Arnon Grunberg: "Rammstein verwerd voor mij van eigenaardigheid tot liefdesobject"

Schrijver werd Rammstein-liefhebber in Afghanistan

Arnon Grunberg ,

In 2014 kwam Till Lindemann naar Amsterdam om de Nederlandse vertaling van zijn dichtbundel te promoten. Dankzij Lindemanns uitgever Oscar van Gelderen, met wie ik al ruim twee decennia een haat-liefde verhouding onderhoud, mocht ik Lindemann interviewen voor NRC Handelsblad.

Ik trof hem aan het eind van de ochtend in de lobby van hotel De l’Europe, hij verkeerde in betrekkelijk goede toestand en was in gezelschap van een lieve dame die zijn manager bleek te zijn. Zijn vriendin was ook aanwezig. Bij de lunch vroeg Lindemann om een glaasje champagne. Ik heb mij aangewend om tijdens interviews uitsluitend water en/of muntthee te drinken, per hoge uitzondering misschien een espresso (de schrijver wil niet dat mensen zeggen: ‘Wat een sterallures’), maar Lindemanns ongegeneerde voorliefde voor champagne heeft ook wel wat. Overigens zou hij nadat hij door mij geïnterviewd was door een andere interviewer onder handen worden genomen. Deze interviewer werd opgezweept door Lindemann, of allicht door de alcohol, en gooide een flesje bier richting een rondvaartboot.

Ik citeer maar even uit het interview van twee jaar geleden: “‘Kijk,’ zegt hij [Lindemann], ‘die provocaties, in het begin kwamen ze voort uit woede. Maar nu provoceren we omdat de mensen dat van ons verwachten.’”

Dat is het met provocaties, ze beginnen als betrekkelijk authentieke woede en ze eindigen als een kunstje. Waaraan moet worden toegevoegd dat Lindemanns reflectie over de eigen provocaties authentiek genoemd moet worden.

Mijn voorliefde voor Rammstein (en dus ook de reden dat ik Lindemann in 2014 interviewde) stamt uit de zomer 2006, mijn eerste reis naar Afghanistan, mijn eerste kennismaking met het leger en ook met Rammstein. Ik wist natuurlijk dat ze bestonden, en een keurige Duits-Nederlandse vriendin van mijn toenmalige vriendin had tijdens een etentje in New York haar voorliefde voor Rammstein betuigd, wat ik merkwaardig vond, maar ik gun iedereen zijn eigenaardigheden. Tot Afghanistan.

Daar verwerd Rammstein voor mij van eigenaardigheid ook tot liefdesobject. Op bescheiden schaal uiteraard, hoewel ik me met Till en zijn vriendin Sophia (over wie hij in hotel De l’Europe zei dat ze een ‘show girl’ was) een ménage à trois kan voorstellen. Of beter gezegd een vierhoeksverhouding, want mijn geliefde zou uiteraard ook meedoen.

Ondanks het feit dat Rammstein in het algemeen en Till Lindemann in het bijzonder gerekend mogen worden tot mijn liefdesobjecten heb ik Rammstein eigenlijk nooit live zien optreden. Nu ga ik weinig naar popconcerten. Ook weinig naar voetbalwedstrijden dus. Ik zie op tegen de massa.

Tot mijn geliefde vroeg: ‘Wat doe je eigenlijk zaterdag de elfde juni, dan ben je toch in Nederland?’

‘Ja,’ antwoordde ik, ‘dan ben ik in Nederland.’

‘Zullen we naar Rammstein gaan? Ze zijn op Pinkpop.’ Als gezegd, het oorlogsgebied trekt me meer dan het popconcert, maar het moest er maar eens van komen.

Niet alleen zal ik Rammstein eindelijk live horen optreden maar allicht zal daar op de Pinkpop de vierhoeksrelatie beginnen waar iedere rechtgeaarde liefhebber van Rammstein alleen maar van kan dromen.

Ik weet niet of Lindemann nog met Sophia is, maar hij lijkt me een man die altijd wel van iemand houdt. Ik typ dit in Oost-Jeruzalem.

De Joden zeggen met Pesach (het Joodse paasfeest): ‘Volgend jaar in Jeruzalem.’

Ik zeg: ‘Volgend jaar in Rammstein.’