Song16: de zwanenzangen van David Bowie en Leonard Cohen

De giganten namen op gepaste wijze afscheid

Atze de Vrieze ,

We zijn er inmiddels aan gewend: de popmuziek gaat al zoveel decennia mee dat de eerste generatie op zijn eind loopt. Maar zelden zagen we twee van die intrigerende zwanenzangen als die van David Bowie en Leonard Cohen, die allebei tot op de laatste dag van hun leven creatief en scherp bleven en op gepaste wijze afscheid namen.

Het is maandagochtend, een uur of acht. Het staat er zwart op wit, en toch kunnen velen het niet geloven: ‘David Bowie died peacefully today surrounded by his family after a courageous 18 month battle with cancer.’ Dat ongeloof komt natuurlijk voort uit het feit dat niemand iets wist of zei over die 18 maanden ziekbed, en toch is het wonderlijk: Bowie’s drie dagen eerder verschenen album Blackstar was niets minder dan een afscheidsalbum, vol met verwijzingen naar de dood.

Hoe besluit je een oeuvre dat vijf decennia beslaat? Krijg je überhaupt de kans het verhaal zelf te sluiten? En heb je, helemaal aan het eind van de rit, nog iets te vertellen? David Bowie wel, en Leonard Cohen ook, zo bleek. De Canadese songwriter overleed in de herfst. Allebei kenden ze een creatieve opleving aan het eind van hun leven, en allebei brachten ze heel kort voor hun dood een album uit dat geldt als afscheid van het leven. Leonard Cohen’s You Want It Darker verscheen twee weken voor zijn overlijden, terwijl Bowie’s Blackstar dus zelfs onaangekondigd drie dagen voor zijn dood uitkwam. 

Rabbijn als grootvader
Laten we inzoomen op de twee liedjes die de Song van het Jaar longlist haalden, bij Cohen het titelnummer en bij Bowie single 'Lazarus'. Opmerkelijke overeenkomst tussen de twee songs is het hoge religieuze gehalte. Bowie opent met de woorden ‘Look at me now, I’m in heaven’, terwijl Cohen in 'You Want It Darker' het gesprek aangaat met God. Van Cohen zal niemand dat verbazen. Hij heeft immers zijn hele carrière lang bekend gestaan als een religieus man. Cohen groeide op in Montreal, Canada, met een Joodse rabbijn als grootvader. Die speelde een belangrijke rol in zijn persoonlijke ontwikkeling, en zorgde er zo mede voor dat het werk van de songwriter doorspekt was met religieuze verwijzingen. Cohen bleef de Joodse traditie zijn hele leven trouw, en dat terwijl hij zich een paar jaar lang intensief verdiepte in het boeddhisme; hij leefde zelfs even als monnik. Die twee sloten elkaar niet uit, vond hij. In een interview in de New York Times zegt hij erover: ‘Nou, om te beginnen is in de zen-traditie die ik beoefend heb geen sprake van aanbidding in de vorm van gebed en is geen sprake van een godheid. Het is dus theologisch gezien geen concurrent van het Joodse geloof.’ En het prachtige grote stuk van The New Yorker eerder dit jaar omschrijft hij zichzelf meer als een all-round spiritueel zoeker. ‘Alles, het katholicisme, boeddhisme, lsd, ik ben voor alles wat werkt.’

In die zin lijkt ie dan wel weer op Bowie, die zich nooit aan een religie verbond maar wel her en der wat van snoepte. Al gaat het verhaal dat Bowie zich juist in de laatste fase van zijn leven wel tot een hogere macht wendde. Berichten daarover sijpelden naar buiten in Britse kranten als The Sun en The Mirror, die je natuurlijk nooit zomaar moet geloven. Maar er waren ook iets concretere aanwijzingen. Zijn vrouw Iman bij voorbeeld postte op de dag van Bowie’s overlijden op Instagram deze spirituele wijsheid: ‘The struggle is real, but so is God.’

Vermenging van het aardse en het hemelse
Maar of de songschrijvers nu wel of niet in God geloofden (en zo ja: in welke variant) doet er ook weer niet zo heel veel toe. Feit is dat religieuze beelden en verhalen uitstekende stijlmiddelen zijn als het je eigen sterfelijkheid aangaat. ‘If you are the dealer, I’m out of the game’, zingt Cohen in de openingswoorden van You Want It Darker, een fantastische vermenging van het aardse en het hemelse: God als dealer met voorkennis in het pokerspel van het leven, en Cohen die zich terugtrekt. Even later geeft ie zich definitief over, zijn stem nog altijd kracht, maar oud: ‘Hineni, hineni, I’m ready, my Lord’, waarbij kenners van het Heilige Schrift de Hebreeuwse woorden kennen uit het bijbelse verhaal waarin God aan Abraham vraagt zijn zoon Isaac te offeren. ‘Hier ben ik’, zegt Abraham tegen God, een ultiem moment van overgave. De indringende woorden worden gevolgd een tekst die veel klinkt op Joodse begrafenissen. ‘Magnified, sanctified, be thy holy name’. Aardig detail: Het nummer wordt af gemaakt door de vocale bijdrage van Gideon Zelermyer, cantor van een synagoge in Cohen’s thuisstad Montreal. 

Cohen is in interviews behoorlijk open geweest over zijn dood. Hij sprak erover met The New Yorker, dat ook zijn ontroerende afscheidsbrief memoreerde aan Marianne Ihlen, de Noorse vrouw die decennia geleden zijn geliefde en muzikale muze was. Zij overleed eerder dit jaar, en Cohen schreef haar vermoedelijk snel te zullen volgen. David Bowie bracht zijn laatste jaren juist in afzondering af. Illustratief is het album The Next Day, dat hij in 2013 als grote verrassing ineens uitbracht. Niemand wist dat hij er überhaupt mee bezig was. The Next Day refereerde op talloze manieren terug aan Bowie’s eigen leven en oeuvre, al te beginnen bij de hoesafbeelding: de iconische Heroes-hoes waar een wit vlak uit geknipt is. Bowie gaf destijds geen interviews en hij tourde niet, zijn afscheid vond plaats in de muziek.

Worsteling
Meer dan bij Cohen zien we bij Bowie nog een soort worsteling met de dood, met name in de video van 'Lazarus'. Bowie ligt er in een ziekenhuis, een verband om zijn hoofd, knopen waar zijn ogen moeten zitten. ‘Look up here, I’m in danger’ zingt hij, terwijl handen hem van onder zijn bed proberen te grijpen. ‘I’ve got nothing left to lose. I'm so high, it makes my brain whirl’, vervolgt hij. Dat laatste is vermoedelijk een verwijzing naar een medische behandeling. Even later blikt hij nog een keer terug, naar zijn hoogtijdagen en de meest intense periode in zijn carrière: ‘By the time I got to New York, I was living like a king. Then I used up all my money, I was looking for your ass.’ Het is een laatste stuiptrekking van de man die niet meer als Lazarus uit de dood zal opstaan. Het slot van het nummer kent eenzelfde soort overgave als Cohen’s You Want It Darker: ‘Oh, I'll be free, just like that bluebird. Oh, I'll be free, ain't that just like me?’

De overeenkomsten tussen de twee songs lijken dan ook groter dan de verschillen. Maar waar Cohen's laatste wordt gezien en gewaardeerd als een kwetsbaar en open werk, wordt Bowie's slotwoord eerder geïnterpreteerd als een ultieme artistieke uiting, alsof hij het persoonlijke element loskoppelde van het kunstwerk. Hij oversteeg als het ware zijn persoonlijke leed, en dat voelde kennelijk heel natuurlijk aan. Juist daarin schuilt ook veel van het ongeloof op die maandagochtend, op dat bericht dat niets aan duidelijkheid te wensen over liet. Bowie regeert over zijn graf heen. Hij laat zijn werk spreken en vertrekt in een wolk van mystiek. Aan hem kon niemand de vragen stellen die Cohen gewoon beantwoord had. Op onnavolgbare wijze, dat dan weer wel.