Jenkinson heeft een dikke sjaal om zijn nek, en af en toe kucht hij even tussen twee zinnen door. Het is midden februari, en de Brit is in het Muziekgebouw aan ’t IJ voor een optreden met het Metropole Orkest. Dat ik iets noteer over zijn fysieke staat zal hem vast niet bevallen, want als iets er voor producer Squarepusher niet toe doet, dan is het wel zijn persoonlijk wel en wee. Squarepusher werkt in concepten, en die probeert hij zo serieus mogelijk uit te voeren.
Damogen Furies is zijn veertiende album alweer, en het is net zo compromisloos als de vorige dertien. De enorme glassplinter die op zijn gezicht af suist op de hoesfoto, zegt eigenlijk alles. Maar ook een optreden met een klassiek orkest neemt de Brit zeer serieus. Zoals het de eigenwijze producer betaamt, liet hij het orkest iets heel anders doen dan je normaal gesproken hoort als een orkest en een popgroep samenkomen. “Ik heb geprobeerd alle cliches te vermijden. Niet alleen in wat ze spelen, maar ook in de delivery. Geen vibrato, geen modulaties. Die technieken zijn gaan staan voor gevoel, emotie en contact. Voor mij bereiken ze het tegenovergestelde.”
Damogen Furies is zijn veertiende album alweer, en het is net zo compromisloos als de vorige dertien. De enorme glassplinter die op zijn gezicht af suist op de hoesfoto, zegt eigenlijk alles. Maar ook een optreden met een klassiek orkest neemt de Brit zeer serieus. Zoals het de eigenwijze producer betaamt, liet hij het orkest iets heel anders doen dan je normaal gesproken hoort als een orkest en een popgroep samenkomen. “Ik heb geprobeerd alle cliches te vermijden. Niet alleen in wat ze spelen, maar ook in de delivery. Geen vibrato, geen modulaties. Die technieken zijn gaan staan voor gevoel, emotie en contact. Voor mij bereiken ze het tegenovergestelde.”
Wat is het alternatief?
“Je moet weten dat voor dit project geen nieuw materiaal gebruikt is. Het is gebaseerd op mijn laatste project, en veel van de oorspronkelijke elektronische elementen zitten er nog in. Ik ben heel erg geïnteresseerd wat er gebeurt als je bepaalde elementen laat spelen door een ander instrument. Daarmee verander je de context van die noten. Misschien naïef van mij, maar in eerste instantie dacht ik dat het altijd zo werkte. Ik weet nog dat ik een jaar of tien geleden meedeed aan een project met het London Sinfonietta. Dat was een ‘hands-off’ project vanuit mijn perspectief. Ze vroegen of ze met mijn muziek mochten werken, en dat mocht. Maar toen ik op een dag de repetitie inliep en na afloop vroeg welk stuk ze zojuist gespeeld hadden, bleek het mijn eigen werk te zijn. Ik zeg niet dat het per se slecht was, maar het voldeed niet aan mijn verwachtingen. Het leerde me in elk geval niets over het proces dat ik net omschreef, omdat ik geen idee meer had hoe ze van mijn stuk waren gekomen tot het uiteindelijke resultaat.”
Je hebt het over het verwisselen van instrumenten, maar we kennen je toch vooral van elektronische instrumenten en de basgitaar. Heb jij net als Nile Rodgers en zijn ‘Hitmaker’ gitaar een instrument dat je overal op gebruikt?
“Ik heb net een bas gekregen die ik in mijn vrije tijd gebruik, een heel slecht ding eigenlijk, maar dat is goed. Het kan me niet schelen als dit ding kapot gaat of gejat wordt, en dat is een bevrijdend idee. Het brengt het instrument terug tot wat het is: een tool. Ik geef toe, ik heb ook instrumenten waar ik om geef, maar ik ben zeker geen fetisjist die meent dat instrumenten persoonlijkheid hebben.”
Als je een instrument compleet beheerst, verlies je dan je interesse?
“Ik geloof niet in de complete beheersing van een instrument. Ik speel al jaren op een viersnarige bas, ik heb nog steeds niet alle mogelijkheden ontdekt. Kun je nagaan als ik aan een zessnarige ga beginnen. Op mijn nieuwe album gebruik ik overigens alleen instrumenten die ik zelf gebouwd en geprogrammeerd heb. Ik vind dat om meerdere redenen interessant. Ik vind het leuk, dat bouwen, dat is de basis. Ik vind het ook technisch interessant wat er gebeurt als je meerdere elementen bij elkaar plaatst. Maar het heeft ook te maken met wat ik net zei, een afwijzing van het idee dat een instrument bijzonder kan zijn of veel geld waard.”