaad nogal wat cowboyfilms gekeken de laatste jaren. Ik luisterde ook een tijdje veel naar Ennio Morricone's soundtracks. Films en boeken dienen eigenlijk helemaal niet als inspiratie voor mijn liedjes, eerder als uitvluchten. Maar op de een of andere manier sluipt het toch weer naar binnen. Uiteindelijk is het belangrijk een balans te vinden tussen wat je wel en niet van jezelf prijsgeeft in een liedje. Ik heb wel eens spijt gehad van liedjes waarin ik situaties te accuraat omschreef. Ik voel me geen expert in het vinden van die balans, maar ik zie wel dat de liedjes die mij zelf het meest bij blijven die wel hebben.'
Het is haast aandoenlijk om te zien hoe nadrukkelijk Turner en O'Malley zichzelf beschouwen als leerlingen, beginners. Op een bepaalde manier ook als fans, onder de indruk van de enorme popgeschiedenis die aan ze vooraf ging. Bands als Led Zeppelin en Black Sabbath, The Rolling Stones. Keith Richards vertelt in zijn autobiografie Life hoe de Stones in elke stad een groep bevriende kunstenaars en muzikanten had zitten. 'Zo ver zijn we nog niet', zegt O'Malley. 'Soms trekken we erop uit om te zoeken naar een goed feest, en eindigen we in onze eigen tourbus.' 'Er zijn wel een paar steden waar we vrienden hebben’, vult Turner aan. ‘Los Angeles bijvoorbeeld is ons tweede thuis geworden. We hebben er de laatste twee albums opgenomen. Er is geen enkele stad waar we langer geweest zijn dan Sheffield. Geef ons nog een paar jaar, we werken eraan.'
Arctic Monkeys: “We zijn losser geworden”
Engelse band sluit vrijdag Lowlands Alpha af
Vrijdagavond sluit de Engelse band Arctic Monkeys het hoofdpodium van Lowlands af. Ze zijn niet anders gewend. Terwijl de golf Britse bands van 2005 langzaam weer weggeebd is, probeert frontman Alex Turner nog steeds beter in zijn rol te groeien. "Misschien zal ik wel wat bewegen op het podium."