zZz: 'In Amerika kwamen we erachter dat Juggernaut overal goed viel'

Nieuwe plaat Amsterdams sleazeduo nu op de Luisterpaal

Robert Lagendijk ,

Het is al jaren de running gag tussen Daan Schinkel en Björn Ottenheim, de twee sleaze-rockers van zZz: wie bezit als eerste zijn eigen tropisch eiland? Lekker luieren in de zon, een beetje zwemmen, een eigen cocktailbarretje en natuurlijk een forse stereo-installatie waarvan de volumeknop altijd op tien staat. Sinds de eerste demo van de band uit 2002 bevindt zZz zich muzikaal eigenlijk al op een eiland. Na zes jaar is er een nieuw album van het Amsterdamse rockduo.

Schinkel en Ottenheim – woonachtig in Amsterdam, hobby’s wijn drinken, lekker eten en films kijken – zijn wars van trends en trekken een eigen plan. Op de drie albums die volgen verandert er weinig: galmende zang en beukende drums van Ottenheim, overgoten met het vuige orgelgeluid van Schinkel. Een sound waar zZz goed in is. ‘Of beter, het is iets dat we kunnen,’ zegt Schinkel. Juggernaut, het derde album van het duo verschijnt deze week. De plaat werd opgenomen in Schenk Studio aan de Amsterdamse Oude Houthaven, waar eerder onder meer Beginners, Awkward I en Claw Boys Claw voor de microfoons van studiobaas Jan Schenk stonden.

Nadat eind 2008 het tweede album Running With The Beast verscheen, bleven de twee muziek schrijven. Ze maakten onder andere soundtracks voor de oude filmklassieker Frankenstein en de korte film De boule de boule van Fedde Hoekstra. Van het een kwam het ander en zo stond zZz korte tijd later met Frits Lambrechts en Sylvia Kristel op de bühne in het toneelstuk Bagage. En dan was er nog het nevenproject Light Light met de band Saelors, wat uiteindelijk een ep opleverde. ‘Allemaal leuk,’ zegt Ottenheim, ‘maar een nieuwe zZz lag nog niet eens in het verschiet. Toen hebben we de stekkers uit al die projecten getrokken en zijn hard aan de bak gegaan om weer een eigen plaat te maken.’

Dive bar
Juggernaut werd opgenomen in twee periodes, met daar tussenin een uitgebreide tour door de vs. Want bij optreden ligt misschien toch wel de forte van Schinkel en Ottenheim. Voor wie de band niet eerder live onderging: een cocktail van zweet, rock en opwinding waarbij het bier door de lucht vliegt, meestal gevolgd door enkele kledingstukken. Het lukt ze eigenlijk altijd wel om een keurige popzaal in no time om te bouwen tot een, zoals ze dat in Amerika noemen, dive bar

Jan Schenk, mede-producer van het album, ging mee naar Amerika om ook daar bij de concerten achter de knoppen plaats te nemen. Het bleek een succes om een extra man aan boord te hebben. Ottenheim: ‘Als we altijd alleen met z’n tweeën onderweg zouden zijn, zou ik helemaal gek worden.’ Het was een ‘toffe periode’ waarin gedurende zes weken 32 shows werden weggetikt.’ Ottenheim: ‘We hebben in totaal 14.000 kilometer gereden. Tijdens Halloween speelden we bijvoorbeeld in New Orleans. Dat vergeet je nooit meer.’ Op dat moment stond er in Amsterdam al een half uur aan nieuwe muziek op de band. De twee raakten in Amerika zo goed op elkaar ingespeeld dat meteen werd besloten dat er bij terugkomst direct nog drie nummers in de studio aan Oude Houthaven opgenomen moesten worden. 

De ruim twintig minuten durende kraut-trip ‘Juggernaut’, titelnummer en tevens afsluiter van het album, was toen al klaar. ‘In Amerika kwamen we erachter dat het nummer overal goed viel. Het werd steeds belangrijker voor ons,’ zegt Schinkel.
 

Schrappen
Grote praters zijn Schinkel en Ottenheim niet. De avonturen die ze door de jaren heen samen beleefden, verpakken ze in één zin. Hooguit twee. Het zijn geen jongens die de anekdote tot aan de lijntjes inkleuren. Ottenheim ziet ook het schrijven van teksten als een noodzakelijk kwaad. ‘Dit keer heeft het goed uitgepakt. Ik ben zelfs wel trots op sommige teksten.’ En dus drukt de band voor het eerst de teksten op de hoes van het album. ‘Maar nog steeds geldt dat het meer gaat om de sound en de melodie dan om de inhoud van de zang.’

Een wezenlijke verandering ten opzichte van voorganger Running With The Beast is dat alle nummers van Juggernaut geheel in de studio werden opgenomen. Ottenheim: ‘Bij het vorige album hebben we enorm veel thuis zitten tutten en fruttelen. We hebben uren, weken, maanden gewerkt aan overdubs.’ Het leverde in ieder geval wel veel kennis op. ‘Maar ook leerden we dat we niet meer op die manier wilden werken,’ vult Schinkel aan. Want al die extra opnames met verschillende keyboards moesten allemaal beluisterd en beoordeeld worden voor de eindmix. Soms bleven ze uiteindelijk liggen. ‘We hadden tijdens het opnemen veel meer moeten schrappen. Nu ging al die tijd ten koste van het mixen.’

Scheepsrecht
En zo wist zZz dat ze voor Juggernaut veel puurder te werk wilden gaan. Eenvoud was het devies. ‘Drums, zang en orgel moesten in de studio meteen goed klinken; geen aanpassingen in de mix. Zo weet je ook meteen dat je het nummer goed live kunt spelen.’ En zo werd het basgeluid door één toetsenpartij gemaakt, niet door een stapeling van vijf verschillende geluiden. ‘Daar werd het geluid uiteindelijk heel erg troebel van.’

En geluid, dat het is toch waar de jongens van zZz het van moeten hebben. Zeker omdat het rockrecept voor de rest kaal blijft, met louter zang, stuwende vierkwartsdrums en hakkende orgels. Het glimmende drumkitje van Ottenheim is er al vanaf de begindagen van de band bij en ook het orgelpark bleef door de jaren grotendeels hetzelfde. Het is het bijzondere geluid dat ze eruit weten te trekken dat iedere keer weer het oor van de luisteraar bij de les houdt. De galm die studiobaas Schenk over de opnames uitstortte, zorgt ervoor dat het bij zZz bij dit derde album scheepsrecht is. Juggernaut is consistenter dan de twee voorgangers en verveelt nergens. De echoënde gekte van albumopener ‘Blood’, de jaren-tachtig-discostamper ‘When I Come Home’, de melancholieke bijna-ballad ‘Dead End’ en natuurlijk tour de force ‘Juggernaut’ – nergens slaan Schinkel en Ottenheim de plank mis, nergens zakt de opwinding in. 

Baantjes
Misschien dat de wijze van opnemen daartoe heeft bijgedragen. Geen oeverloze sessies tot in de kleine uurtjes, maar een strikte planning waarbij om tien uur ’s ochtends werd ingeklokt en ’s avonds in de keuken van de studio de pannen op het vuur gingen. Tussendoor was er zelfs nog tijd voor een frisse duik in de haven. Schinkel: ‘Juggernaut’ hebben we om tien uur ‘s ochtends opgenomen.’

En dan is er natuurlijk nog die andere gemeenschappelijke onderneming van het duo: Sleazefest, een festival van en voor sleaze-peuken, vol rock, drank en drugs. Meestal op een afgelegen plek, altijd zonder eindtijd. Het vormt allemaal een schril contrast met die andere baan die Ottenheim heeft: die van performance tester bij een it-bedrijf. ‘Het is een ontzettend leuk en jong bedrijf: allemaal frisse en enorm slimme lui. Ik werk daar heel graag, hoe a-rock-’n-roll het misschien ook lijkt.’ Schinkel, ooit opgeleid tot kunstenaar, is minder ambitieus. ‘Ik heb altijd baantjes om wat geld bij te verdienen. Dat kan in een restaurant zijn, of bij een callcenter.’

Zes jaar wachten op een nieuw zZz album. Als het aan Schinkel ligt, gebeurt dat nooit meer. ‘We willen graag weer op tour. China staat nu hoog op onze wenslijst. Alleen moeten we niet te lang wegblijven.’ En dat is best lastig, want het leven on the road is verslavend. ‘Mooie landschappen, enthousiast publiek, alles is avontuur. In Amerika vreet iedereen ons op.’