“Welnee joh, het is echt kinderspel. Iedere 18-jarige met een laptop kan het tegenwoordig. Je hebt programma’s als Ableton en Serrato, daarmee hoef je niet eens een koptelefoon op om te kunnen mixen. En echt, die hits van jou Giorgio, die wil iedereen horen, nog steeds.” Zo ongeveer moet het gegaan zijn toen Giorgio Moroder zijn scepsis uitte over de vraag of hij niet eens een dj-set moest doen. Hij, de meester van de disco in ruste, was door Daft Punk immers weer vol in de spotlights gezet, en de roep om zijn verschijning op de dansvloer was groter dan ooit.
Rondleiding dan maar?
Anderhalf jaar geleden debuteerde Giorgio Moroder op 73-jarige leeftijd als dj - toen nog met technische assistentie - bij een Red Bull Music Academy feestje in New York, zaterdagavond maakte hij zijn debuut op Nederlandse grond bij de eerste dansnacht in het nieuwe Doornroosje. En zo hoort het natuurlijk ook bij de opening van je nieuwe zaal: een gast van de buitencategorie, iemand die nergens anders staat. Niet makkelijk in de dance, waar dj’s zich een slag in de rondte draaien en waar exclusiviteit hooguit bestaat uit een paar maanden. Natuurlijk is Doornroosje maanden van tevoren uitverkocht voor de eerste Planet Rose.
Eerst maar eens een rondleiding dan? Het nieuwe poppodium ligt - anders dan het oude - bizar dicht bij het station. Zo dichtbij dat zelfs de weg naar Metropool in Hengelo en Tivoli/Vredenburg in Utrecht op een complete stadswandeling lijkt. Het is een modern gebouw, gemaakt voor popmuziek, zo goed geïsoleerd dat je in de hal enkel hoort welke plaat gedraaid wordt als de massieve deuren naar de zaal open gaan. Pluspunten zijn er voor de gratis garderobe en voor het feit dat Doornroosje geen muntjessysteem heeft ingesteld, minpunten voor het cafe buiten de zaal, dat de uitstraling heeft van een bejaardensoos, maar dan wel met een soort poëtische rock ’n roll spreuken op de muur: “Op de grens van slapen en waken draaide een springtouw rond.” En: “Dronken ijsklomp kon het volume niet verwerken.” De woest kauwende Nijmeegse jeugd is intussen al flink bezig de toiletten naast de grote zaal te ontheiligen (jeetje zeg), en dat moet met het hele gebouw natuurlijk nog gebeuren.
My name is Giovanni Giorgio
Maar het gaat natuurlijk om de zaal. Naar binnen dan maar, met een lichte huivering, want dat charmante oude krakershol aan de Groenewoudseweg is ‘hard to beat’. Al was iedereen het erover eens dat het buiten de sfeer echt niet meer kon. Het nieuwe Doornroosje is de laatste moderne popzaal in een nieuwbouwcyclus van de afgelopen twintig jaar, en het is alles dat we kennen van al die andere zalen. Een professionele, zwarte doos met een hoog plafond, een uitstekend geluidssysteem, en een aangenaam balkon. Niet heel onderscheidend, maar daar zorgen gelukkig doorgaans de Nijmeegse programmeurs wel voor. Om te beginnen dus bij deze avond, die zo’n beetje het meest gemêleerde publiek trekt dat je je maar kunt voorstellen; van jong uitgaanspubliek tot oude discofans, van hip tot doodnormaal. Het zegt veel over de status van Giorgio Moroder, koning van de dansvloer rond 1980, architect van vele 80s pophits op de rand van kitsch en camp, van invloed op zo’n beetje de hele housegeneratie.
Maar het gaat natuurlijk om de zaal. Naar binnen dan maar, met een lichte huivering, want dat charmante oude krakershol aan de Groenewoudseweg is ‘hard to beat’. Al was iedereen het erover eens dat het buiten de sfeer echt niet meer kon. Het nieuwe Doornroosje is de laatste moderne popzaal in een nieuwbouwcyclus van de afgelopen twintig jaar, en het is alles dat we kennen van al die andere zalen. Een professionele, zwarte doos met een hoog plafond, een uitstekend geluidssysteem, en een aangenaam balkon. Niet heel onderscheidend, maar daar zorgen gelukkig doorgaans de Nijmeegse programmeurs wel voor. Om te beginnen dus bij deze avond, die zo’n beetje het meest gemêleerde publiek trekt dat je je maar kunt voorstellen; van jong uitgaanspubliek tot oude discofans, van hip tot doodnormaal. Het zegt veel over de status van Giorgio Moroder, koning van de dansvloer rond 1980, architect van vele 80s pophits op de rand van kitsch en camp, van invloed op zo’n beetje de hele housegeneratie.
Helaas gaan zijn iconische eerste woorden verloren. “My name is Giovanni Giorgio, but you can call me Giorgio”, zegt de grijze Moroder in zijn microfoon, maar het is alleen te horen voor de monitortechnicus en voor de fans op de eerst rijen. Hij start Donna Summer’s Love To Love You in, maar dan wel een remix die in niets lijkt op de elegante slaapkamertrack die het ooit was. Moroder kijkt intussen vertwijfeld naar zijn scherm, krijgt even later hulp om zijn .mov-jes op het grote scherm achter hem te laten verschijnen. Eerst denk je nog dat hij helemaal niets doet, maar uit het feit dat zijn beats soms helemaal scheef lopen blijkt al snel dat hij wel degelijk zelf mixt.
Zwarte snor, gigantische zonnebril
Daar staat hij dan, Moroder, het grote studiogenie uit een vervlogen tijd. Het was een tijdperk waarin platen nog in zulke grote getalen over de toonbank gingen dat dance producers zich niet gedwongen voelden op te gaan treden en zelf artiest te worden. Niet dat Moroder alleen maar achter de schermen actief was, hij maakte immers genoeg soloplaten. En hij was een ster. Denk aan dat befaamde beeld van hem: een grote zwarte snor, een gigantische zonnebril, prachtige vrouw aan zijn arm. In niets lijkt hij daar meer op. Hier staat een gepensioneerde pizzabakker die zich plotseling in het lichaam van een superster-dj waant. Hij klapt in zijn handen als een volleerde Tiesto, grijnst als hij jonge mensen zijn hits ziet meezingen. Maestro Moroder straalt.
Zwarte snor, gigantische zonnebril
Daar staat hij dan, Moroder, het grote studiogenie uit een vervlogen tijd. Het was een tijdperk waarin platen nog in zulke grote getalen over de toonbank gingen dat dance producers zich niet gedwongen voelden op te gaan treden en zelf artiest te worden. Niet dat Moroder alleen maar achter de schermen actief was, hij maakte immers genoeg soloplaten. En hij was een ster. Denk aan dat befaamde beeld van hem: een grote zwarte snor, een gigantische zonnebril, prachtige vrouw aan zijn arm. In niets lijkt hij daar meer op. Hier staat een gepensioneerde pizzabakker die zich plotseling in het lichaam van een superster-dj waant. Hij klapt in zijn handen als een volleerde Tiesto, grijnst als hij jonge mensen zijn hits ziet meezingen. Maestro Moroder straalt.
Iemand moet hem verteld hebben dat Calvin Harris de Moroder van deze tijd is. Letterlijk iedere track is voorzien van een extra vol aangezette EDM kick, ook eigenlijk iedere keer dezelfde. Het eerste halfuur doet hij dat met al zijn eigen producties - van Flash Dance tot Top Gun tot Bad Girls - het tweede met hedendaagse producties van anderen die soms zo uniform klinken dat zelfs Shazam binnen een nummer drie keer mis gokt. Hij primeurt vanavond ook zijn kersverse remix van Lady Gaga & Tony Bennett, die maandag op Vevo te vinden moet zijn, en om eerlijk te zijn is dat geen pretje. Heel even horen we een flard van de oorspronkelijke Scarface soundtrack (Amy Holland’s She’s On Fire), maar ook daar blazen het stoomtreingesis en een hyperloop van het refrein alle charme weg. En dan is er natuurlijk nog Donna Summer’s I Feel Love, een nummer dat in zijn oorspronkelijke vorm nog altijd blaakt van perfectie. Als er in de pophistorie 1 dansvloernummer is dat de tand des tijds doorstaan heeft, dan is het deze. Maar helaas, ook die wordt vermalen door de meedogenloze kiezen van de nietszeggendheid.
Maestro Moroder straalt nog steeds. En ach, waarom ook niet. Voor hem hoefde het niet, al die jaren, en nu heeft ie er ogenschijnlijk lol in. Dit zal ie waarschijnlijk een jaartje doen, en dan zal iedereen geconcludeerd hebben dat die legendarisch succesvolle producer een legendarisch slechte dj met grootvaderlijke charme is.