DTRH16: Sun Kil Moon verruilt zijn fluister voor een brul

Intieme folk omgetoverd tot schreeuwslowcore met Sonische drummer Steve Shelley

Timo Pisart ,

‘Willen jullie alsjeblieft je bek houden? Nee?’ Om Mark Kozelek alias Sun Kil Moon een nogal grillige man te noemen, is een understatement. Het festivalgeleuter probeert hij vandaag te overwinnen door zijn neuzelfolk op te schalen tot schreeuwslowcore. En dat klinkt prachtig.

‘WOEEEEHOEEEE!’ Al tijdens het eerste liedje juichen vier gasten hard, meer voor de sport dan voor de muziek, en bij het tweede nummer denkt een meisje dat het een goed idee is om voorzichtig mee te klappen met Sun Kil Moon. En dat terwijl Mark Kozelek daar juist niet tegen kan. Hij maakt al een dik decennium stille fluisterfolkliedjes waarbij hij zichzelf met stoïcijnse tokkeltjes begeleidt op gitaar, en was daarvoor onderdeel van Red House Painters. Vooral Benji uit 2014 is een magistraal en ontroerend album, maar zo ingetogen als zijn muziek is, zo’n onbeschaamde klootzak is hij in het dagelijks leven. Hij maakt collega-muzikanten gerust belachelijk, scheldt zijn publiek uit en speelt soms een halfuur louter kerstliedjes, puur om te stangen. Hij heeft een reputatie. Vandaag eindigt hij zijn shows zelfs door fanbrieven voor te lezen over een nogal voortkabbelend muzikaal bedje. 

Gaat dat wel goed met het niet altijd even subtiele Nederlandse festivalpubliek?
Een jongen vooraan vertelt luidkeels al aan zijn derde biertje te beginnen - en hij heeft ook al een Desperados en wodka cola op. Kozelek moet het bijna kunnen horen, zo zacht speelt hij nog, maar hij wordt niet boos. Nee, tot drie keer toe vraagt hij relatief vriendelijk of het publiek stil wil zijn. ‘We proberen hier magie te creëren. Geven jullie er echt geen fuck om?’ Oké, lijkt hij te denken, dan maar niet. Hoewel er vooraan óók heel veel liefhebbers staan die telkens weer ‘sssssht!’ fluisteren, overheerst het geklets. Achteraan staat zelfs een paar hippies te touwtjespringen. 

Kortom: het geneuzel van Sun Kil Moon verzuipt in een zee van stemmen?
Nee, hoor. Hij schakelt gewoon op: geen stemmige gitaartokkeltjes, maar een slowcoreband die steeds dwingender gaat spelen. Hij heeft de legendarische drummer Steve Shelley achter zich (inderdaad, van Sonic Youth), en zijn gefluister verandert al gauw in een venijnig gebrul. Hij spuwt zijn woorden werkelijk zo hard uit dat de microfoon overstuurt, maakt zelfs duiveltjes met zijn handen en vraagt het publiek gebarend om voor hem te joelen. En dan weer: ’Willen jullie nu alsjeblieft naar de tekst luisteren?’

En is dat het waard? Of is het vaag poëtisch geleuter over koetjes en kalfjes?
Dat is het absoluut waard. Hij zingt nogal expliciet over de slachtpartij in Orlando en de tekortkoming van wapenwetten, maar net zo goed over zijn eerste zoen (Katy Kerlan) en het meisje dat hem ontmaagde (Mary Anne). Hij zingt over het achterlijke meisje uit zijn buurt, zijn overleden oma en die ene vriend die zo van Iron Maiden hield en al tien jaar geleden aan kanker stierf. Juist het contrast tussen die superpersoonlijke teksten en zijn nogal beruchte uitstraling maakt de shows van Sun Kil Moon razend spannend. Ook als hij het fluisteren opgeeft.