Onderaan dit artikel maak je kansen op kaarten voor Lowlands 2016, waar Kamasi en zijn band dit jaar ook staan.
We spreken af in Bitterzoet, waar Kamasi Washington en zijn band gaan repeteren voor hun tweede show op Europese bodem ooit. Zijn allereerste deed hij een dag eerder in Bird. “Ja, het was erg, erg cool. Het publiek was heel ontvankelijk en enthousiast, we hebben veel lol gehad.” Een van de bijzonderste momenten in Rotterdam ontstaat als hij zijn vader, Ricky Washington, het podium oproept om mee te spelen op dwarsfluit en sopraansaxofoon. Het nummer Hero van The Epic draagt Kamasi op aan zijn oma. “Het maakt me erg gelukkig dat hij erbij is, hij zal er voor alle shows deze tour zijn. Hij heeft me alles geleerd vroeger, hij was mijn enige muziekleraar. Maar ik ken de hele band al sinds mijn vroege jeugd, we zijn allemaal samen opgegroeid in L.A.. History repeated.”
Dat hoor je af aan het optreden, waar een zeldzaam organisch jazz-ensemble een virtuoze show geeft, met een hoofdrol voor de twee drummers. “Een ervan, Ronald (Bruner Jr., de broer van Thundercat, red.) ken ik het langst van iedereen. Onze vaders waren vrienden en speelden samen in een band. Voor mijn derde verjaardag kreeg ik een drumstel. Ronald was toen anderhalf, echt pas een baby. Iedereen had het erover dat er een baby op het feestje was die scheen te kunnen drummen. Dus werd aan mij gevraagd: Kamasi, mag de baby op het drumstel? Ik zei nog verontwaardigd: dit is geen babydrumstel! Dit is een kinderdrumstel! Maar hij kon het wel, nog geen twee jaar oud. Blijkbaar ontstond er een behoorlijk hevige drum battle tussen iemand van drie en iemand van anderhalf. Nee, zelf weet ik er bijna niks meer van, alleen nog hoe klein hij was.”
Van een paar jaar later kan Washington zich veel meer herinneren. “Ronald was op zijn zevende of achtste al serieus bezig met de muziek. De rest van ons pas veel later. Mijn ouders zijn allebei muzikanten, maar mijn moeder is scheikundelerares van beroep. Voor mij was het tweeledig: ik was geïnteresseerd in muziek maar ook in wiskunde, wetenschap. We woonden in een slechte buurt, maar toch was er veel cultuur. Je had een gebied, Leimert Park waar iedereen bezig was met jazz, poëzie, kunst. Het bleef South Central, dus die andere kant was er ook: de gangs. Maar als ze doorhadden dat je goed in iets was, dat je talent had, dan lieten ze je met rust. Ze hadden daar respect voor, bewondering zelfs. Muziek was voor mij niet zozeer een ontsnapping, maar eerder de reden dat ik er nooit verzeild in ben geraakt.”