DTRH15: Het grote zondag-blog

Met King Gizzard & the Lizard Wizard, Young Fathers, Andrew Bird, Jungle By Night, BØRNS en Max Richter

Tekst: Sjoerd Huismans, Ingmar Griffioen, Norbert Pek, Cécile van Wijnsberge en Robin Oostrum, foto's: Rob Jansen, Paul Thijssen en Jimmy Israel ,

Met zoveel interessante acts op Down The Rabbit Hole is het voor de 3voor12-redactie niet te belopen om iedereen een eigen artikel te geven. Maar we willen natuurlijk wel zoveel mogelijk acts behandelen en daarvoor hebben we dit Down The Rabbit Hole-blog, waarin we je dagelijks voorstellen aan the best of the rest.

Smerige, bluesy Fuzzier Lop van King Gizzard & the Lizard Wizard
Twee synchroon spelende drummers vooraan op het podium, een mondharmonica-baas, orgel, bas en drie gitaristen. Meet King Gizzard, zeven Australische smeerkezen die psychgarage in de geest van Thee Oh Sees spelen, maar dan op een trashy blues-wijze. De Aussies brachten sinds de oprichting in 2011 al zes albums en acht singles/EP's uit. De zanger-gitarist heeft ook een fluit op zak (is hij dan de Lizard Wizard en de mondharmonicaman de King Gizzard?!) en ze trappen het fuzz-pedaal ver in, zo ver dat ze de tentnaam meer dan eer aandoen.

Die gekte van John Dwyers Thee Oh Sees weten ze uitstekend over te brengen in de geweldige vierklapper 'I'm In Your Mind', 'I'm Not In Your Mind', 'Cellophane' en 'I'm In Your Mind Fuzz' die de een-na-laatste plaat opent. Inclusief fuzzy garage-erupties, lange psychedelische en fellere shoegaze stukken en dan telkens die wilde blues-stukken uit het mondinstrument. Geweldig zoals de band van tempo schakelt en doorpakt. Dreigt de set even wat eenvormig te worden, dan is daar 'The River', opener van laatste album 'Quarters', een sleazy schuifelaar/donkere pornotrack die naar The Doors en Unknown Mortal Orchestra hint. Even een stukje zZz-kraut tussendoor en verder.

De jongens gaan er vol overgave in. Een van de drummers roggelt in het publiek en wordt overmoedig: de eerste keer vangt hij het stokje nog, de tweede landt op de rug van zijn collegadrummer. Schitterend vindt hij het. De zanger-gitarist staat met de vuist op zijn gitaar te rammen en de tent gaat kapot op weer een bluesy Oh Sees-track. De frontman duikt even in het publiek voor een korte crowdsurf en de meisjes volgen: een goed teken. Dit had Down The Rabbit Hole even nodig, er zitten toch wat weinig opruiende, smerige bands aan de onderkant van het affiche. Voller en Fuzzier ging de tent voor het nachtprogramma nog niet los. (Ingmar Griffioen).

Seasick Steve: that’s entertainment!

Seasick Steve was al een dag eerder op het festivalterrein en dat hebben we geweten. Dan zat hij in het gras met Nederlandse bloemenmeisjes. Dan lag hij backstage tegen een boom te maffen. Dan stond hij bij een middernachtelijke dj-set of onze eigen Jungle By Night te kijken. Dan ging hij met iedereen die het maar wilde op de foto. We mogen wel stellen dat Seasick Steve de Waar is Wally? van Down The Rabbit Hole was. Zondagavond had iedereen hem gevonden. De 74-jarige bluesrocker zat op het podium van de hoofdtent op zijn stoel met twee kussens, met naast hem de op The Dude lijkende drummer. Ze maken zompige, meeklapbare truckerbluesrock en krijgen het hele publiek mee. Seasick Steve weet hoe dat moet.

De oude rocker wisselt vaker van gitaar dan van Róisín Murphy van kostuum. Er zitten zelfgemaakte exemplaren tussen waaronder die ene met dat wasbord en één snaar. Hij krijgt er een ronkend basgeluid uit. Waar Seasick Steve goed in is, is iedereen bij de les houden. Hij heeft zijn anekdotes, toont voorop het podium zijn spierballen en vraagt het publiek constant om respons: you ready?! Hij prijst de knappe Nederlandse meisjes en haalt even later een exemplaar uit het publiek op het podium om een liefdeslied voor te zitten. Het zijn vaste showelementen die ook vandaag z’n geslaagde uitwerking hebben. Steve neemt de underdogpositie in door te zeggen dat ze niet op de radio worden gedraaid, geen hits hebben, oud zijn, maar toch voor zo’n grote massa staan. Op die muziek is ook wel het een en ander aan te merken, zeker op het gebied van variatie, maar geen mens in de tent die erom maalt. Seasick Steve is entertainment. Dat hij het podium opkomt en uit een fles wijn drinkt, past precies bij het beeld. En dat weet hij. Seasick Steve is een handige oude baas. (Norbert Pek)

Roosbeef ontwapent halfvolle Teddy Widder
Zelfs Neerlands/Vlaamse trots Roosbeef krijgt helaas een aankondiging in steenkolenengels. Het is nog niet eerder zó leeg geweest in de Teddy Widder, maar de mensen die er zijn krijgen meteen drie dwarse Nederpopliedjes van Roosbeefs nieuwe plaat Kalf. Ze heeft een soort weinig verhullende tuinbroek aan (dat bestaat dus) en bovendien valt haar ook niet onaantrekkelijke Vlaamse hipsterband weer eens in positieve zin op. Wat worden al die breekbare liedjes als ‘Ik wil je dragen’ strak gespeeld! Vooral ‘Iets te veel wij(n)’ krijgt een rauwe, groovende begeleiding.

Later in het concert verslapt de aandacht een beetje en Rebergens dramatische vocalen zullen voor sommigen nog altijd te veel aan de kleinkunstkant zijn, zeker in ballades als ‘Raak Mij Aan’. Maar dan zijn er nog die strakke band en de hilarisch stuntelige opmerkingen van Rebergen. In plaats van het gebruikelijke “hallo” of “hoe gaat het” begroet ze het publiek tijdens ‘Pulpo’ met “homooooooooo’s!” Het feit dat ze op blote voeten optreedt moeten we niet interpreteren als hippie-statement. “Jullie moeten niet denken dat ik dichterbij de aarde wil staan. Ik heb mijn teen gebroken. Eigenlijk wil ik juist verder van de aarde zijn.”

Even later is het applaus wat te lauw. “Zijn jullie klaar of zijn jullie dood ofzo? Fucking gasten! Fucking saaie boel hier! En dan volgt nu een ballade.” Gelukkig zijn er tegen het eind nog wat steviger nummers als het Duitse ‘Und man liebt so viel’ en het up-tempo ‘Niet Uitmaken’. Daar had ook nog wel een oudere hit als ‘Te Heet Gewassen’ tussen gemogen, maar ach... Roosbeef doet het op haar manier en wij zeggen bon. (Sjoerd Huismans)

Birth of Joy: eindelijk een rockband
Echt volledig Gelders zijn ze niet, maar laten we voor het gemak (drummer Bob komt uit de Achterhoek) Birth of Joy even in het rijtje plaatsen van Black Bottle Riot, Janne Schra, Blaudzun en De Staat. Thuiswedstrijd of niet, de Teddy Widder staat afgeladen vol voor het drietal dat sixties rock combineert met... nouja, met niks eigenlijk. Birth of Joy verdiende zijn (soms ook internationale) festivalspots de voorbije jaren gewoon met straightforward rock-met-een-orgeltje, waar we in Nederland met bands als DeWolff al zo'n patent op hadden.

De meeste aandacht gaat uit naar drummer Bob Hogenelst. Vorige maand was hij nog de eerste in de geschiedenis van de popafdeling van het Amsterdamse conservatorium die afstudeerde met een 10, bij Birth of Joy is hij met zijn drumsolo's zowel aanjager als blikvanger. We hadden na die klassieke, folk- en feestmuziek van de zondagochtend ook wel even behoefte aan wat rock. Als we dan toch met Black Bottle Riot vergelijken is ook Birth of Joy weinig origineel. maar eerlijk is eerlijk: op een zwak moment is het drietal een uur lang niet te betrappen. Daarbij heeft Birth of Joy tussen al het soleerwerk ook slim een aantal kop-en-staart-nummers die onder de vijf minuten blijven. Waar de andere Gelderse acts dit weekend al uitstekend werden ontvangen, spant Birth of Joy - Gelders of niet - vanmiddag in de Teddy Widder de kroon. Niks op aan te merken. (Robin Oostrum)

Potsierlijk feesten met Che Sudaka
Het is een vraag die we elke keer bij het passeren van de partyboat uit tientallen kelen krijgen toegeschreeuwd: waar is dat feestje? We hadden vrijdag al Orkesta Mendoza, zaterdag al The Cat Empire. En wat blijkt nou rond zes uur in de Hotot: we zijn nog lang niet klaar met feesten. De Argentijns-Colombiaanse (maar in Barcelona wonende) reggae-punk van Che Sudaka is de volgende act voor al uw springende festivaltenten.
 
Che Sudaka, dat klinkt als één persoon maar is wel degelijk een vierkoppige band. Nouja, band: enkele jaren terug verlieten bassist en drummer het collectief, wat overblijft is een stel MC's, een gitarist en een keytar-speler, allen zeer bedreven in heel druk over het podium springen en clichés richting het publiek roepen. Are we having fun? Jaja enorm. En als we even met gisteren vergelijken: het is in elk geval zuiverder gezongen dan The Cat Empire. Dat Manu Chao-achtige nummer tegen het einde van de set is ook niet zo onaardig. Maar het blijft wel ongelooflijk knullig om de hele ritmesectie uit een kastje te zien/horen komen, ronduit potsierlijk wordt het met een Spaanstalige Sting-cover en het pseudo-politieke engagement ('geen mens is illegaal!') eromheen. Natuurlijk springt hyperactieve roedelleider Kachafaz na afloop al highfivend het scanderende publiek in. Genoeg gefeest nu. (Robin Oostrum)

Other Lives is nog steeds groeiende
Van de drie albums die Other Lives inmiddels uitbracht mogen we de laatste twee gerust een succes noemen. Tamer Animals (2013) was de plaat van de rijk georkestreerde liedjes met zanger/multi-instrumentalist Jesse Tabish als dirigent en middelpunt, bij uitstek geschikt voor een zondagmiddag op de bank met een koptelefoon. Het eerder dit jaar verschenen Rituals kreeg met dank aan Atoms For Peace-producer Joey Waronker een wat dynamischer geluid, maar nog altijd geldt: koptelefoonmuziek die de nodige concentratie van de luisteraar vereist. Zonder koptelefonen maar mét het volume op standje twaalf - niet eerder stond het geluid deze Down The Rabbit Hole zo luid - blijft het vijftal uit Oklahoma vanmiddag in de Teddy Widder uitstekend overeind.

Dat was in het verleden wel eens anders, waar al die subtiele instrumentatie geregeld verloren ging in een brei van geluid. Nu we al die instrumenten kunnen onderscheiden horen we ook goed hoe eigenwijs de Amerikanen hun folk eigenlijk componeren: de wat doorsnee koortjes van 'English Summer' worden voorzien van een zwerm aan piano- en blaaspartijen, het bombastische '2 Pyramids' krijgt door de tegendraadse drums een opvallende Radiohead-feel. Over tegendraadse drums gesproken: tijd om het telraam erbij te pakken. Op zo'n 12/8-maat als in 'Dark Horse' is nog wel mee te bewegen, een stuk lastiger wordt het bij 'As I Lay My Head Down', dat speels tussen 5/8 en 6/8 schakelt en er tussendoor enkele driekwartsmaten uitstrooit. Met een drietal dromerige nummers van de vorige plaat voorkomt Other Lives dat het ongrijpbaar wordt, maar heel toegankelijk wordt het nooit. Tel daar de monotone zang van Jesse bij op en je begrijpt wel dat een (groot) deel van het publiek halverwege het optreden de zon weer opzoekt. De blijvers zien een band in de groei die nog één sterke plaat verwijdert lijkt van een echte doorbraak. Dan mag die uit de toon vallende Nirvana-cover ('Something in the Way') trouwens wel van de setlist. (Robin Oostrum)

Ghostpoet is een bumpy rit door nachtelijk Londen

Dit jaar verscheen Shedding Skin, de eerste plaat die Ghostpoet met zijn tourband heeft opgenomen. Voorheen was Obaro Ejimewe wat meer van de met beleid geplaatste beats waarbij z’n poetische praatzang met teksten over het Londense leven de boventoon voerden. Op Down The Rabbit Hole laat Ghostpoet meteen zijn recentere sound horen. Dan is hij opeens onderdeel van een best stevige band waar een Radiohead-gitaartje droef kan afbuigen. Of leunt hij tegen The Slow Show (een band uit The National-contreien) aan, wat ook past bij het donkere stemgeluid van de Engelsman. Ejimewe en zijn bandleden zijn stemmig zwartgekleed met vier rechthoekige schermen achter zich die de sfeer completeren. De muziek van Ghostpoet heeft altijd een zware onderlaag waarboven een gitaar dwarrelend kan galmen. Natuurlijk komt de zangerige hiphopkant ook sterk naar voren. Een sterke versie van 'Survive It’ zit al voor in de set. Op de triphopmomenten krijgt zijn enige vrouwelijke bandlid (achter de synths) haar zangmoment. Halverwege zakt het even in. Dan wordt duidelijk dat het songmateriaal soms wat pakkender en onderscheidender kan zijn. Ejimewe zelf lijkt juist steeds meer in het optreden te komen. Zijn serieuze wat-mot-je-van-me-houding wordt losser en beweeglijker. Het is te begrijpen dat hij z’n plaat met dit gezelschap wilde opnemen. Deze band klinkt als een broeirige rit door nachtelijk Londen. (Norbert Pek)

Eigenzinnige, geniale en warrige Andrew Bird wint met viool, fluit en dopplereffect
Multi-instrumentalist Andrew Bird komt op, vergezeld van alleen een viool. Even later begint hij te fluiten. Dan arriveren zijn gitaar, bassist en drummer. Ook een glockenspiel behoort tot het instrumentarium en dan is er nog een fabuleuze speaker met twee, op oude grammofoonspeakers lijkende, roterende hoorns. Daar stuurt Bird bijvoorbeeld zijn vioolspel doorheen, waarna je - dankzij de microfoon ervoor - een soort zoevend helikoptergeluid (of dopplereffect) krijgt. Ok, tot zover de instrumentale dierentuin, waar gaat dit allegaartje naartoe? Bird is een onwaarschijnlijk veelzijdige en productieve man, met minstens twaalf studio-albums en talloze EP's, samenwerkingen en live-albums op zijn naam. Repertoirekeuze genoeg dus en hoewel hij niks van het dit jaar verschenen Echolocations: Canyon speelt, komen er wel nieuwe nummers voorbij.

Bird is ook een melancholicus, die soms jazzy of klassiekgetinte maar vooral folkmuziek maakt. Stemmig en zwierig, vooral dankzij hoofdingrediënt viool (hij speelt al vanaf zijn vierde), die hij met strijkstok, fingerpicking en drumstok bespeelt. Dan zijn daar nog de mogelijkheden van effecten/pedalen en elektronica en al met al is het maar goed dat hij een steady ritmesectie bij zich heeft. Die bassist levert niet alleen een fraaie tweede stem, maar houdt 'm ook bij de les (als hij aan het verkeerde nummer begint). We krijgen veel tempo-, stijl- en instrumentwisselingen en toch blijft Andrew Bird interessant. Seasick Steve ziet vanaf de eerste rij dat het verdomd goed is, ook die meeslepende folksong 'Three White Horses' en het bijna Beatlesque afsluitende oudje van 'Tables and Chairs' van The Mysterious Production of Eggs (2005). Een exemplarisch nummer, dat Bird even stillegt als hij de tekst kwijt is ('Wait, how do I finish this chorus') maar dat in volle gang behoort tot het beste van de set. Andrew Bird is een eigenzinnige, evenzeer geniale en warrige, muzikant, die vandaag aardig wat zieltjes wint. (Ingmar Griffioen)

Grillig Young Fathers luidt de oorlogstrom
De drie Schotse jongemannen in de Fuzzy Lop vanmiddag noemen zichzelf Young Fathers. Hun debuutalbum Dead stond vol zelfverzekerde, gruizige, non-conformistische hiphop, ze wonnen er de prestigieuze Mercury Prize mee. Op tweede album White Men Are Black Men Too voegen ze ook wat krautrock toe aan de eclectische mix, maar wordt er aan power helaas iets ingeleverd. Vandaag in de Fuzzy Lop is die kracht echter helemaal terug. Het trio wordt bijgestaan door een percussionist die er een flink showtje van maakt met zijn dramatische bewegingen, maar dat is niet genoeg om de schijnwerpers van de drie frontmannen te stelen. Die gooien zich er vol in, met bijna manische dansmoves, punkachtige oerschreeuwen en het zweet op het voorhoofd. Het geluid is wel een beetje modderig, deels vanwege een stijlkeuze. Daardoor hoor je af en toe eigenlijk alleen maar beats en vocalen met daartussen een hoop ondefinieerbaar geluid, terwijl de platen behalve gruis juist ook een hoop nuance hebben. Die oorlogstrombeats blijven echter staan als een huis, en in combinatie met af en toe een r&b-melodie komt het publiek al snel in beweging. Heel zelden wordt er een stukje driestemmig gezongen, maar Young Fathers laat het nooit te mooi of lief worden – rauw moet het blijven, en een beetje moeilijk. Dat werkt perfect samen met hun grillige, krachtige performance die zweeft tussen agressief, afstandelijk, sexy en soms waanzinnig. (Cécile van Wijnsberge) 

Springen als een konijn bij verrassend Jungle By Night
De sfeer zit er al goed in voordat de show van funky Amsterdamse afrobeathelden Jungle By Night begint: de dan nog halfgevulde tent zingt mee met Toto’s ‘Africa’. 'Wij kunnen niet zingen,' kondigt Jungle By Night meteen aan. Maar de sfeer wordt alleen maar beter als Jungle By Night begint met het opzwepende ‘Empire’, openingsnummer van de laatste plaat The Hunt, en het swingende ‘Marsvin’ van hun debuutplaat Hidden. De Amsterdammers zijn de afgelopen paar jaar alleen maar beter geworden. Vanmiddag valt vooral op hoe goed bassist Peter Peskens in de groove zit. Als een volleerd MC zweept trombonist Ko Zandvliet het publiek op, dat al snel alles doet wat hij wil. Zelfs springen als een konijn is niet te veel gevraagd (misschien werkt het aanstekelijk dat de band na meer dan vijf jaar oefening zelf ook nog altijd behoorlijk blank danst). 

Halverwege speelt Jungle By Night twee nieuwe songs. Op het rustige ‘Pangea’ horen we de band in nog niet eerder verkend territorium: een dromerige synth is leidend en de sfeer blijft gedurende het hele nummer bedwelmend. ‘El Miraglo’, foutief Spaans voor ‘het wonder’, is weer veel lichter van toon en gebaseerd op cumbia (Colombiaanse slavenmuziek). Het feestje is weer aan, zeker als we ook nog gymnastiekoefeningen krijgen. De setlist bestaat vooral uit nummers van de sterkere en spannender tweede plaat. Met de twee nieuwe songs weten ze wederom te verrassen: Zuid-Amerikaanse vibes én een echt luisternummer. De razendsnelle ontwikkeling van het nog altijd piepjonge Jungle By Night lijkt nog lang niet tot stilstand te komen. (Sjoerd Huismans)

Max Richters vrijzinnige neo-klassieke mis als welkome catharsis
De Duits-Britse componist Max Richter, voorloper in de (herontdekking van de) neo-klassieke muziek, blijkt als opener van de zondag in de Teddy Widder perfect op zijn plek. Down The Rabbit Hole is even na het middaguur opvallend stil. Een klein deel van het publiek zit op de grond, sommigen geven zich over aan ochtendyoga en het is zoeken naar zitruimte op de tentvloer. Richter is klassiek opgeleid en bekend van vele filmsoundtracks, samenwerkingen en projecten als de bewerking van Vivaldi's 'The Four Seasons'. Vandaag staat hij achter de toetsen en heeft strijkkwintet tot zijn beschikking, plus een vrouw die teksten voordraagt.

Modern klassieke muziek heeft steeds meer een plaats gevonden op de festivals, denk aan Steve Reich op Lowlands, Simeon ten Holt/Nils Frahm op 5 Days Off, Olafur Arnalds op Le Guess Who? We zijn niet zo cynisch om aan klassieke subsidiepotjes te denken, het werkt enorm goed (niet alleen op de zondagochtend). En er is simpelweg behoefte aan bezinning, verdieping en aan een catharsis van een uur. Om 13.00 uur galmt het 'kerkorgel' door de tent, vergezeld van een zware drone. We zitten bij een vrijzinnige dienst, zoveel is duidelijk. Voorin is de overgave bijna compleet, indrukwekkend en respectvol. Het continue geroezemoes van achterin is als een extra instrumentale laag, bijna surrealistisch. Zonde maar evenzeer realiteit als het drinken van bier in plastic helaas.

Het zevental brengt werken van albums als The Blue Notebook en Infra en komt na een ovationeel applaus nog eens terug. Er blijkt onverwacht tijd over en dus spelen ze, het van soundtracks als Stranger Than Fiction bekende, 'On the Nature of Daylight' nogmaals. Een stukje herhaling in de mis kan geen kwaad, weet de prediker. (Ingmar Griffioen)

BØRNS is een opbeurende popster in wording
BØRNS weet het zelf ook even niet: “Hello I’m BØRNS… WE’RE BØRNS,” herstelt hij zich snel. De naam - ook nog eens uitgesproken als gewoon Borns - slaat tegenwoordig op de hele band en niet meer alleen op Garrett Borns zelf. Lekker verwarrend, maar wat wel vaststaat is dat hij al twee hits scoorde met een mix van zomerse Californische pop, glamrock en electropop. Een soort kruising tussen MGMT, Foster The People en een scheut T. Rex (of zo u wil onze eigen Jett Rebel). Bovendien was BØRNS een van de buzzacts op SXSW. Even lijkt hij een iggypopje te doen als hij de halflege Fuzzy Lop meteen het prettig lome ’10,000 Emerald Pools’ voorschotelt, een van zijn bekendste songs tot nu toe.

Twaalf uur is vroeg, maar de festivalgangers die slaapzak zijn uitgerold krijgen er een opbeurend openingsconcert voor terug. En de uitstekende hoge stem van Garrett Borns, die hij ook inzet voor een cover van jaren zestig-klassieker ‘It’s My Party’ van Lesley Gore. Hij speelt hem in z’n eentje op een heerlijk jangly klinkende Stratocaster. Zijn eigen grootste hit ‘Electric Love’ wordt toch nog helemaal tot op het laatst bewaard, wanneer zich al een flinke meute dansende meisjes voor het podium heeft verzameld. Van BØRNS gaan we nog veel horen. (Sjoerd Huismans)