Pip: "Mensen komen hier om gewoon even lekker kut te doen"

Maand van de Underground: oprichters over Haagse clubcultuur, gemeentebeleid en onhandigheid

Ralph-Hermen Huiskamp ,

De definitieve lijst met veel genoemde undergroundlocaties verschijnt donderdag pas op 3voor12, maar dat het Haagse Pip veel genoemd is kan alvast verklapt worden. In een oude brandweerkazerne aan het spoor doet de club dingen vaak net wat anders dan andere clubs. Bijvoorbeeld vijf complete keukens, inclusief koelkasten en ovens, installeren. Om de dj’s vervolgens tijdens het draaien saté te laten grillen.

Het is een drukte van jewelste, in het kantoor van Pip dat in een hoog gebouw zit naast de club. De kaarten van het feest op Koningsdag zijn net in de verkoop gegaan en het loopt storm. Terwijl de ene oprichter, Steven van Lummel, in hardloopkleding zich hardop afvraagt of hij die champignons met schimmel wel of niet kan eten, is de andere oprichter, David Schoch, schreeuwend de verkoop aan het volgen. “Hoeveel hebben we verkocht? En nu dan?! We gaan verdomme gewoon vandaag de 500 al halen he? Geef me cijfers!” Om nog wat energie kwijt te kunnen drukt hij zich nog een paar keer op. Ondertussen schalt de Thaise disco van een recente Antal-set uit de speakers, en verzint Van Lummel tijdens het champignons bakken oplossingen voor bezoekers die in plaats van early birds al de duurdere kaartjes gekocht hebben. “Zeg ze dat we een gedupeerden-stage openen. Open van 4 tot 7u ’s, de ochtend voor Koningsdag. We regelen ook een gedupeerde DJ, en wat halve liters. Nou ja, of we geven ze een consumptiemuntje als ze binnenkomen. We moeten de klachten hoe dan ook serieus nemen.” Chaos, eerder Wall Street dan underground.

Waar veel clubs na enkele jaren stoppen of omvallen, bestaat Pip intussen ruim acht jaar. Best lang voor een club of cultureel bordeel, zoals ze het zelf noemen. “Toen we acht jaar geleden mensen vertelden dat we hier op de Bink een gebouw gingen kijken, verklaarden ze ons voor gek.,” vertelt Steven grijnzend als de rust iets later is wedergekeerd. “Je kwam hier in die tijd om wiet te telen, je auto weg te brengen of om om iemand in zijn enkel te schieten.” David vult hem aan. “Of om een hoer te neuken. Een lelijke dan. Want als je het dan toch doet, dan beter een lelijke.”

Wat doen jullie goed, dat jullie zoveel langer bestaan dan de gemiddelde club?
David: “We zitten niet heel erg op line-up, maar mikken een beetje op een gevoel. Heel lang was het zo dat als je naar Pip ging, het eigenlijk niet uitmaakte wat voor avond het was. Je weet vooral wat voor sfeer er is.”

Maar ook daar zit bij andere clubs verloop in. Iets begint, er wordt mond tot mond-reclame gemaakt, andere mensen en groepen horen ervan, etc. Zo is een sfeer in een club altijd in beweging.
Steven: “Het punt is, in Den Haag zijn gewoon niet heel veel toffe mensen. Het is hier altijd kut geweest en dat is een voordeel. Mensen komen hier ook gewoon om lekker kut te doen. De mens is kut en hier kan je je kuttige innerkutje naar buiten laten komen. Nee, het is vooral dat we altijd aan de club schaven en het publiek zich daardoor betrokken voelt. We hebben nooit  geld geleend, het is altijd verdienen en dan weer investeren. Het eerste feestje hielden we omdat er een lekkage onder de grond gefixt moest worden. Vervolgens gaven we een feestje om de muren te kunnen verven. Eerst hadden we een zaaltje met slecht geluid en lauwe blikjes bier. Toen koelkastjes, een tab, beter geluid, extra wc-tje, nog een keer schilderen. En de eerste paar jaar draaiden er eigenlijk alleen maar goede vrienden van ons. Het publiek was daar allemaal bij. Als je drie maanden niet was geweest en je  kwam terug, zag je opeens wat er weer was veranderd. Dat geeft een hecht gevoel, mensen voelen zich verantwoordelijk. Een poos terug wilde een dronkenlap grappig doen met een vuurkorf. Nog voordat wij er bij konden zijn had ons publiek hem al bij zijn schouder gepakt. ‘Normaal doen, of oprotten. Hier, biertje, zitten en je bek houden.’ Op zo’n manier we denk ik geen echte horecaondernemers zijn, maar vormen we meer een buurthuis van de toekomst.”

Hoe zijn jullie bezig met de toekomst?
David: “We willen een nieuwe generatie de kans geven om verantwoordelijkheid te nemen. We hebben bijvoorbeeld iemand die in garderobe begon, toen runner werd, daarna bar ging staan, vervolgens barhoofd en nu clubmanager is. En op kantoor zit ook iemand die in de garderobe begon, nu pr en communicatie doet en een goedlopend feest organiseert. Soms heb je ook bijdehante mensen die gewoon bellen. ‘Dit, dit en dit moet anders en ik kom wel helpen’. Die beginnen dan eerst vrijwillig en hebben later een baan te pakken.”

Als buitenstaander lijkt Den Haag een lastige stad. Hoeveel is er mogelijk, en kan het zonder subsidies?
Steven: “We merken dat er een culturele kaalslag is in Den Haag. Er is gewoon bijna niks. We zouden zelf ook liever meer willen aanbieden. Op woensdag en donderdag experimentele bandjes. Maar dat is zonder subsidie echt onmogelijk, dat redden we gewoon niet. Er komt te weinig binnen om daar bestaansrecht voor te hebben.”

Is er dan te weinig publiek?
Steven: “Het gaat met golven. Ik heb nu weer een positief gevoel, maar vorig jaar en het jaar ervoor was het echt minder. SuperMarkt sloot, F.A.S.T. ging dicht, De Pater stopte en de Vinger ook.”

Je zou denken dat als er locaties sluiten, het publiek verkast naar een andere plek.
Steven: “We hebben intussen wel een steady groep bezoekers opgebouwd, maar er is gewoon weinig. Het weinige dat er is, zit aan verschillende kanten van de stad. Je gaat dus niet zomaar even kijken. Als het aanbod zo mager is, wordt de groep potentiële bezoekers ook niet groter. In Rotterdam en Amsterdam komen er telkens weer nieuwe locaties bij en oude plekken vernieuwen zich.”

David: “Kijk naar het Westland, daar wonen super veel jongeren. Die trekken nu in de weekenden allemaal naar Rotterdam. We hebben een winkelstraat waar maar drie winkels open zijn. Niemand gaat winkelen in zo’n straat. Dat is het probleem van Den Haag.”

Het probleem is dus niet de vraag, maar juist het weinige aanbod?
Steven: “Natuurlijk! Als je bij Venray rijdt, en langs de rand van de snelweg zit maar één winkel. Ga je er dan naartoe? Maar als je een winkelcentrum hebt, met allemaal verschillende winkels, een bistrootje waar je een avondje kan vertoeven een andere dingen. Dan ga je er echt wel heen. In Rotterdam ga je naar de Blender. Is het daar niet kicken? Dan ga je naar het Transportbedrijf, of naar Bar en anders naar de Biergarten. Je kan daar zo zes tenten op een avond aantikken. Het gaat daar echt waanzinnig goed.”

David: “In Rotterdam is sowieso meer die cultuur en wat meer ballen bij de ondernemers. Hoppa, gewoon gaan. Meer concurrentie is alleen maar goed.”

Steven: “Jules Deelder vertelde mij ooit dat de havenarbeiders in Rotterdam op vrijdag hun salaris kregen en dan gelijk, hop, kapot sloegen aan de bar. In Amsterdam komen sowieso veel kunstenaars en popiejopies, die hangen de hele tijd in de bar met hun glas rode wijn. In Den Haag heb je aan de ene kant de FC Den Haag-hooligans, aan de andere kant de ambtenaren en de kakkers. Je zit met een kratje bier voor de deur, of je gaat naar een goed restaurant. Een clubcultuur is er niet echt. Vroeger wel, met de Marathon, de Opera en de Asta, In de jaren negentig met gabber en house ging het hier echt goed.”

Wat is er veranderd, waarom gaan mensen nu minder uit in Den Haag?
David: “Wij weten ook niet waar die mensen gebleven zijn. Vroeger stond elke donderdag het Paard vol, 1500 man. Je kan zeggen dat we geen studentenstad zijn, maar er studeren hier toch bijna 25000 mensen.”

Steven: “Den Haag heeft als slogan ‘Vrede en Recht’. Er zit hier een bestuur dat er ook helemaal niet op zit te wachten. Dat zie je ook met die sluitingen van strandtenten. Ze willen dat het strand een lieve, familiaire omgeving is, als toonbeeld van suprematie. Het Internationaal Strafhof zitten hier, terwijl er leuke Ibiza lounge-achtige tentjes zouden moeten zitten. Met de frisse blik van wethouder Wijsmuller lijkt het wel te veranderen en het scheelt dat wij ook al lang meelopen. Ze weten ook dat we het beste voorhebben met de stad. Ik gaf mijn feestje al in ’94, en jij David, organiseert al ik weet niet hoe lang breakdance battles. Ze kennen ons, en zijn daarbij ook wel blij dat we lekker aan de rand van de stad zitten.

David: “Haha, ja, ze waren echt kankerblij dat we hier gingen zitten. Lekker beheersbaar, helemaal top.”

Steven: “’Oh, jullie willen iets doen, helemaal op de Bink? Doe maar, doe maar, doe maar.’”

Jullie duiken met Pip ook wel eens op andere locaties op. Jullie hadden een bikers stage op Where the Wild Things Are, een podium op Expedition, en vorig jaar hostten jullie een feest op Off Sonar in Barcelona. Hoe verhoudt zich dat tot Pip? Is het branding of geld verdienen?
Steven: “We komen niet om een product te verkopen. WTWTA heeft ons geen euro opgeleverd omdat we veel te veel hebben geïnvesteerd in dure truien met geborduurde patches. Het is ook goed voor ons familiegevoel, om met een groep van 25 man ergens heen te gaan. En de bezoekers op zo’n festival kunnen dan gewoon niet om ons heen. Uiteindelijk staan we veel in onze eigen club, het is dan juist leuk om een mini-Pip te bouwen en dat gevoel over te dragen aan een ander soort publiek. Op WTWTA pakten we mensen letterlijk vast. ‘Mooi dat je bij ons bent’ ‘Waar ben ik dan?’ “Je bent bij Pip gek!’”

David: “’Hier, pak een vlag’”

Steven: “’Houd je bek en vlaggen!’ Uiteindelijk heb ik de laatste avond bij Young Marco en Hunee nog wat lekkere discoplaten aangevraagd. ‘He Marco, is er iets wat ik voor je kan doen? Slokje wodka, frisje. Wat zeg je? Die indiaan op het podium? Natuurlijk.’ Uiteindelijk stond het hele podium vol met totempalen. Ik denk dat precies is waarom externe partijen ons wel eens vragen dingen te doen. Wij zijn constant bezig met zoeken naar manieren om wat actie in de tent te krijgen. ‘Laten we even hier deze tafel naar binnen tillen. Past niet? Nou, laten we het toch even proberen.’”

Is dat uiteindelijk het geheim?
Steven: “We hebben altijd gezegd, we blijven het onhandig doen. We willen wel professionaliseren, maar het moet onhandig. De ingang van Pip zit soms drie keer in een weekend op een andere plek. Heel onpraktisch voor de productie, we willen het ook wel standaardiseren. Maar het is ook die onhandigheid waar ons publiek voor terugkomt. En door die uitdagingen blijft het echt leuk.”

David: “We maken het onszelf wel echt moeilijk hoor. Volgend weekend hebben we hier een feestje: De Keukenmarathon. Dan bouwen we vijf keukens in de club. Compleet met aanrechten, ovens en koelkasten. Dat is echt een kutproductie. Wat we gaan doen? Gewoon, lekker in de keuken chillen.”

Steven: “Allemaal organisaties krijgen hun eigen keuken. Er komt een strandtent, waarvan ik bang ben dat ze twee kuub zand meenemen. En Selamat Makan Soundsystem heeft ook een keuken, waar ze gaan draaien en tegelijk saté grillen.”

Wat willen jullie nog met Pip? Zou het niet iets zijn om een opvolger van de Titty Twister op Lowlands vorm te geven?
David: “Misschien is het iets voor Lowlands om hier wat te doen. Dat zou echt leuk zijn.”

Steven: “Voor ons misschien wat onhandig, maar wel echt heel leuk voor hun inderdaad. Uiteindelijk willen we hier nog een klein cafeetje openen. Zodat je door de week hier ook lekker kan zitten en een hapje kan eten en we willen wel een klein buitenpodiumpje voor mooie zomerse avonden. Oh, en een serre met tropische tuin op het dak. Niks eetbaars, maar hele a-relaxte stekelige, agressieve planten. Dat willen we wel.”

David: Onze vrienden van Red Light Radio zijn nu naar Hawaii, om daar radio te maken. Dus wij moeten echt naar de Noordpool om dat te overtreffen. Verdomme man, dat zij daar heen zijn.”

Steven: Wij willen heel graag in 2020 het culturele randprogramma maken van de Olympische spelen van Tokyo. Daar zijn we nu mee bezig, met mijn Japanse connectie (Steven heeft als kunstenaar afgelopen jaar een residentie en diverse exposities in Japan gehad, red). Maar dat is weer een heel ander verhaal. Nu gaan we weer naar kantoor om te kijken hoeveel tickets we wel niet verkocht hebben.”