LGW16: Blog vrijdag

Met: Bo Ningen, Container, Tim Hecker, Hannah Peel, I Speak Machine, Shopping, Lee Ranaldo, Beak>, Les Filles de Illighadad, Duke Garwood, King Creosote, Jessy Lanza, Idris Ackamoor en Mario Batkovic

Atze de Vrieze, Klaas Bakker, Freek Liebrand, Jeroen Sturing, Wilke Wittebrood, Joost van Beek en Wies van der Heyden ,

Yes! Dag twee van Le Guess Who? 2016. Vandaag staat Savages op het menu. Verder onder meer Container, Beak> en Lee Ranaldo. Onze redactie struint de zalen af op zoek naar de parels in het veelzijdige aanbod. Lees hier de blog van de vrijdagavond.

Wegdromen bij Hannah Peel
'I’m sorry, could you plug the keyboard in?,' Hannah Peel kent een kleine valse start als ze in Cloud Nine haar eerste liedje ‘Silk Road’ wil inzetten. Geen nood, want zoiets is natuurlijk snel verholpen. De Ierse singer-songwriter en multi-instrumentalist is een muzikaal wonderkind die dit najaar een prachtig album uitbracht, Awake But Always Dreaming. Een dromerige popplaat met experimentele elektronica die ze vanavond samen met drummer Daisy Palmer voor het eerst sinds de release live speelt.

Haar set leunt dan ook stevig op de liedjes van dat laatste album die bij tijd en wijle extreem catchy en dansbaar zijn (‘All That Matters’) maar ook de diepte in duiken bij ‘Don’t Take It Out On Me’ en ‘Tenderly’. Bij de Paul Buchanan-cover ‘Cars In The Garden’ houdt ze het klein en intiem wanneer ze zichzelf muzikaal enkel met een klein speeldoosje begeleidt en je langzaam in slaap gewiegd wordt. Afsluiter 'Foreverest' broeit en gloeit waarbij Peel de synths gecontroleerd laat ontsporen en Palmer vrolijk ertegenin drumt. Die dwarsheid maakt precies wat Hannah Peel zo onderscheidt. En die valse start? Die vergeven we haar na deze prachtige set.

Mario Batkovic vecht met twee handen tegelijk
Het is een charmante, vrolijke verschijning die Mario Batkovic. Vooral grappig wanneer de accordeonist voor elk liedje op zoek gaat naar de perfecte positie om het nummer te starten. Zo begin je ieder nummer te luisteren met een glimlach, waarna je al snel meegezogen wordt in een bijzondere wereld vol verbazing en verbijstering. Batkovic lijkt bezeten. Soms door de duivel en soms door God. Vol overgave stort hij zich op zijn virtuoos accordeonspel, dat zich niks aantrekt van de grenzen tussen modern klassiek, jazz, minimalisme en Balkanmuziek.

Het lijkt een gevecht tussen zijn linker- en rechterhand. Links spuwt de duivel donkere bastonen uit. Rechts zingen engelen daar zachtjes overheen. Hij weet zijn repetitieve melodieën perfect op te bouwen en open te gooien, zodat je op momenten echt denkt op te stijgen. De Janskerk is het perfecte decor voor deze strijd. Het licht, de fantastische ruimte en het muisstille publiek, alles klopt. Het lijkt haast alsof hij een metersgroot pijporgel bespeelt. Terecht krijgt Mario Batkovic dan ook een staande ovatie aan het einde van zijn set. Een accordeonist was nog nooit zo indrukwekkend. (FL)

King Creosote vergezochte praatjes en mooie plaatjes
King Creosote, alias Kenny Andersom, heeft last van een typisch Schots kwaaltje: hij praat het liefst nog door zijn eigen optreden heen. Hoe langer het duurt, hoe vaker hij een licht misplaatst praatje houdt. Zonde, want de Janskerk past perfect bij de wonderschone folkliedjes die hij maakt, elk woord is verder overbodig. In deze intieme setting draait alles om de muziek; weinig afleiding van een lichtshow, geen plaats om je te verstoppen als een grap doodslaat of als je praatje te vergezocht is.

De nummers van zijn laatste album Astronaut Meets Appleman maken indruk in de muisstille, goedgevulde kerk. De natuurlijke galm is een zegen voor het eigen stemgeluid van Anderson. Na lang proberen heeft hij toch een keer succes met z’n praatje. Het bevalt hem niet dat je na elke aankondiging een spelt kunt horen vallen: ‘Do any of you know any of my songs? Ik wil dat jullie doen alsof dít de hit is waar je je kaartje voor gekocht hebt.’ Daarna zit de stemming er goed in: ‘Mooi, ik heb nog een paar hits in the bag!’. Dat is niet zo, King Creosote heeft nog nooit een hit geschreven, maar mooi zijn ze allemaal. (JS)

Duke Garwood alleen voor knappe jongens
Duke Garwood is hier op aanspraak van Savages, waar de man ooit klarinet en gitaar in speelde. De man kan veel meer als we het programmaboekje moeten geloven, dat noemt de Brit namelijk een multi-instrumentalist. En dat schept verwachtingen. Garwoods eerste nummer is aardig: donkere, soulvolle country. Wel komt er een aantal vragen naar boven. Heeft ‘ie zijn mond te dicht bij de microfoon of trekt Garwood zijn lippen niet genoeg van elkaar af? Meer dan wat gemompel met wel erg vaak een kopstem horen we niet. Vraag twee: die resonerende bas die ervoor zorgt dat de zang niet eens hoorbaar is, is dat bewust? Het optreden vordert. De antwoorden: ‘beide’ en ‘ja’.


Van de multi-instrumentalist die ons beloofd werd zien we niets. Garwood houdt de volle veertig minuten de gitaar om zijn nek. Geen probleem, als het maar goed is, en dat is het niet. Wat een lange ruk is dit. Garwood en zijn kompaan op drums klinken een half uur van de start nog precies hetzelfde. Door de resonerende bas, de eentonige zanglijntjes en dito opbouw klinkt alles als een brei. Knappe jongen die het aantal verschillende nummers heeft bij kunnen houden. (JS)

Idris Ackamoor & The Pyramids zoeken elke grens op
Idris Ackamoor en zijn Pyramids paraderen recht door het publiek en winden de RASA daarmee direct om hun vinger. Ackamoor gaat voorop, gehuld in een panterbadjas en gewapend met een instrument dat op een enorme vuvuzela lijkt (maar gelukkig minder pijn doet aan de oren). Aan alles is te merken dat de groep blij is terug in Nederland te zijn. The Pyramids werd dan ook in Amsterdam opgericht. Het gezelschap was actief tot 1977, kwam in 2010 weer bij elkaar en bleef samen, omdat de leden merkten dat er nog steeds vraag was naar hun futuristische afrojazz.

Op het podium spat het plezier er vanaf. Ackamoor geeft zijn bandleden de ruimte om hun instrument tot in de verste uithoeken te verkennen. Laat maar zien hoe ver jullie kunnen gaan – dat gegeven staat de hele show centraal. Zo gebeurt het dat de lieflijke klanken van violiste Sandy Poindexter plots ontaarden in een zenuwslopende, jankende klaagzang, die op het randje van aangenaam zit. Knipper je even met je ogen, heeft Ackamoor ineens een Toetanchamon-achtige muts op en wanen we ons in het oude Egypte, het land van zonnegod Ra. En dan blijkt tien minuten later dat de frontman naast bevlogen saxofonist ook verdienstelijk tapdanser is. Na een wervelwind van anderhalf uur verdwijnen de muzikanten op dezelfde manier waarop ze gekomen zijn – door het publiek. Het slotapplaus houdt nog lang aan. (WW)

Jessy Lanza geeft sterke beats alle ruimte
Jessy Lanza kwam ongeveer gelijktijdig op met Kelela en FKA twigs en past in hetzelfde straatje – een combinatie van 90s r&b en minimalistische, abstracte elektronica. Dankzij het sterke tweede album Oh No stijgt Lanza’s ster nog steeds. Vooral single 'It Means I Love You' is live een regelrechte hit; de Pandora raakt in extase als Lanza de drumbeat inzet die de basis voor de track vormt.

In de eerste helft van de show bedwelmt Lanza, brengt ze de Pandora in trance met een warm bad met lome, slepende synths. Met een dreunende bas eronder, dat wel. Het tempo wordt opgevoerd met nummer 'VV Violence'. Lanza was al all over the place, het publiek volgt nu ook. Waar er eerst vooral loom meegedeind werd, wordt er nu voorin vol overgave gedanst. Lanza geeft haar sterke beats alle ruimte. Haar vederlichte fluisterzang en hoge gilletjes gaan op in de mix, staan in dienst van het geluid. Dat is maar goed ook, want de Canadese moet het niet hebben van haar zang – haar ijle en benepen stem begint na drie kwartier lichtelijk op de zenuwen te werken. Typisch gevalletje love it or hate it. Waar de Pandora het wel unaniem over eens is: haar beats zijn waanzinnig. (WW)

Schudden in het duister bij Tim Hecker
Het duurt even voordat een popzaal helemaal Hecker-ready is. Voorafgaand aan de show van de Canadees staat de Ronda vol rook en je moet op de tast de zaal in. Tim Hecker is berucht om trommelvliesscheurende grondtonen en door middel van a4’tjes op de zaaldeuren wordt gewaarschuwd voor een extreem volume. Zijn werk is al anderhalf decennium loodzwaar. Op de laatste langspeler Love Streams schemert wat hoop door, maar nog steeds maakt zijn oeuvre hem uitermate geschikt als huis-dj van het vagevuur.

Los van de paarse spotjes op het balkon en de oplichtende biertaps is het pikkedonker. De set begint knarsend en gruizig en dat sonisch geweld lijkt mee te vallen. Tot de drones je vastnagelen, zich door je heen duwen en je organen doen golven. Je waant je in een schimmenwereld; een deel van het publiek zit in kleermakerszit op de trillende vloer, de rest kijkt glazig vooruit. Er dringt een warm lichtspel door de mistbanken. Orgelklanken dreunen, er klinken verknipte, middeleeuwse fluiten, er klatert staal. Heldere melodieën vechten om aan de oppervlakte te komen, maar de logge grondtonen houden ze kopje onder. Na een half uur klinkt een hartslag, alsof er op het podium iets afschuwelijks is gebaard. Dat klinkt als een kil uurtje, maar er dringt steeds warmte en hoop door de donkere thema's. Intrigerende show. (JvB)

Wegkijken bij Les Filles de Illighadad
Er is steeds meer ruimte voor niet-westerse acts in de blokkenschema’s van Le Guess Who?. Les Filles de Illighadad duikt zelfs drie maal in het programmaboekje op. De groep bestaat uit Fatou Seidi Ghali en Alamnou Akrouni, twee dames uit Niger. Ze behoren tot het Toearegvolk, net als Bombino en Tiniriwen. Ook de muziek van Les Filles de Illighad raakt aan de Sahara-blues van die groepen, maar klinkt tribaler. Live is het een kwartet, met een extra zangeres en gitarist. Ze touren momenteel voor het eerst buiten Niger.

Akrouni bespeelt de tende, een gebold percussie-instrument dat in een bak water drijft. Het doet dienst als doffe basdrum die constant het tempo bepaalt. Ze tikt erop met een slipper, in de andere hand rust haar kin. Ze is - zo te zien, niet in haar hum, en loert pissig naar Seidi Ghali, die op haar beurt heel erg wegkijkt. Het lijkt of er een woordenwisseling in de coulissen was. Het is ongemakkelijk om naar te kijken.

Jammer, want de muziek is bezwerend en dansbaar, met heerlijke samenzang. De zangeres heeft een indrukwekkende, jengelende keelschreeuw achter de hand. Ze probeert nog enigszins de zaal op te ruien, maar op het podium blijf de spanning maar broeien. De herkansing volgt zaterdag in de Stadsschouwburg. (JvB)

Shopping is om van te houden zo knullig
De post-punk van Shopping stuitert de Helling door. Letterlijk, want zangeres Rachel Aggs stopt niet met springen. Ze bouncet het podium over terwijl ze gekke bekken trekt naar het publiek. De lol spat ervan af bij Shopping en het enthousiasme van de band werkt aanstekelijk. De nummers zijn puntig en worden door Aggs gebracht met noodzaak: ze kijkt intens strak het publiek in.

Oké ja, het is soms een beetje chaotisch. De bassiste mist een keer een lick, waarna van schrik een klein gilletje klinkt, en Aggs probeert een gitaarsolo die niet helemaal goed uit de verf komt. Want ja, een gitaarsolo hoort er toch bij als je op een festival staat, vindt ze. Het publiek vindt het allemaal wel geinig. Shopping is lichtelijk knullig maar ook enorm likable. Shopping: het zijn ook maar gewone mensen. En als zij los gaan, dan mogen wij dat ook. Van heel intens met je hoofd knikken tot een heuse choreografie, steeds meer mensen schudden de onzekerheid van zich af en gooien de heupjes los. Een gezellige chaos! (WvdH)

Luchtig Beak> is te gezellig
‘This is our first gig in ages and we’re tired already,'  grinnikt drummer Geoff Barrow na twee liedjes. Nee, vlammen doet Beak> tot dan inderdaad niet. Sowieso oogt dit trio wat statisch op het grote podium van de Ronda, met enkele meters ruimte tussen de bandleden. We kijken naar ‘die andere’ band van Barrow, beter bekend als lid van Portishead. Beak> wortelt in de krautrock en postpunk, met in de gelederen ook Billy Fuller (bas) en Will Young (toetsen/gitaar).

Na die halve verontschuldiging  ontbrandt Beak> alsnog met een stuwend postpunktstuk. Barrow drumt dwingend én speels. Jazzy, met veel aandacht voor de bekkens. Ook prijsnummer 'Wulfstan II' is fantastich: sacrale acapella, een spannende riff, roffelende drums en net niet zuivere horrorsynths vanaf de linkerflank.

De werkwijze van Beak> is wel wat repetitief en na drie nummers ken je het patroon: de band start een groove, die wordt in een paar minuten versierd en uitgebouwd en dat mondt dan uit in een climax. Daarna een intermezzo en, hup, door naar de volgende. Is die basisgroove minder spannend, dan zit je er meteen zo’n zes minuten aan vast. Van de nummers gaat een beklemmende dreiging uit, maar in de pauzes daartussen wordt luchtig geouwehoerd. Gezellig en pretentieloos en op den duur krijg je het gevoel dat Beak> hier eigenlijk een try-out doet. (JvB)

Noise-Japanners Bo Ningen zijn stamgasten geworden
Vraag een willekeurige bovengemiddelde muziekliefhebber of ie Bo Ningen kent, en je zult een lege blik terug krijgen. Maar op het Le Guess Who? publiek maakten de Londense Japanners al eerder indruk. Met een eigen show, maar vooral in een clash met Savages. Daar stonden vier vrouwelijk ogende Japanners die niets anders gewend zijn dan improviseren tegenover vier stoere, mannelijke dames wiens sterkste wapen gecalculeerde precisie is. Dat curator Savages hun Japanse vrienden opnieuw uitnodigt lag dan ook voor de hand, en Le Guess Who? ontvangt ze met een bomvolle Pandora. Het fantastisch lange haar van de vier zwiept over de ruggen van hun nog fenomenalere broekpakken, terwijl ze een geluid produceren dat wisselt van Metz-achtige noiserock tot krautrock tot tragere psychedelische stukken. De stem van bassist en frontman Taigen Kawabe ligt diep in de mix en dient meer als een soort drone dan om tekst over te dragen. En ach, je verstaat hem toch niet. Bij de langzame stukken begin je je soms even af te vragen of je het nu wel echt goed vindt, maar in de wildste nummers is Bo Ningen simpelweg super cool, vooral als de gitarist links tijdens het chaotische slot zijn instrument op vervaarlijke wijze voor de versterker aan de hals rond slingert. (AdV)

Container laat zijn eigen grooves struikelen
De Savages-avond eindigt in stijl met een onvriendelijke elektronica-set waar je niet op kunt dansen. Correctie: waar één gast toch wel degelijk op kan dansen. Verdomd, waar uiteindelijk toch de hele Pandora op los gaat. Amerikaan Rob Schofield alias Container specialiseert zich in grommende techno op een halsbrekend tempo. Het is een beetje als drum 'n bass, maar dan zonder al het geratel. In plaats daarvan schuift hij er super wollige synths en van die typische acid bleeps tussendoor, de smerigste soort. Naarmate zijn set vordert neemt het aantal breaks en ook het tempo toe, tot op zijn maximum wel 180 bpm. De man zelf staat er met zijn bochelige lichaam volledig in op te gaan. En dat is niet per se makkelijk. Waar veel dansmuziek toch op de een of andere manier zalvend, pleasend werkt - ook de meest stevige techno - is Container voortdurend bezig zijn eigen grooves te laten struikelen. Dan laat hij het tempo weer even zakken, maar tegelijk neemt de intensiteit juist nog even toe. Dit moet je niet een hele avond voor je kiezen krijgen, maar zo drie kwartier op de laatste energie van de dag gaat de duim omhoog. (AdV)

Lee Ranaldo braaf met saai recept
'I hope you don’t mind listening to a bunch of tunes you’ve never heard before.' Nou, Lee, dat ligt eraan wat voor tunes dat dan zijn. De gitarist van Sonic Youth is sinds het uiteengaan van de band een aantal nieuwe muzikale projecten gestart waaronder deze samenwerking met multi-instrumentalisten Raul Fernandez en Cayo Machancoses. Vanavond presenteren ze vooral heel veel nieuw werk. En dit nieuwe werk valt nogal tegen. Sonic Youth was vernieuwend, maar bij Lee Ranaldo is vernieuwing nergens te bekennen. De nummers lijken een theekransje met The Beatles, Oasis, en The Eagles. Ranaldo komt met een soort meeslepende Britpop. Alle nummers zijn gemaakt volgens hetzelfde recept. Neem een couplet met licht zoetsappige tweestemmige zang, een catchy refrein en voeg in de brug een paar chaotische gitaren toe. Harmonieus, dat wel. En in het begin is het nog wel lekker degelijk, maar het wordt al gauw saai. Op het podium gebeurt ook niet veel boeiends. Luister de nummers van Ranaldo & El Rayo dus vooral lekker thuis als je de krant leest, want live geeft Ranaldo geen enkele toevoeging. (WvdH) 

Niets zoals het hoort bij I Speak Machine
Terwijl Savages de liefde predikt in de Ronda, is het in Cloud Nine een stuk minder gezellig, maar laat dat nou net de bedoeling zijn van Tara Busch. Ze is met haar soundtrackproject I Speak Machine op voorspraak van diezelfde Savages uitgenodigd voor Le Guess Who? en neemt ons mee naar vreemde werelden. Het creatieve proces voor I Speak Machine was niet zoals je dat zou verwachten. Bij Busch is er eerst de soundtrack en daarna pas de film. Broeierige analoge synths worden ondersteund door horror en sci-fi beelden. Van liedjes met een kop en een staart is niet echt sprake in Cloud Nine vanavond, men ondergaat eerder een set vol voordrachten en geluidscomposities. Dwars en vreemd dus en daarmee perfect voor Le Guess Who? Dat dwarse komt vooral naar voren wanneer Busch de Simon & Garfunkels 'Sound Of Silence' en het Beatles-nummer 'Ticket To Ride' voordraagt. Maar ook als ze vervolgens na vijfendertig minuten plotsklaps het publiek bedankt en ze haar set een kwartier voor het einde voor gezien houdt. Nee, bij I Speak Machine is niets zoals het hoort.