Kovacs: 'Op het podium heb ik een focus die nooit stopt'

12van3voor12-talent over haar debuutalbum Shades Of Black

Atze de Vrieze, foto's: Nick Helderman ,

Nog voor het debuutalbum van zangeres Kovacs uitkwam, stond ze al op Lowlands en Into The Great Wide Open, met haar allereerste single scoorde ze een 3FM Megahit, haar tweede volgde die weg, en dan draaide er ook nog een film over haar op IDFA. ‘Ik moest ineens nieuwe dingen verzinnen voor mijn bucket list, maar dat lukt wel hoor.’

Het begon allemaal met een Facebookberichtje. Zij likete, hij voegde haar toe, en ineens was er een band. En wat voor een. Begin-twintiger Sharon Kovacs, als artiest bekend met alleen haar achternaam, ging een monsterverbond aan met Oscar Holleman, een ervaren rot in het popcircuit. Zij moest nog debuteren, hij heeft al een lange carrière achter de rug, een hobbelige weg met grote hoogtepunten en persoonlijke struggles. ‘Een paar weken later stelde hij voor om tien dagen naar Cuba te gaan. Hij had connecties daar. Om muziek te maken, maar toch vooral om elkaar beter te leren kennen. We logeerden bij mensen thuis, namen op in de studio waar de Buena Vista Social Club huisde. Een mindfuck? Niet echt. Onrealistisch was het wel, maar na die tien dagen dacht ik: als dit kan, is alles mogelijk.’

De muzikale carrière van Kovacs begon feitelijk daar, drie jaar geleden, en nu zit Kovacs gezellig op zijn Brabants babbelend aan een ‘brood met kroketjes’ in een Amsterdams hotel. Ze heeft het over shows in Italië, waar serieus sprake van is. Ze heeft het over Berlijn, waar ze dolgraag zou willen wonen. ‘Ik heb mijn label al gevraagd of ze een huis voor me kunnen regelen, en dat kan. Het liefst ga ik dit jaar nog’. Over haar onrust vertelt ze, en haar grote moeite met concentreren. ‘Behalve op het podium, dan heb ik een focus die nooit stopt, bevrijdend’. Ze vertelt ook losjes over haar verbroken relatie met Ruud de Groot, precies zoals ze haar hele plaat lang lelijke levensscherven serveert met een grote elegantie. Saillant detail: Ruud is haar gitarist, en dat blijft hij ook. ‘We hebben altijd gezegd: de muziek gaat voor alles. Wat betreft relaties: zo gaat dat bij mij. Op een gegeven moment heb ik er genoeg van, en dan trek ik de stekker eruit.’

Wolf Lady
Kovacs zat al op de Eindhovense popschool Rock City, al was dat geen onverdeeld succes. En ze speelde in bluesjams in muziekcafe’s, maar vanaf die ene ontmoeting moment zat er richting in haar verhaal. Het is veelzeggend dat drie jaar later al een documentaire over haar gemaakt werd, ver voor haar debuutalbum uitkwam. Die plaat is er nu pas, de film draaide afgelopen november al op Idfa. De explosieve, zelfs ronduit intimiderende samenwerking tussen Kovacs en haar mentor komt er uitgebreid aan bod. Het is geen agressieve band, maar je ziet die twee elkaar volkomen leegzuigen, op weg naar een perfect studioresultaat. Wolf Lady heet de film, een knipoog naar de enorme muts die de zangeres altijd draagt. Altijd, dus ook nu, en ook als ze bij vrienden is of op straat loopt. ‘Ik slaap zelfs wel eens met dat ding op,’ zegt Kovacs, ‘zonder muts voel ik me naakt. Dat heb ik altijd al gehad. Als kind had ik al doeken om mijn hoofd. Het is een vorm van afschermen.’

Onder die muts is Kovacs kaal, op minimale haarpuntjes na. Dat deed ze een jaar of vier geleden, toen ze bij de Verkadefabriek in Den Bosch werkte. ‘Een collega van me daar had al haar haar afgeschoren. Ik vond dat ongelooflijk stoer. Je haar afscheren als vrouw heeft iets rebels. Dat was het voor mij destijds ook. Mijn oma begint nog altijd over mijn krullen, en hoe ze ze mist. Maar het hoort nu gewoon bij mij, ik vind het fijn.’ Haar muts geeft Kovacs de uitstraling van een diva, zoals de enorme afro van Erykah Badu en die gitzwarte suikerspin op het hoofd van wijlen Amy Winehouse dat ook doet. Grote zangeressen, waar Kovacs nadrukkelijk aansluiting bij zoekt. In het nummer ‘Diggin’’ – rijk gearrangeerd met strijkers en percussie – bezingt Kovacs haar liefde voor onder andere Nina Simone, Ella Fitzgerald en Shirley Bassey. ‘I’m diggin’, don’t want you by my side / Me and my records all alone feels right’, zingt ze. ‘Ik heb pas vrij laat kennis gemaakt met muziek,’ vertelt Kovacs. ‘Ik ben altijd op zoek geweest naar stemmen die dieper gingen, vrouwen met een verhaal. Het mag gepolijst zijn, maar er moet ook iets gebeuren. Zelf zet ik onder een muzikaal gezien romantisch nummer graag een dodelijke tekst, zoals in “50 Shades Of Black”, waarin ik mannen vermoord.’

Uit huis
Dat schept meteen een kloof met die andere diva van de Nederlandse popmuziek: Caro Emerald. Zo vrolijk en vrijblijvend als diens succesvolle retropop is Kovacs niet. Er is altijd wel iets van dreiging aanwezig, gevangen in de titel van het album: Shades Of Black. ‘Diggin’’ is wat dat betreft nog wel het luchtigste nummer, en toch geeft Kovacs daar al meer in prijs dan je op het eerste gezicht zou denken. Een luchtig liedje over hoe haar vingers door een bak vinyl glijden? Zeker, aan de oppervlakte is dat het. Wat je ook hoort: een soort zelfgekozen afsluiting, terugtrekken met de muziek als beste vriend. ‘Als ik vroeger boos of verdrietig was, trok ik me in mijn eentje terug op mijn kamer, en dan zong ik urenlang. Ik wist dat het voor mij therapeutisch werkte. Het duurde lang voor ik daarmee naar buiten durfde, omdat het heel persoonlijk was.’

Boos of verdrietig, dat was Kovacs vaker dan het gemiddelde kind. ‘Jarenlang woonde ik in internaten voor kinderen met gedragsstoornissen,’ verklaart Kovacs. ‘Mensen die niet thuis kunnen wonen. Ik heb ook periodes bij familie gewoond, periodes weer thuis, maar dat ging echt niet. Wat mijn grootste probleem was? Ik voelde me altijd doelloos. Dan zei ik tegen mijn moeder: mama, waar komt dat lege gevoel vandaan, ik wil dat het weggaat. Als kind had ik altijd iets nodig waar ik naartoe kon leven, om dat gevoel geen kans te geven op te rukken. En ik had het gevoel dat ik weg moest, ik wilde absoluut niet zijn op de plek waar ik was. Vaak kreeg ik straf voor iets, terwijl ik ook al straf had voor iets anders. Wat heeft het voor zin, dacht ik dan, en dan ging ik weg. Ik was elf toen ik uit huis geplaatst werd. Of het anders had gekund? Ik weet het niet, het zat al mis in de basis. Mijn moeder zegt nu: je hoeft geen spijt te hebben, het is zoals het is. Wat wel zo was: ik had nooit de kans iets op te bouwen. Altijd als dat net een beetje lukte, moest ik weer weg. Pas toen ik negentien was, had ik voor het eerst een eigen woning, in Den Bosch. Ik dacht: nu ga ik doen wat ik wil.’

Communicerende vaten
Dat verklaart allicht de gretigheid waarmee Kovacs zich vastklampte aan Oscar Holleman, na jaren van zoeken en verhuizen de eerste met wie ze een echte band voelde. Uitgerekend in de muziekwereld, waar per definitie niemand te vertrouwen is. Holleman is zelf ook bepaald geen makkelijk figuur. Zo is in de Wolf Lady-film onder andere een passage te zien waar hij vertelt over zijn manische depressiviteit, een aandoening waar hij al jaren mee kampt. De deur gaat op dat moment nog net open voor zijn protegee, maar daar is ook even alles mee gezegd. ‘Volgens mij is Oscar in zijn leven al een paar keer bijna dood geweest,’ zegt Kovacs. ‘Hij zegt ook altijd: ik zit in het laatste pre-chorus van het leven. Dan zeg ik: maar er komt nog een lange outro. Oscar verliest zichzelf soms, dan gaat hij zo hard dat zijn gezondheid eraan onderdoor gaat. Ook daarin moeten we elkaar een beetje beschermen. En zo gaat het ook: hij zakt in een dal als ik op mijn piek ben. Als hij voelt dat ik sterk genoeg ben, laat hij het gaan. Andersom ook: als ik voel dat hij sterk is, kan ik weer even minder sterk zijn.’

Het klinkt als een wankel verbond van communicerende vaten, maar als je Kovacs zo spreekt, maakt ze de indruk haar zaken voor elkaar te hebben. Kennelijk werkt het, in elk geval tot nu toe. Ze heeft een team om zich heen met ervaren mensen, haar band is geen in-en-uitloop van muzikanten. ‘Zeven man, nog nooit gewisseld, daar ben ik hartstikke trots op,’ zegt ze. ‘Natuurlijk zal op een gegeven moment best iemand vertrekken, maar ik streef naar een soort familiegevoel. Sabientje, mijn bassist, was mijn beste maatje op school. Wij waren allebei buitenbeentjes. Ik vond haar direct heel interessant, maar ik moest echt mijn best doen voor ze mij toeliet. Ik moest haar verdienen. Natuurlijk zit ze in mijn band vanwege haar spel, maar toch ook vanwege haar persoonlijkheid. De kwaliteit van een muzikant ligt niet alleen in het spel.
Het is soms gek hoor: eerst voelde ik me totaal onbegrepen, nu ineens een soort van omarmd,’ besluit ze. ‘Ja, ik voel me heel erg thuis op het podium. Ik mag ineens spelen met iemand als Kyteman, naar wie ik vijf jaar geleden met veel bewondering keek. Hij was een voorbeeld voor me, “Sorry” was mijn favoriete nummer. En mijn familie, mijn moeder, mijn stiefvader? Ik denk eerlijk gezegd dat die mensen me pas sinds een jaar of twee echt kennen.’

Shades of Black verschijnt op 3 april.