Broeder Dieleman: “Ik zou graag het voorprogramma van Typhoon willen doen”

“Mijn muziek is onderdeel van mijn dagelijks leven geworden”

Atze de Vrieze ,

Als jonge jongen draaide Tonnie Dieleman de platen van Bonnie Prince Billy grijs. Als dertiger is hij nog steeds onder de indruk van alles wat de Amerikaan maakt. Het is dan ook een groot persoonlijk succes dat Dieleman de zanger overhaalde voor een tour langs zes Nederlandse kerkjes, met hemzelf als voorprogramma. Hij kon zich geen betere manier bedenken om zijn nieuwe album Gloria te dopen. 3voor12 treft Broeder Dieleman bij de Doopsgezinde kerk in Utrecht.

Fuck de haters
Bij de kaartverkoop voor Bonnie Prince Billy in Middelburg kwam een man helemaal van Texel. Ja, je moest er ouderwets moeite voor doen. Een kaartje kopen via internet zat er niet in, je moest in de rij, om een papieren toegangsbewijs te bemachtigen. Er was ook nog eens alleen gezocht naar kerkjes waar niet meer dan honderd mensen in pasten. Er was een probleem met die man van Texel: hij kwam pas een half uur nadat de kaartverkoop begon aan op het afgesproken punt, waar Tonnie ‘Broeder’ Dieleman hoogstpersoonlijk achter de kassa stond. "'Op?’, zei hij, ‘Godverdomme!’' Ik zei: sorry, er lagen hier mensen om half zeven in de rij, het is heel snel gegaan. ‘Bullshit’, tierde de man, ‘ik ben helemaal naar Middelburg gekomen omdat ik hier de meeste kans zou hebben.’ Ik kan er niets aan doen, zei ik, waarop hij wegfietste en ‘klootzak’ riep. Ik kon het niet laten en riep hem na dat ik blij was dat hij geen kaartje bemachtigd had. Hij stak zijn middelvinger op. Daar stond ik dan, met mijn dochter aan mijn hand. ‘Ach ja pap’, zei ze. ‘Fuck de haters.’"
 
Fuck de haters. Het is een gevleugelde uitspraak in huize Dieleman, al twijfelde vader Tonnie eerst nog of dat nou wel zo’n goed idee was. “Maar ach, ik kon eerlijk gezegd geen goede reden verzinnen waarom ze dat niet mogen zeggen. Ze zijn intelligent en taalbewust genoeg om te weten wanneer ze zoiets wel of niet kunnen gebruiken. Ik denk dat een kind sowieso niets leert van verbieden. En bovendien: het is waar. Ik kom vaak genoeg mensen tegen die mijn muziek helemaal niets vinden, die het gewoon niet trekken. Ik ben daardoor gefascineerd. Wat zorgt ervoor dat mensen afkeer hebben van muziek, of desinteresse. Maar ook: wat zorgt ervoor dat mensen luisteren? Ik ben er achter gekomen: als mensen muziek niet mooi vinden, zegt dat eigenlijk altijd wat over henzelf. Mijn kinderen zeggen vaak genoeg dat ik niet zo mooi kan zingen. Een beetje om te pesten natuurlijk, want ze zijn hartstikke trots. Ik zeg dan: stel je voor dat ik me er iets van aan zou trekken dat jij er iets van zegt. 'Oh Lieve, als jij het niet mooi vindt, dan moet ik er maar mee stoppen.' Dan zou ik stoppen met datgene wat ik het allerliefste doe in dit leven. Ik dacht het niet.”
Strijd hoort erbij
Een rijbewijs heeft Tonnie Dieleman niet, maar de afgelopen twee jaar speelde hij overal in Nederland. Gewoon met de trein, en slapen bij vrienden. Het is niet alleen de goedkoopste manier, maar ook de beste manier om met mensen contact te komen. Want dat is uiteindelijk misschien wel het hoogste doel. “Nadat Alles Is IJdelheid uitkwam heb ik veel nagedacht over mijn muziek. Wat heb ik nu eigenlijk gemaakt? En wat zegt dat over mij? Ben ik een popmuzikant? Zou ik de kant van Blaudzun op moeten? Als ik zou werken als hij zou ik een soort Swans worden, denk ik. Ik heb ook met Herrek gespeeld, dat was dan weer keihard. Ik heb er nog niet echt een antwoord op, maar een ding weet ik wel: mijn muziek zorgt voor gesprek. Het is onderdeel geworden van mijn dagelijks leven. Ik gebruik het om interactie te hebben met de wereld, en dat vind ik heel erg leuk.”
 
Zo weet Broeder Dieleman opvallend goed wat de laatste ontwikkelingen zijn in de gereformeerd vrijgemaakte kerk, een gemeenschap die hij al jaren geleden verliet maar die hij maar niet los kan laten. Er wordt tegenwoordig gesproken over vrouwen in het ambt, weet hij uit gesprekken. Die plaat van twee jaar geleden voelde als een soort verwerkingsplaat. Verwerking van persoonlijk leed - de dood van zijn moeder, al tien jaar geleden - maar ook die van de gereformeerde opvoeding van zijn jeugd. Het was maar schijn, want het tweede album Gloria gaat alleen maar verder op zoek naar de wortels van het geloof. Neem een nummer als Aalscholvers, waarin zijn favoriete type christen weer opduikt - de mannenbroeders, ambtsdragers in de gemeente. De mannen die op de eerste rij zitten tijdens de dienst en die het gesprek aan gaan als een gelovige dreigt af te vallen. In Aalscholvers hoor je de worsteling van de voorgangers, hun twijfel, de impact van de buitenwereld (die verschrikkelijk tekeer gaat). “De strijd hoort erbij. Strijd is niet per se zwakte, het geeft ook kracht. Je gaat de kwade machten niet uit de weg.”
Tonnie Prince Billy
Die aalscholvers zijn geen toeval. Het stikt in de liedjes van Broeder Dieleman van de vogels. Witte reigers, pelikanen, alle ‘veugels’ van de zee begeleiden zijn moeder naar ‘de andere kant’ in Zilverspa. Duuzend Veugels vliegen in zijn droom. Op zijn nieuwe album zingt hij zoals gezegd over de aalscholvers, en vergelijkt hij zichzelf met een kauwtje. “Die zwarte vogels, die nog steeds voor afkeer zorgen bij mensen. Ik weet niet waarom dat is. In het begin van Aalscholvers hoor je ook nog een vogel, dat gebeurde live toen we gingen opnemen. Het is de alarmroep van een merel. Wat dat is met mij en vogels? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Staat het ergens voor? Het zal haast wel. Maar misschien zijn ze er wel gewoon toevallig steeds. Vogels zijn overal. De aalscholver is wel een beeld. Die beesten bidden hun vleugels droog, dat is bidden zonder denken, een banale bezigheid.”
 
Tonnie Dieleman heeft een verrassend ontwapenende manier gevonden om het gereformeerde erfgoed van Nederland te ontsluiten in zijn muziek. Een erfgoed dat volgens hem veel te gemakkelijk overboord gegooid wordt. Hij duikt vol in de zware materie, zingt rustig dat hij in Het Leger Van De Heer dient, en over het dolende Klein Zieltje. Hij doet het ook in de kerk, die avond. Het is de tweede van zijn serie met Will Oldham alias Bonnie Prince Billy, misschien wel zijn grootste muzikale held. Ooit, lang geleden, schreef hij hem als fan een briefkaart (hij kreeg antwoord), nu vormen ze een week lang samen ‘Tonnie Prince Billy’. Een dag eerder stonden Will Oldham en Emmett Kelly bij hem voor de deur in Middelburg. “Ze hebben koffie bij me gedronken. Vanmorgen zijn we naar hier gereden. De toeristische route langs de Deltawerken; daardoor hebben we een kettingbotsing met 150 auto’s gemist. Will was nog nooit in Zeeland geweest, maar hij had een gids gekocht en wist er van alles over. Echt een heel intelligente man, heel ‘dagelijks’ ook. Alles wat hij zegt is to the point. Gisteren was de eerste show. Ik vond het erg goed. Ik denk niet dat iemand in Nederland zo goed is als hij. De manier waarop hij een song kan brengen, fysiek, dat is echt heel bijzonder.”
 
Het is net naaktzwemmen in de zee
Dat is precies wat die intieme shows in al die Nederlandse kerkjes zo bijzonder maakt. Ademloos wordt geluisterd naar de twee gitaristen - Oldham en Kelly - die veel nieuw werk spelen en hun set afsluiten met een R Kelly cover. Tijdens hun toegift - The Letting Go - lopen de twee helemaal de kerk door, en je weet niet of je nu afgeschrikt of aangetrokken moet worden door die vreemde kale man met die baard, die oorringetjes en die stem die wankelt tussen trefzekerheid en twijfel. Zo imponerend is Broeder Dieleman niet, maar hij geeft zich wel bloot, bijvoorbeeld door veel a capella te zingen. “Het is fijn om onversterkt te zingen. Er zit niks tussen, het geluid komt direct terug. Het is net naaktzwemmen in de zee. Dat heb ik van de week ook nog gedaan trouwens, piemelnaakt.”
 
Zo begint zich langzaam een rode draad af te tekenen in de benadering van Broeder Dieleman. Door zich kwetsbaar en open op te stellen, nodigt hij zijn publiek uit dat ook te doen. En hij stelt vragen, voortdurend. Dat klinkt normaal, maar dat is het zeker niet voor geïnterviewden. Voor Broeder Dieleman is de wedervraag misschien wel het meest legitieme antwoord. Hij is benieuwd naar de achtergrond van mensen die hij ontmoet, onthoudt rustig twee jaar later uit welke kerkgemeenschap jij afkomstig bent, en weet precies wie wat over zijn muziek gezegd heeft. “Peter Bruyn bijvoorbeeld interviewde mij laatst. Ik wist dat hij mijn muziek helemaal niets vond. Dodelijk saai vond hij het. Het was een interessant gesprek, sympathieke man, brave man.” Wat denk Dieleman, komt Peter Bruyn in de hemel? “Jawel, ik denk het wel”, zegt hij. Ook al is die Bruyn een oude communist? “Dan wil hij niet eens in de hemel komen. Hij heeft trouwens wel een bedrijfsplan hoe hij zijn stukken moet verkopen, dus hij is wel van de vrije markt.”
 
Ergens in hem zit nog het morele kompas dat de kerk hem ooit aanleerde, of in elk geval de overtuiging dat ‘goed’ en ‘kwaad’ bestaan, als een soort absolute machten. “ISIS? Het symbool van het kwaad, misschien zelfs wel veilig kwaad voor ons.” En waar de mannenbroeders met hun rotsvaste geloof hun wereldbeeld steeds moeten bijstellen naar de realiteit, doet de seculiere Broeder Dieleman dat op zijn eigen manier. De vorm, zo blijkt wel, is secundair. Het gaat om de zoektocht. “Heb je die plaat van Typhoon gehoord? Die begint met vogelgeluiden, een akoestische gitaar en de woorden ‘Oh God, geef mij kracht’. Krijgt hij daar vragen over? Ik word vaak in verband gebracht met andere singer-songwriters, maar ik heb eigenlijk meer met iemand als hij. Ik heb hem vaak zien optreden, en elke keer vond ik het te gek. Ik zou graag het voorprogramma van Typhoon willen doen, maar daar boekt niemand me voor.”