Trouw Amsterdam sluit met emotionele marathon

Een weekend vol laatste platen

Atze de Vrieze (met dank aan Roosmarijn Reijmer, Tomas Delsing, Jouko Peters en Ahmed Mahamed) ,

Until The Music Stops. Met die titel nam het Amsterdamse nachtleven vannacht afscheid van Trouw, de club aan de Wibautstraat. Het is een ongekende marathon die begon op vrijdagavond en eindigt op zondag rond het middaguur. Met natuurlijk als belangrijkste vraag: wat is de laatste plaat waar we al maanden naartoe geleefd hebben?

Het moet eerlijk gezegd voor een buitenstaander een beetje geleken hebben als een afscheid zonder einde, deze laatste maand van Trouw. Vrijwel alle feesten van de slotmaand raakten binnen een dag uitverkocht, om nog maar te zwijgen van de laatste paar feesten in het nieuwe jaar die los in de verkoop gingen. In de kranten en op internet verscheen de ene na de andere beschouwing, op Facebook regende het liefdesbetuigingen van bezoekers en dj's. Er waren verhalen van mensen die vijf, zes, zelfs tien uur in de rij stonden om binnen te mogen. Dat is niet normaal, dat is echt volkomen krankzinnig. Maar de mensen die daar het hardst over mopperden zijn ook degenen die nog nooit in de club waren, of in elk geval niet tijdens een van die intense december-avonden. Een ding heeft Trouw Amsterdam in elk geval bewezen: een einddatum aan je club hangen is het beste wat je kunt doen. Noem het marketing, noem het visie, maar het heeft een magische werking. 
 
Niet te vroeg pieken
In de laatste anderhalf jaar groeide Trouw langzaam een tunnel in. Het is geen toeval dat in de slotmaand geen garagerockband als The Black Lips optrad, en dat clubavonden als Rauw en Viral Radio van het toneel verdwenen. Dat bleek uiteindelijk ook de redding in de tijd dat de club worstelde met zichzelf. Trouw werd een monomane club, horizontaal geprogrammeerd als het ware, met veel terugkerende gezichten. Hoewel het er altijd om de muziek heeft gedraaid, kon je er ook terecht als je geen idee had wat er die dag op het programma stond. Geen gekke verrassingen, altijd die elegante mix van house, disco en techno. In de slotnacht draait het vooral om die eerste twee, met een hoofdrol voor huisvrienden Innervisions. Hun kopman Dixon heeft zich ziek moeten afmelden - naar verluidt in tranen - maar met Âme, Henrik Schwarz en ook Gerd Janson is hun sound volop vertegenwoordigd.
 
Trouw leerde Amsterdam ook het lange feesten. In de laatste weken zullen nog veel mensen kennis gemaakt hebben met het fenomeen ‘weekender’. Vorige week zondag bijvoorbeeld was een heel bijzondere. Je kon er om vier uur ’s middags binnen komen, je omringd voelen door mensen die klaar waren voor een enorme piek om vijf uur, weer een om zeven uur, een om negen uur, en rustig om half 1 in je bed liggen met het gevoel dat je het ochtendlicht gehaald hebt. Die bijzondere dynamiek is er de laatste zaterdag aan het eind van de middag niet. De club is nog vol met dapperen van gisteren, die wisten dat ze maar een keer naar binnen mochten en wilden zien waar het schip strandt. Ze zijn grofweg te verdelen in twee soorten mensen: de een heeft een complete apotheek meegesleept naar de club, de ander deed het op een strikt rantsoen van Club Mate en Fritz Cola. Beide groepen zijn aan het eind van de middag eigenlijk helemaal op en in afwachting van versterking. Die komt er, maar de nieuwe mensen weten dat het einde ergens morgen rond het middaguur zal liggen.  
 
Traag en sensueel
De sfeer is dan ook loom en afwachtend als Henrik Schwarz aan zijn live-set bezig is. Heel zachtjes pulkt hij vast aan het gemoed van de mensen, die hier natuurlijk speciaal gekomen zijn om ontroerd te worden. Dat lukt al voor het eerst met Omar’s Feeling You. Dit soort tracks gaan we veel horen vanavond: soulvocalen, warme producties die een roes van eenheid oproepen. Emo-muziek. Een mooie set, maar het nadeel is dat hij in feite precies doet wat je van hem verwacht, en niets anders. Heel anders dan Nicolas Jaar, de jonge Chileen die spot met alle wetten van de club. Net als je je afvraagt of het niet allemaal te verzorgd en warm is, schroeft hij het tempo nog eens omlaag. Zijn eerste uur is echt ongelofelijk bezwerend, traag en sensueel. Hij draait een volstrekt onbekende gospelparel uit de jaren tachtig van The Hellen Hollins Singers, een soulsleper van Timmy Thomas, een verbluffende edit van Hall & Oates’ I Can’t Go For That, opvallend veel platen uit een gouden poptijdperk dat in Trouw door vrijwel iedere dj ingezet wordt om emotionele accenten te zetten. Verbijsterend hoe hij met een vertraagde versie van het toch al trage Fleetwood Mac liedje The Chain meer energie en totale extase in de club weet te brengen dan iedereen voor hem. De lichtman zit weliswaar met een hand te Tinderen, maar hij weet het minimale licht toch een paar keer een fenomenale zwiep te geven. 
 
Nicolas Jaar is een gast, net als DJ Harvey, het robuuste dj-fenomeen met de Magnum PI-snor die bekend staat om zijn exquise plaatkeuze en vooral om de ruimte die hij die platen vervolgens geeft. Hij heeft vier uur de tijd in de grote zaal, maar in de kelder gebeuren eigenlijk boeiendere dingen. Daar nemen de getrouwen van de club zelf afscheid. Ook nu weer is De Natte Cel open, een mythische derde ruimte die maar heel zelden in gebruik was. Het is een veel kleinere ruimte dan de andere twee, en zodra je hem binnen stapt, weet je precies waar hij zijn naam aan dankt: je moet oppassen dat je niet uitglijdt bij de ingang, je kunt er letterlijk zo je nek breken. Kabels liggen er los, de badkamertegeltjes in het duistere hok zijn beslagen van de menselijke sappen, ventilatie is er niet, licht komt alleen uit diaprojectoren. De Natte Cel is een gedoogzone in het toch al zo industriële pand. In de ruimte zelf - ook pal voor het podium - staan grote betonnen blokken die op het eerste gezicht onhandig lijken, maar die ineens compleet logisch blijken als iedereen er op staat te dansen. Luc Mast draait er grillig, Job Jobse toegankelijker, en Nuno Dos Santos speelt er met een gigantische grijns de Todd Terje remix van Bryan Ferry's Don't Stop The Dance als zijn allerlaatste, terwijl de een na de ander hem in de armen valt. 
 
Boogie house
De nacht in De Verdieping is voor Hunee en Antal, een dj-duo dat een jaar geleden nog niet eens bestond. Antal kennen we al jaren als grote man achter Rush Hour (winkel en label) en als een enorm gepassioneerd crate digger, Hunee is een Aziaat die via allerlei omzwervingen in Amsterdam belandde. Ze delen geweldige dj skills en een gezamenlijke honger naar enorm hard bouncende disco en house, waarmee ze dit jaar een soort van doorbraak beleefden op Lowlands. ‘Soort van’, omdat het gek klinkt voor twee mannen met zo’n staat van dienst, en ‘soort van’, omdat Hunee en Antal altijd compromisloos hun eigen niche zullen bedienen. Maar die doorbraak zullen ze toch wel degelijk zelf ook ervaren. Kijk hoe gedreven Antal achter de draaitafels staat. Hij pompt de zaal naar een hoogpunt, duwen, duwen, duwen, zonder ook maar een moment macho te worden. Hunee & Antal kunnen je een Kraftwerk- of Liquid Liquid-klassieker opdienen alsof je hem nog nooit gehoord hebt, zo dwingend en fysiek, en vervolgens een boogie house track die echt niemand kent. Geweldig ook hoe de vrouw van Antal in haar Rush Hour trui op de tafel naast hem danst en zo een disco nugget als Inner Life's Ain't No Mountain High Enough naar nog grotere hoogten opjaagt.
 
En dan kun je toch ineens overvallen worden door de laatste plaat. De laatste plaat van Traxx in dit geval, even voor zes uur al. De man uit Chicago is zo verknocht aan Trouw dat hij in het slotweekend maar liefst vier keer opdook, de laatste keer in de hal bij Red Light Radio. Hij geeft de avond net de rauwe push die ontbrak, met zijn voorliefde voor proto-house uit begin jaren tachtig, super rauwe acid, duistere synthpop en een fonkelnieuw amalgaam van al die stijlen. Waar Antal voortdurend op zijn apparatuur aan het duwen is, zien we bij Traxx een soort trekkende beweging, puur fysiek. Met zijn grote onderlip geconcentreerd onder de bovenste uit puilend probeert hij alles uit zijn kastje te sleuren dat er in zit. Enorm geconcentreerd en fel. Hij sluit zijn set met een track van een van zijn grote favorieten, de duistere Australische 80s synthpopgroep Severed Heads, om vervolgens de microfoon te pakken en een paar woorden tot zijn publiek te richten. Een spreker is hij niet, maar wil wel graag iets zeggen, en dat maakt zijn ode aan de club - ogen naar beneden, steeds even aarzelend als te veel mensen op de achtergrond doorpraten - echt ontroerend. “Onthoud: dit kind hier sterft niet.”
 
Seth Troxler in zijn onderbroek
Na Traxx is er eigenlijk geen weg terug. De laatste paar platen van Hunee en Antal kunnen nog, maar als die ook nog eens prachtig eindigen met Korgis’ Everybody’s Got To Learn Sometimes (Joost van Bellen: “Still wondering why, how and what. This might take all day”), komt de eerste house-kick van Cinnaman ineens kil en lomp in vallen. Tom Trago staat op dat moment op het punt de Natte Cel af te sluiten, terwijl Gerd Janson in de grote zaal doorpakt met stevige maar recht-door-zee-house. In de uren die volgen sijpelen de berichten door uit Trouw. Hoe Seth Troxler nog altijd in zijn onderbroek door de gangen zwerft - hij is vanaf vrijdag vrijwel non-stop gespot, onder meer in een mantel van een gospelkoor. Over hoe iedereen zich tegen negenen verzamelt in De Verdieping, waar Cinnaman opvallend stevig staat te draaien en waar mensen op de tafels staan te dansen. En hoe het hele gezelschap daarna naar boven vertrekt voor de laatste rituele dans, geleid door Job Jobse, de man die in Trouw opgroeide als dj, en zijn mentor: Olaf Boswijk. Womack & Womack, Depeche Mode, Donna Summer, The Whitest Boy Alive, de ene ‘laatste plaat’ volgt de andere op, om vervolgens te eindigen bij het onherroepelijke einde: This Must Be The Place van Talking Heads in een edit van Trouw-resident Patrice Baumel, de plaat die Olaf Boswijk op zijn bruiloft ook al liet vertolken. “Home, is where I want to be. But I guess I'm already there.”
 
Hij was het hele weekend aanwezig, maar voortdurend op de achtergrond, de clubeigenaar met het hippe baardje. Hij is het volmaakte tegenovergestelde van de ijdele partygoeroe Ted Langenbach, een rustige, bescheiden man. Toch is het wel terecht dat Boswijk zelf uiteindelijk de eer van de laatste plaat claimt. Trouw was zijn club, en als de beoogde opvolgers (clubs als Radion en Marktkantine) een ding van hem kunnen leren, dan is het wel dat het loont om een persoonlijke koers te varen. Onder zijn leiding en met de eindeloze uren die in Trouw gevuld mochten worden, groeiden een heleboel dj's uit tot echt volwaardige residents, van Cinnaman tot Sandrien tot Job Jobse. Allemaal dj’s met een eigen karakter en eigen muzikale voorkeuren, maar ook met een hoop gemeenschappelijks: ze beoefenen een ambacht waarin geduld en subtiliteit cruciaal zijn, en dat niets te maken heeft met de zelfzuchtige EDM met voorgeprogrammeerde geluiden van CO2-kanonnen. Al die dj’s zullen zich verspreiden over de stad, of met zijn allen iets nieuws beginnen, dat zien we dan wel weer. Het komt wel goed met de legacy van Trouw.