Aardvarck terug uit Balinese ballingschap, maar bijna weer verdwenen

“Het is goed zo, ik heb mijn weg gevonden”

Atze de Vrieze ,

Ze belden: “We hebben je zo gevonden op internet.” Zij zei: “Je moet nu direct gaan, binnen tien minuten.” Zo eindigde in de zomer van 2011 van de ene op de andere dag het Amsterdamse leven van Mike Kivits alias Aardvarck. Met een tasje vol kleren en vijf harddiscs met muziek vertrok hij naar een onderduikadres, en van daaruit naar Bali. Hij wist het: “Deze kamer ga ik nooit meer in deze staat terug zien. Maar op zo’n moment accepteer je de situatie en red je jezelf. Het leven zit vol avontuur.” Vier jaar later is hij terug, maar niet voor lang.

Wat was het geval: Mike had een nieuw vriendinnetje, van Marokkaanse afkomst en een stuk jonger. Haar broers waren het daar op zijn zachtst gezegd niet mee eens, en wat eerst ‘gewoon’ een familieconflict leek, werd plotseling een levensbedreigende situatie. “Die gast moet dood, eerwraak. De politie nam het zeer serieus. Ik moest weg. Het was een zeer pijnlijke situatie, vooral voor haar natuurlijk. Het is gewoon een hele toffe dame, maar dit was zo’n groot probleem in haar leven dat we allebei op onze eigen weg verder gegaan zijn. Het is gelukkig goed gekomen.” 
 
Nu was Aardvarck sowieso al van plan naar Bali te gaan. Zijn tante woonde er met een rijke, aangetrouwde oom, en de uitnodiging stond al: kom een keer langs, wij trakteren je op een vakantie. Zonder dat aanbod kwam het er nooit van, want Aardvarck gaf al twintig jaar het weinige geld dat hij had uit aan platen. Die semi-geplande vakantie draaide uiteindelijk uit op een periode van vier jaar die zijn leven veranderde. Het scheelde zelfs niet veel, of we hadden helemaal nooit meer iets van Aardvarck vernomen, op af en toe een Instagrammetje van trouwe vrienden Steven de Peven of Tom Trago na. Dat waren de mensen waar Aardvarck veel mee omging in Amsterdam. Met Steven - tien jaar jonger - vormde hij Rednose Distrikt, een creatief, soms melig en absurdistisch collectief dat VPRO-presentator Jaap Boots nog eens het bloed onder de nagels vandaan haalde. 
 

Dr. Aardvarck & his pimpmobile

Een foto die is geplaatst door Tom Trago (@tomtrago) op

Acht jaar als een kluizenaar geleefd
Aardvarck begon zijn loopbaan - als je het zo mag noemen - hier in Den Bosch, recht tegenover het terras waar hij nu in het laatste zonnetje zit: poppodium Willem II. Hij woont er nu weer vlakbij, op de zolder van zijn moeder. Eind jaren tachtig zag hij in de Amsterdamse club RoXY een Engelse dj zijn avond fenomenaal opbouwen. Van rare grooves naar hiphop, om te eindigen met muziek die hij nog nooit gehoord had: house. Vanaf dat moment bouwde Aardvarck aan een sterke reputatie als cultfiguur in het nachtleven. Met zijn spitse gezicht en grote bril, maar vooral met grillige, onnavolgbare dj-sets. En hij maakte in 2005 een klassiek techno-album genaamd Cult Copy, een bejubelde plaat met een coherent en super straf geluid. Een absolute classic voor het Rush Hour label. 
 
Je kunt het je eigenlijk nauwelijks voorstellen als je de rest van Aardvarcks output bekijkt, dat er iets coherents uit zijn vingers kwam. Jarenlang was het stil bij de uitgang van zijn studio, terwijl hij binnen aan de lopende band muziek maakte. Toen opeens begon hij juist heel veel tracks naar buiten te brengen: albums, EP’s, losse schetsen, van alles en nog wat. Pieken en dalen, hollen of stilstaan, en dat had alles te maken met zijn staat van zijn. “De laatste acht jaar in Nederland heb ik als een kluizenaar geleefd”, zegt Aardvarck. “Ik was niet in de media, kwam weinig op straat. Ik draaide wel. Het was een heel raar leven, als ik er op terug kijk. Als je manisch depressief bent, zoals ik, zit je thuis. Een manie is als een nacht te veel drinken en niet meer weten wat je gedaan hebt, maar dan drie maanden lang. De schaamte en het schuldgevoel daarna zijn niet te dragen. Dat wil niemand.” Hij was voor het eerst en heftigst manisch toen hij in 1990 xtc en paddestoelen gebruikte. Het effect van de drugs leek in eerste instantie magisch: alle verlegenheid verdween als sneeuw voor de zon, en hij veranderde in een sociaal wonder. Precies zoals het hoort dus. Het zwarte gat dat volgde was zo immens dat hij daarna nooit meer iets gebruikte, op alcohol na. 
 
Het is Einstein
En toen zat hij ineens op Bali. Met zijn tas vol muziek kon hij niets, en toch was er een eureka-gevoel: “Na 35 jaar in de stad was ik ineens kraakhelder en rustig. Alle spanningen en depressies waren verdwenen. Ik dacht: kan het echt zo simpel zijn? Kan een omgeving zoveel impact hebben? Ik ben onderzoek gaan doen en raakte in gesprek met een dokter, toevallig ook prins van de Balinese vrijstaat Ubud. Ik vond het een wonder, maar hij vertelde me dat het te maken had met de frequentie van het eiland. Hij legde uit dat Bali op het snijvlak van twee aardplaten ligt. Het is in feite een manisch depressief eiland, met pieken en dalen. In Nederland ervaar ik storing, op Bali klopt het. Het is geen spiritualiteit, het is eerder natuurkunde, het is Einstein. Alles is energie. Te simpel voor woorden eigenlijk. En zodra ik weer voet op Nederlandse bodem zette, begon ik weer te schommelen.”
 
Wat hij al die tijd deed op Bali? Het verhaal ging dat hij ergens een barretje had op het strand, waar hij cocktails maakte en af en toe een plaatje draaide. Dat blijkt iets te rooskleurig, al was dat wel het plan. De rijke oom gaf hem de opdracht: zoek uit of we een bar kunnen beginnen. Kivits nam zijn taak serieus, en hij ging maar liefst drie jaar rond. Hij ontmoette mensen, bestudeerde het dagelijks leven, zag de locals de hele dag op brommertjes rondrijden, onderzocht wat toeristen er wilden. Hij ontdekte dat er voor zijn muziek - funk, soul, house - niet echt animo was. Dat het Aziatische publiek - hoe beleefd en bedeesd ook - alleen maar hard gaat op hele rare hoge bliepmuziek waar hij zelf absoluut niet naar kan luisteren. Duizenden kids staan daar in de grootste discotheek op te springen. En dan zijn er de Australische toeristen, die meer voor het mainstream house-werk gaan. Hij zag ook hoe een goed bekende westerling met lokale vertrouwelingen een soort alternatieve bar begon, maar dat hij na een jaar weer failliet ging. Hij zag dat iedereen geld van je wil als je blank bent, en hij zag de duistere kant van Bali waar je als toerist niets mee te maken hebt: de maffia, de corrupte politie. “Na drie jaar zei ik tegen mijn oom: ‘het lijkt me niet verstandig om mij hier een kroeg te laten beginnen.’ Hij vond het jammer en dom dat ik de kans van mijn leven weggooide.”
 

Its a hard knock life....for us

Een foto die is geplaatst door Tom Trago (@tomtrago) op

Tequila, om het randje er vanaf te halen
Hij bleef nog een jaar hangen, want het leven op Bali was te goed voor hem. 90% natuur, 10% stress. En toen keerde hij toch maar terug naar Nederland, want werkloos daar zitten is ook niets. Nu is hij dus hier. Goede vriend Tom Trago bracht een track uit bij Voyage Direct, het grote Ostgut Ton vroeg hem om een remix en afgelopen maand verscheen een album genaamd Co In Ci bij het Zweedse labeltje Skudge. Die release kwam tot stand op basis van dingen die hij op Bali maakte. “Als je de Europese cultuur mist, kun je hem het best zelf maken, dacht ik. Een vriend van me bracht sommige tracks uit als white labels, en daar kreeg ik dan weer reactie op. Toen Skudge langs kwam, zei hij: dat moet je doen.”
 
Hij draait ook weer regelmatig. Niet alleen in Nederland, ook in het buitenland. En ja, dat is een vreemde gewaarwording voor iemand die voor zichzelf besloten heeft dat de stad hem te druk is. Hij kan zomaar een epileptische aanval overhouden aan de ontmoeting met een persoon met een verkeerde energie, vertelt ie. Dus hoe moet dat in hemelsnaam als honderden mensen zich aan je draaitafels geklampt staan en je onder invloed van god weet wat leeg proberen te zuigen? “Het is science fiction voor mij. Ik stond op een gegeven moment in de Panoramabar in Berlijn, voor het eerst in acht jaar. Mijn set was van 04:00 tot 07:00. Dan zet ik mijn wekker om 03:00 uur, word opgehaald door een chauffeur en zie de rij. Oh ja, denk ik dan: ik ga een club in. Het volgende moment sta ik in een donkere ruimte, overal muziek, overal mensen. Ademen, Mike, zeg ik dan tegen mezelf, ademen. Doe maar snel een biertje, en nog een. En een tequila, om het randje er vanaf te halen. En dan gaat het wel.” Met nieuwe muziek houdt Aardvarck zich nauwelijks bezig, en hij wordt ook meestal niet ingehuurd om het publiek naar een piek te leiden. “Promotors zeggen vaak: jij bent een special, je mag draaien wat je wilt. Ik draai vooral muziek uit de eerste zeven jaar van de house, voor mij een ongelofelijk creatieve periode. De sfeer, de dynamiek, de strings. Ik ken dat al 27 jaar, maar voor veel van die mensen is het nieuw. Dat is grappig om te zien: ik word steeds ouder, en het publiek blijft altijd 25.”
 
Het blijft hem trekken, die dansvloer, de muziek, en toch ook de mensen. Maar er permanent tussen zitten wil hij absoluut niet meer. Zijn nieuwe plan moet zorgen voor de wonderlijke balans: Mike Kivits vertrekt een dezer dagen naar Portugal om daar met een oude vriend een soort natuurcamping te beginnen. Een plek voor mensen als hijzelf, mensen die de stad even willen ontvluchten. “Half november ga ik daar een maandje wonen, in the middle of nowhere. Die oude maat van me is vier jaar geleden uit Amsterdam vertrokken, met zijn vrouw en kindje. Dapper hoor. Hij heeft een heel groot stuk land, dat hij met zijn vrouw voor ecotoerisme wil uitbaten. Mijn plan is om daar een soort landje te maken, een campsite, laagdrempelig. Er zijn honderdduizenden mensen die net als ik mentaal ziek zijn. Ik wil een studio maken daar. Ik heb oneindig veel ideeën en schetsen. Als ik eenmaal gesetteld ben, stroomt het eruit. Ik heb niet het idee dat ik iets achter laat. Zeker niet zo lang ik nog regelmatig op goede plekken in Europa kan draaien. Twee keer per maand wil ik uit mijn schuur komen. Ik heb mijn weg gevonden.”