Sufjan Stevens blijkt in Carré gelukkig maar een mens te zijn

Juist door foutjes stijgt de avond naar ongekende hoogte

Ralph-Hermen Huiskamp ,

Bij optredens van Sufjan Stevens weet je zeker dat je wat bijzonders krijgt. Of het nou rondvliegende opblaaskerstmannen zijn, een band getooid met gigantische vlindervleugels, een lading glitters of cheerleaders. De Amerikaanse folky kiest nooit voor de makkelijke weg. Dat merk je aan de verwachtingen voor vanavond. Lang van te voren uitverkocht, en het gonst de afgelopen weken rond het concert. De gelukkigen die een kaartje hebben weten te bemachtigen voorin een stijf uitverkochte Carré schuiven collectief naar het puntje van de stoel en houden merkbaar de adem in als het zaallicht dooft.

Lange tijd deed Sufjan Stevens er bij elk nieuw album een schepje bovenop. Meer verhalen, meer bewerkingen van gebeurtenissen uit de recente Amerikaanse geschiedenis, meer bijbelreferenties. Allemaal steeds subtieler verweven met eigen herinneringen, en vooral met steeds uitbundigere arrangementen. Geen onderwerp kon aan zijn talent ontkomen. Of het nou een seriemoordenaar was die zich als clown verkleedde, een stel planeten, of een snelweg. Op een gegeven moment leek geen begeleidingsband groot genoeg.

Totdat het mis ging. Zijn moeder, die door diverse verslavingen en psychische problemen een grote afwezige was in zijn leven, overleed. Het zette Stevens’ leven op de kop. Niet alleen kwam de hele problematische band met zijn moeder weer boven, tegelijk bedacht hij hoe ontzettend belangrijk ze voor hem was. In de hele nasleep zakte hij steeds verder weg. Hij ontdekte dat hij het destructieve en verslavingsgevoelige van zijn moeder in zich had, en raakte steeds meer van slag. Met het dit jaar verschenen album als therapie krabbelt hij weer op. Gestript van alle megalomane arrangementen, maar mét de mooiste melodieën en harmonieën die dit jaar verschenen, bezingt hij zijn vroegste herinneringen en de relatie met zijn moeder, en stiefvader: Carrie & Lowell.

Vanavond dus met een kleinere bezetting dan eerdere shows, maar misschien is het wel een nog meer geladen avond. Meteen bij het intro van de show wordt de toon gezet. Met een uitgesmeerde, en almaar aanzwellende versie van het instrumentale Redford worden de laatste fluisteraars in het publiek het zwijgen opgelegd. Het is vervolgens opvallend hoe de nummers van die, kale laatste plaat live veel meer ingekleurd worden met drums, elektrische gitaren, synthesizers en vooral een stuk meer elektronica. Neem bijvoorbeeld de overgang in ‘Should Have Known Better’, op het album een voorzichtige positieve wind die met wat elektronica door het nummer komt waaien, nu vallen er drums in, pakt Sufjan er extra percussie bij en rolt er juist een enorm golf aan geluid door de zaal. Precies zoals de kustlijn die op opgehangen de glas-in-loodramen achterop het podium geprojecteerd wordt.

Diezelfde truc komt vaker terug. Veel van de nummers beginnen met Sufjan solo, tokkelend op gitaar, en langzaam valt de rest van de band in golven bij, om uiteindelijk in Carré te vullen met groots, maar nergens grotesk aanvoelende outro’s die net zo makkelijk uitgerekt als plots afgekapt worden.

Het zijn die outro’s waarmee in de loop van de set steeds duidelijker de connectie met Stevens eerdere werk gezocht wordt. Langzaam worden de partijen daar uitbundiger en krijgt de gekte van de elektronica een grotere rol. Nadat praktisch het hele laatste album is voorbij gekomen wordt er via een drieluik van 'The Owl land the Tanager', een bloedmooi 'Vesuvius' en een ontsporend 'I Want To Be Well' toegewerkt naar een enorme climax. De reguliere set eindigt met de afsluiter van Carrie & Lowell, 'Blue Bucket of Gold'. Een stapje terug na het elektronische geweld van ervoor, maar nog steeds veel groter uitgevoerd dan op het album. En dan dat slot. Minstens tien minuten ontneemt Stevens de zaal de adem door een noise-coda almaar te laten doordenderen, terwijl slechts de silhouetten van de band zichtbaar zijn. Dapper, en in eerste instantie ongemakkelijk op de goede manier. Maar toch, uiteindelijk veel te lang. Ook al weet hij zelf natuurlijk dat hij met publiekslievelingen als John Wayne Gacy Jr, To Be Alone With You en natuurlijk Chicago even later in de toegift weer wat lucht in de zaal zal pompen.

Zo zijn er wel wat meer smetjes op de avond. De drums zitten soms net wat te hard in de mix, waardoor sommige nummers wat log dreigen te worden. Een enkel nummer wordt net te lang uitgesmeerd waardoor de opgebouwde impact wegebt, en soms zit een tweede stem er net naast. Tegelijk geven die foutjes het juist ook dat menselijke wat de laatste jaren langzaam verdween bij Sufjan Stevens. Zijn melodieën waren altijd onnavolgbaar, glaszuiver, en de hele aankleding deed in eerdere tours haast buitenaards aan. Met zijn laatste album laat Stevens zien dat hij zich niet langer hoeft te verhullen achter andermans verhalen of verhullende metaforen. Hij laat niet alleen gerust de pianokruk kraken, zoals hij dat op zijn albums ook al doet, maar maakt dankzij de foutjes en zijn soms wat krakende stem duidelijk dat hij ook maar een mens is. Hoe engelachtig zijn voorkomen, melodieën en talent ook zijn. En juist dat besef doet de hoogtepunten van de avond alleen maar hoger lijken.