London Calling loves Concerto dag 1: laagdrempelig relaxen in Amsterdam-Noord

Met oa PAUW, Jake Isaac en Bettie Serveert

Cécile van Wijnsberge ,

Het Amsterdamse ontdekfestival London Calling komt dit weekend buiten spelen, samen met platenzaak Concerto, die met London Calling loves Concerto haar zestigste verjaardagsfeestje viert. Iedereen is uitgenodigd; Concerto-klanten werden zelfs getrakteerd op een kaartje bij een aankoop vanaf 25 euro. Mede daarom is het programma uitgebreid en breed, met ook jazz en klassieke muziek. Dat vertaalt zich in een gemêleerd publiek en een laagdrempelige sfeer.

Een opvallende keuze, je festival op de eerste editie openen met een surprise act. De naam London Calling is natuurlijk niet nieuw – al jaren is London Calling in Paradiso de plek waar indieliefhebbers hopen the next big thing te spotten voor de grote massa het ontdekt. Deze reputatie zal dan ook wel zorgen voor wat vaste gasten, maar London Calling loves Concerto blijft een nieuw concept op een nieuwe locatie. London Calling werkt voor deze buiteneditie samen met platenzaak Concerto, die dit jaar haar zestigste jubileum viert. Daarom is het programma extra breed, om ook het gemêleerde klantenbestand van Concerto te kunnen trekken. Er zijn naast nieuwe bandjes ook klassieke muzikanten en jazz acts geboekt, en de headliners zijn old school favorieten Bettie Serveert en The Undertones.

Wie er als allereerste het podium van LCLC mag betreden is echter nog onbekend. Zal de nieuwsgierigheid genoeg zijn om het publiek al om 13:00 uur naar de Tolhuistuin te lokken? Het antwoord is nee, en het slechte weer bij aanvang zal daar zeker ook iets mee te maken hebben. Zonde, want opener C.W. Stoneking is een leuke verrassing. Hij speelt zijn blues en rock 'n' roll voor een vrijwel lege zaal, maar de grofweg dertig mensen die de regen hebben getrotseerd vermaken zich kostelijk. Stoneking maakt Mississippi Delta blues, zo authentiek als mogelijk is voor een Australiër in 2015, inclusief dissonante akkoorden op gitaar, oeh- en aah-achtergrondzangeressen en onduidelijke slissende mompelzang. Het geheel wordt gebracht met humor, overtuiging en bovenal toewijding. 

We verlaten de Noordzaal voor een ontdekkingstocht op de rest van het terrein. De meeste podia bevinden zich binnen in het vorig jaar geopende Tolhuistuin-gebouw, waar Paradiso ook bands programmeert onder de naam Paradiso Noord. Alle hoeken en gaten van het in smaakvolle jaren '50 en '70-stijl ingerichte gebouw zijn in gebruik genomen voor wel vier podia, een filmzaal en een mini-dependance van Concerto. Dan is er nog de tuin waar het gebouw zijn naam aan ontleent (enigszins verwarrend is het wel). Daar vindt het buitengedeelte plaats, op het gras en tussen de bomen. Buiten staat een aantal etenskraampjes en een grote tent die dienst doet als hoofdpodium, waarop het zicht enigszins wordt ontnomen door een grote boom die pal in het midden voor het podium staat. Sprookjesachtig, maar ook een beetje onpraktisch.  

Het duurt even voor het festival op gang komt. De eerste paar uur zijn de zalen nog half vol, zoals ook bij Fraser A. Gorman, de eerste act in de Tuinzaal. Deze zaal wordt normaal gesproken niet voor concerten gebruikt, maar bewijst vandaag daar uiterst geschikt voor te zijn. De grote ramen – ongewoon voor een concertzaal – geven uitzicht op de tuin, en verbinden zo het binnen- en het buitengedeelte van het festival. Gorman is een vriend en labelgenoot van Courtney Barnett, wiens carrière dit jaar een enorme vlucht nam dankzij haar fantastische album Sometimes I Sit And Think, And Sometimes I Just Sit. Net als Barnett schrijft Gorman prettig losse, uit het leven gegrepen liedjes. In zijn seventies folksongs komt dezelfde droge humor naar voren als in Barnett's werk, maar zowel muzikaal als tekstueel is hij meer laid-back. Waar Barnett's nummers vol zitten met kurkdroge oneliners, staat Gorman zichzelf toe ook sentimenteel en romantisch te zijn. Tegen het einde van zijn set toont hij het publiek nog even de merchandise die hij vandaag verkoopt: een 7” single met daarop een tekening die Barnett maakte van zijn kip, en een theedoek met een enorme afbeelding van zijn eigen hoofd. “If you would like me to sign any of it, I'm not that hard to find. I'm the person who looks most like Bob Dylan in the entire building.”

Buiten is de zon inmiddels doorgebroken, en ook het publiek trekt wat aan. PAUW is de eerste band die de Noordzaal vanaf het begin al helemaal vol heeft. Dit is duidelijk de band waarvoor bezoekers op tijd wilden komen, en geen wonder: PAUW werd vrijwel unaniem getipt door de journalisten en muziekindustriefiguren die voor London Calling hun lijstjes met aanraders inleverden. De vier mannen doen waar ze ontzettend goed in zijn: een muur van seventies psychedelica neerzetten. Hits maken ze niet; liever dragen ze je mee op een uitstekend geweven (al dan niet vliegend) tapijt van geluid. Vaak dwalen ze af van de song voor een uitgebreide instrumentale trip, maar nooit verzandt het in oeverloos gepiel. Ieder geluid is op zijn plek. PAUW's ijzersterke drummer is daarin een onmisbaar onderdeel; hij houdt het geheel strak en zet het kracht bij met spannende accenten. Als je PAUW gaat zien weet je wat je krijgt: geen vernieuwing, wel te gekke muziek zoals ze het vroeger maakten. 

Dan begint in de tuin Talisco, een van de meest opvallende boekingen van de dag. De Franse band is het meest bekend van hun hitje Your Wish. Een nummer uit 2013 dat pas begin dit jaar in ons land een hitje werd. Het is een zorgeloze popsong met een memorabel gitaarmelodietje. Maar waar Your Wish nog een behoorlijk slimme track was, is de rest van Talisco's set vandaag een stuk minder interessant. We horen een beweging richting de moderne stadionrock van Bastille en Imagine Dragons, veel herhaalde refreinen met ooh's en heyo's die dienen te worden meegeschreeuwd met de handjes boven het hoofd. Nu hoeft dat helemaal niet erg te zijn; ook plat bombast kun je overtuigend brengen. Maar echt bombastisch wil het ook niet worden – het blijft een beetje waterig. Saai zelfs. Vandaag is Talisco niet dynamisch genoeg, en mist de band een eigen identiteit. 

Nederlandse nieuwkomer Klangstof verwelkomt de langzaam vollopende Noordzaal met een serieuze, duistere en hypnotiserende instrumentale track. Vervolgens begroet frontman Koen van de Wardt het publiek: “Yo swaggers!” Het contrast is schril, maar ook wel innemend. Als Van de Wardt zijn songs speelt is hij even in een andere wereld, vol concentratie, focus en ongecontroleerde armbewegingen, maar tussendoor lijkt hij zich weer even te beseffen waar hij staat en daar wordt hij een beetje ongemakkelijk van. “Sorry, ik ben pas net frontman, dus ik weet nog niet zo goed wat ik moet zeggen,” grapt hij. Dat is een opmerking over een van die twee bands die tot dusver aan Klangstof lijken te blijven kleven: Moss. In die band speelt Van de Wardt bas achter frontman en songwriter Marien Dorleijn, en hij heeft er ook twee van zijn andere Klangstofleden vandaan. Die andere veelgenoemde naam als het gaat over Klangstof is Radiohead. Daar heeft Van de Wardt geen bandleden mee gemeen, maar wel een aanzienlijk deel van het geluid. Al meerdere acts hebben vandaag bewezen dat je niet per se met een heel nieuwe sound hoeft te komen om goede muziek te maken, en dat geldt ook voor Klangstof: nummers als We Are Your Receiver en Hostage zijn inderdaad Radiohead-esk, maar ook op zichzelf spannend, sfeervol en melodisch. Toch komt de gelijkenis misschien ook wel voort uit dat de band nog enigszins zoekende is. Aan songs als Ignore Me, met z'n lekker weirde synthesizerriffje, is te horen dat er daadwerkelijk een experimenteler en meer eigen geluid in Klangstof zit. 

Na Klangstof haasten we ons met gezwinde spoed weer naar buiten. Het programma van LCLC is strak en bomvol; steeds speelt er een act buiten in de tent, waarna de bezoeker moet kiezen uit drie acts die tegelijkertijd binnen spelen, en dan meteen weer naar buiten voor de volgende band. De hele dag is het dus heen en weer van buiten naar binnen, maar de locatie is klein en niet te vol, dus dat werkt prima. De optredens op het hoofdpodium in de tent zijn door de hele tuin te horen, en daar wordt gebruik van gemaakt. Veel mensen blijven tijdens shows op de bankjes zitten in het gedeelte van de tuin waar drankjes en eten worden verkocht, luisterend naar muziek, kletsend, een biertje drinkend. De sfeer is relaxed, nergens zijn lange rijen en op dit punt van de dag is het ook nergens meer leeg. We offeren de eerste paar minuten van de set van Jake Isaac op om eens te kijken wat de pot schaft.

 

Met een rotirol in de hand lopen we richting Jake Isaac, die de tent al lekker vol heeft staan. De Britse Isaac bewijst zich vandaag als een groot talent met een dynamische set en een onvermoeibaar charmante attitude. Zijn muziek heeft zeker wat weg van die typische Mumford & Sons klap-en-stampfolk, maar daarbij vergelijken is Isaacs muziek vele malen interessanter en minder plat. Hij wisselt intieme solosongs op akoestische gitaar af met dansbare folky nummers met band. Het meest opvallend is zijn stem, rauw en donker, eigenlijk gemaakt voor soulmuziek. Ook is er plek voor een muzikaal grapje: in een van zijn songs verwerkt hij een stukje van Bob Marleys Three Little Birds. “Every little thing is gonne be alright,” zingt hij samen met het enthousiaste publiek. Jake Isaac is vandaag overduidelijk degene die de meeste nieuwe fans heeft verworven. 

De hele dag door is het publiek gemengd, van opvallend jong tot wellicht ouder dan je op het gemiddelde festival zou verwachten. LCLC is kleinschalig en laagdrempelig, en dus perfect voor de wellicht niet zo doorgewinterde festivalbezoeker van alle leeftijden. Bij headliner Bettie Serveert is al die variatie echter in een keer verdwenen: de voorste helft van de tent staat helemaal vol mensen die debuutalbum Palomine in 1992 al hebben aangeschaft. Daar achter staat ook een jonger publiek, wellicht benieuwd naar deze inmiddels legendarische band. De band rond frontvrouw Carol van Dyk is nooit echt weggeweest, met inmiddels negen albums op zak waarvan de laatste uitkwam in 2013, maar tussen alle gloednieuwe bandjes voelt Bettie Serveert bijna als een revival-act. De band staat echter nog steeds als een huis. Pas als je naar deze band met haar twintig jaar ervaring kijkt, valt je op dat sommige acts van eerder op de dag nog flink wat te leren en ervaren hebben wat betreft podiumpresentatie. Van Dyk draait er haar hand niet voor om, ze is magnetisch en tegelijk nonchalant, en onmogelijk cool met haar platinablonde haar en Joy Division-T-shirt. Ook leden uit het publiek die jonger zijn dan hun eerste plaat krijgt de band moeiteloos mee.

De eerste dag van London Calling loves Concerto ontstijgt gemakkelijk haar moeizame start. Het past prima binnen de trend van festivals voor mensen die niet houden van festivals: geen gejaagde partygangers of grote groepen toezichtloze pubers, geen modder, wel goed eten, een relaxte sfeer en zo veel mogelijk muziek als je maar in twee dagen gepropt krijgt. En aan het einde van de avond – om half een is het alweer afgelopen – lig je gewoon weer in je eigen bed. Van het punkgevoel dat de naam London Calling oproept is weliswaar niets meer over, maar London Calling loves Concerto is een sympathiek festival bedoeld voor zo veel mogelijk verschillende mensen, en daar valt zeker iets voor te zeggen.